Schriftelijke vragen : Het vernietigende advies van de Raad voor de rechtspraak over de wetsvoorstellen 2G en 3G op de werkvloer, dat vlak voor kerst, met vijf weken vertraging, aan de Kamer gestuurd werd
Vragen van de leden Omtzigt (Omtzigt) en Pouw-Verweij (JA21) aan de Minister-President en de ministers voor Rechtsbescherming en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het vernietigende advies van de Raad voor de rechtspraak over de wetsvoorstellen 2G en 3G op de werkvloer, dat vlak voor kerst, met vijf weken vertraging, aan de Kamer gestuurd werd (ingezonden 29 december 2021).
Vraag 1
            
Herinnert u zich dat u op 23 december jl. om 17.00 uur het advies van de Raad van
               de rechtspraak (Rvdr) over de wetsvoorstellen 2G en 3G op de werkvloer (Tijdelijke
               wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen (Kamerstuk 35 971) en Tijdelijke wet differentiatie coronatoegangsbewijzen (Kamerstuk 35 973)) aan de Kamer stuurde, in de wetenschap dat niemand het zou lezen en erover kon
               schrijven in de krant van 24 december jl. en dat op 27 december jl. niemand nog kijkt
               wat er op 23 december jl. verstuurd is?
            
Vraag 2
            
Heeft u kennisgenomen van de zeer fundamentele kritiek in het twaalf pagina’s tellende
               spoedadvies en dat u in de memorie van toelichting op beide wetsvoorstellen het advies
               slechts gedeeltelijk omschrijft en maar zeer summier ingaat op de kritiek van de Rvdr
               onder de kopjes «Gefragmenteerd karakter van wet- en regelgeving en (gedrags)adviezen
               van de overheid», «Maatschappelijke impact en gevolgen voor de rechtsstaat en toegang
               tot de rechter» en «Onduidelijkheid over noodzaak»?
            
Vraag 3
            
Heeft u kennisgenomen van de constatering van de Rvdr dat onduidelijk is wanneer de
               actuele epidemiologische en maatschappelijke omstandigheden een noodzaak creëren voor
               uitbreiding van de regelingen omtrent het coronatoegangsbewijs (CTB)? Erkent u dat
               hierdoor het vaststellen van subsidiariteit en proportionaliteit in principe onmogelijk
               wordt gemaakt?
            
Vraag 4
            
Heeft u kennisgenomen van de opmerking van de Rvdr onder het kopje «Onduidelijkheid
               over noodzaak» dat zij een stip aan de horizon mist, en vindt dat onvoldoende duidelijk
               is gemaakt wanneer er een einde komt aan de noodzakelijkheid en proportionaliteit
               van deze maatregelen?
            
Vraag 5
            
Heeft u kennisgenomen van de zeer cruciale zinsnede over het functioneren van het
               Outbreak Management Team (OMT) en het parlement, onder het kopje «Onduidelijkheid
               over noodzaak»: «De noodzaak en proportionaliteit worden in de memorie van toelichting
               nu in vrij algemene termen aangeduid, waarbij benadrukt wordt dat het inzetten van
               de bevoegdheden afhankelijk is van de adviezen van het OMT. Het is echter niet de
               taak van het OMT, maar van de wetgever om te toetsen aan grondrechten.»?
            
Vraag 6
            
Wilt u alsnog uitgebreid ingaan op de punten van kritiek genoemd in de vragen 2 tot
               en met 5?
            
Vraag 7
            
Heeft u de volgende twee belangrijke en kritische passages van het advies gelezen:
               «Gevolgen niet tonen CTB: doorbetaling loon, beëindiging dienstverband?» en «Ontslaggrond»?
            
Vraag 8
            
Waarom heeft u de kritiek in deze passages op het wetsvoorstel 3G op de werkvloer
               niet eens genoemd in de samenvatting van het advies in de memorie van toelichting,
               die u aan de Kamer gestuurd heeft? Waarom heeft u ervoor gekozen om niet op de kritiek
               te reageren, terwijl het hier toch gaat om een fundamenteel kritiekpunt op de wet,
               namelijk dat je mogelijk ontslagen kunt worden indien je geen CTB kunt tonen?
            
Vraag 9
            
Waarom heeft u de kritiek die in de punten «privacy» en «Onduidelijke strafbaarstellingen
               (artikel 68bis Wpg)' en minstens vijf andere punten niet eens genoemd in de samenvatting?
            
