Schriftelijke vragen : De juridische basis waarmee gemeentes gedwongen worden asielzoekers op te vangen
Vragen van het lid Omtzigt (Omtzigt) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie en Veiligheid en de Minister-President over de juridische basis waarmee gemeentes gedwongen worden asielzoekers op te vangen (ingezonden 21 december 2021).
Vraag 1
            
Herinnert u zich dat u op 12 december jl. een brief aan de Kamer heeft geschreven
               waarin u aankondigt «aanwijzingen te geven aan de gemeenten Enschede, Gorinchem en
               de regio Rotterdam» voor de acute noodopvang van asielzoekers in noodopvanglocaties?
            
Vraag 2
            
Hebben de aanwijzingsbrieven die vervolgens naar de betrokken autoriteiten zijn gegaan
               enig (publiekrechtelijk) rechtsgevolg?
            
Vraag 3
            
Indien sprake is van een rechtsgevolg dat aan deze brief is verbonden, kunt u dan
               aangeven uit welke juridische grondslag dat rechtsgevolg voortvloeit?
            
Vraag 4
            
Indien sprake is van een rechtsgevolg dat aan deze brief is verbonden, kunt u dan
               aangeven waarom die aanwijzingsbevoegdheid dan niet in alle brieven aan de betrokken
               autoriteiten is vermeld?
            
Vraag 5
            
Indien sprake is van een rechtsgevolg dat aan deze brief is verbonden, kunt u dan
               aangeven op welke wijze de betrokken bestuursorganen bezwaar of beroep kunnen aantekenen
               dan wel anderszins formeel in verzet kunnen komen?
            
Vraag 6
            
Indien artikel 31 Huisvestingswet de (beoogde) grondslag van de aanwijzingsbevoegdheid
               is kunt u dan aangeven waarom dat niet vermeld wordt en waarom de aanwijzingsbrieven
               dan niet (alleen) aan de college van burgemeester en wethouders gericht zijn, de formele
               adressant van de aanwijzingsbevoegdheid uit artikel 31 Huisvestingswet en voorts wanneer
               de door artikel 31 lid 1 voorgeschreven ministeriele regeling is vastgesteld en gepubliceerd?
            
Vraag 7
            
Indien er (nog) geen rechtsgevolg is verbonden aan de aanwijzingsbrieven die u op
               of rond 12,13 en 14 december aan de autoriteiten heeft verstuurd, hoe waardeert u
               dan het gebruik van het woord «aanwijzing» als het dus geen aanwijzing is?
            
Vraag 8
            
Bent u van mening dat het suggereren van aanwijzingsbevoegdheden bijdraagt aan het
               benodigde vertrouwen in de interbestuurlijke relaties en de oplossing van het huisvestingsvraagstuk
               van zowel de asielzoekers als de statushouders? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom doet
               u dat dan toch?
            
Vraag 9
            
Is deze gang van zaken een voorbeeld van wat in het regeerakkoord staat (Wanneer het
               algemeen belang dit noodzakelijk maakt, zal het kabinet, met inachtneming van de lokale
               autonomie en passende waarborgen, gebruik maken van de mogelijkheid een aanwijzing
               te geven aan de medeoverheden)? Kunt u, «de Minister-President die tevens formateur
               is», nader duiden wat beoogd is met die zin in het regeerakkoord?
            
Vraag 10
            
Hoeveel grondwettelijke ruimte ziet u überhaupt voor positief toezicht in de autonome
               sfeer van het gemeentebestuur?
            
Vraag 11
            
Kunt u alle interne en externe juridische en bestuurlijke adviezen over de gekozen
               wijze en juridische basis aan de Kamer doen toekomen?
            
Vraag 12
            
Kunt u de beslisnota c.q. beslisnota’s, die bij dit besluit hoort om gemeentes te
               dwingen, aan de Kamer doen toekomen, conform de belofte van de brief over «ongekend
               onrecht» waarin beloofd was deze beslisnota’s openbaar te maken?
            
Vraag 13
            
Op welke wijze gaat u borgen dat de besluitvorming en aanwijzing wel op ordentelijke
               wijze zal geschieden indien verdere opvang noodzakelijk is?
            
Vraag 14
            
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.