Vraag 10
            
Bent u bereid punt voor punt te reageren op de punten van kritiek van de Rvdr?
Vraag 11
            
Herinnert u zich dat u in de memorie van toelichting schreef: «De Raad voor de Rechtspraak
               (hierna: Raad) heeft laten weten dat hij niet binnen de door de regering gestelde
               korte termijn kan adviseren. Dit in het bijzonder gelet op artikel 95, eerste lid,
               tweede zin, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat zijn adviezen
               worden vastgesteld na overleg met de gerechten. De regering onderschrijft het belang
               van naleving van de genoemde bepaling en begrijpt het standpunt van de Raad ten volle.
               Na het verstrijken van de gestelde termijn heeft de Raad alsnog advies uitgebracht,
               waarbij de Raad het onderhavige voorstel en het voorstel voor de Tijdelijke wet verbreding
               inzet coronatoegangsbewijzen samen heeft beschouwd.»?
            
Vraag 12
            
Heeft u gelezen dat het advies van de Rvdr, dat op 17 november aan u gestuurd is,
               met de volgende passage begint: «Bij e-mail van 12 november 2021, verzocht u de Raad
               voor de rechtspraak (hierna: de «Raad») spoedadvies uit te brengen inzake de Tijdelijke
               wet uitbreiding coronatoegangsbewijzen (hierna: het «CTB-wetsvoorstel»). Bij e-mail
               van 15 november 2021 verzocht u tevens advies uit te brengen over het de Tijdelijke
               wet differentiatie coronatoegangsbewijzen (hierna: het «2G-wetsvoorstel»). Gelet op
               de zeer korte adviestermijn en de samenhang tussen beide wetsvoorstellen (hierna:
               de «Wetsvoorstellen»), is in overleg met uw departement afgesproken om over beide
               wetsvoorstellen advies uit te brengen in één wetgevingsadvies.»?
            
Vraag 13
            
Klopt het dat de Rvdr dus binnen 48 uur een wetgevingsadvies heeft uitgebracht en
               daarmee nog niet voldeed aan de gestelde termijn? Hoe lang was de termijn die de Rvdr
               kreeg voor dit advies over een ingrijpend wetsvoorstel? Was dat een redelijke termijn?
            
Vraag 14
            
Bent u op de hoogte van artikel 95 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat
               stelt: «De Raad heeft tot taak regering en Staten-Generaal te adviseren omtrent algemeen
               verbindende voorschriften en te voeren beleid van het Rijk op het terrein van de rechtspleging.
               De adviezen van de Raad worden vastgesteld na overleg met de gerechten.»?
            
Vraag 15
            
Deelt u de mening van de Rvdr, dat dit advies is ex artikel 95 van de Wet op de rechterlijke
               organisatie, aangezien de Rvdr het op de pagina voor wetgevingsadviezen die ex artikel
               95 zijn uitgebracht, heeft gepubliceerd?1
Vraag 16
            
Hebben alle ministers die deelnamen aan de ministerraad kennis kunnen nemen van het
               oorspronkelijke wetgevingsadvies van de Rvdr voordat zij op 19 november jl. delibereerden
               over dit wetsvoorstel en besloten dat zij de Ministeriele Commissie COVID-19 (MCC)
               machtigden om de wetsvoorstellen in te dienen bij de Staten-Generaal? Zo ja, op welke
               wijze? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 17
            
Indien de ministers het advies niet gekregen hebben voor de discussie in de ministerraad,
               wat is dan het nut van het vragen van een advies aan de Rvdr, als je het advies verborgen
               houdt voor collegaministers en essentiële punten weglaat uit de memorie van toelichting?
            
Vraag 18
            
Waarom is het advies niet bij of vlak na indiening van de wetsvoorstellen aan de Staten-Generaal
               gestuurd, maar pas eind december, terwijl de coalitiepartijen even de neiging hadden
               om het wetsvoorstel in de eerste twee weken van december door de Kamer te duwen?
            
Vraag 19
            
Op welke wijze zijn er binnen de Europese Unie (EU) of bilateraal overleggen geweest
               over de wetten over 2G en 3G op de werkvloer? Kunt u uw antwoord toelichten?
            
Vraag 20
            
Zijn er afspraken gemaakt binnen de EU of bilateraal om dit soort wetsvoorstellen
               voor te leggen dan wel in te voeren?
            
Vraag 21
            
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk en voor 3 januari 2022 beantwoorden, zodat de
               antwoorden meegenomen kunnen worden bij de inbreng van het nader verslag op 5 januari
               2022? Realiseert u zich dat u dit overwerk op uw eigen hals gehaald heeft door het
               advies achter te houden?
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid - 
              
                  Mede ondertekenaar
N.J.F. Pouw-Verweij, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.