Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vestering over de vernieuwde toelating van het hormoonverstorende landbouwgif cypermethrin die wordt besproken tijdens de vergadering van het SCoPAFF van 21 en 22 oktober
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vernieuwde toelating van het hormoonverstorende landbouwgif cypermethrin die wordt besproken tijdens de vergadering van het SCoPAFF van 21 en 22 oktober (ingezonden 21 oktober 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 13 december
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 476.
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat volgens de Europese wetgeving alleen landbouwgiffen op de markt
toegelaten mogen worden waarvan vaststaat dat ze geen hormoonverstorende eigenschappen
hebben?1
Antwoord 1
Verordening (EG) 1107/2009 bevat regels voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen.
Hierbij is het uitgangspunt dat werkzame stoffen alleen worden goedgekeurd en gewasbeschermingsmiddelen
alleen worden toegelaten als uit de Europees geharmoniseerde beoordeling blijkt dat
deze geen onaanvaardbare risico’s hebben voor mens, dier en milieu. Deze beoordeling
omvat ook het toepassen van de criteria voor het vaststellen van hormoonontregelende
eigenschappen van werkzame stoffen. Deze zijn sinds 20 oktober 2018 aangepast. Er
gelden sindsdien wetenschappelijke criteria voor het vaststellen van hormoonontregelende
eigenschappen van werkzame stoffen.
Werkzame stoffen die hormoontontregelende eigenschappen hebben worden op grond van
deze verordening niet goedgekeurd, tenzij er sprake is van verwaarloosbare blootstelling
of van een niet op een andere manier te bestrijden fytosanitair gevaar. Er kan alleen
van deze zogenaamde derogatiemogelijkheden gebruik worden gemaakt als uit de risicobeoordeling
blijkt dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op basis van dergelijke stoffen
veilig is voor mens, dier en milieu. Tot op heden zijn geen werkzame stoffen goedgekeurd
op basis van deze derogatiemogelijkheden.
Vraag 2
Waarom stelt u in uw brief over de Europese vergadering van het Standing Committee
on Plants, Animals, Food and Feed (SCoPAFF) van 21 en 22 oktober dat volgens de beschikbare
informatie het landbouwgif cypermethrin niet hormoonverstorend is? Op welke wetenschappelijke
studies baseert u dat?2
Antwoord 2
Ik heb in deze brief aangegeven dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat de
werkzame stof cypermethrin hormoonontregelende eigenschappen heeft.
EFSA concludeert in haar beoordeling dat de stof op de onderdelen waar de beoordeling
kon worden afgerond geen hormoonverstorende eigenschappen heeft, maar dat onvoldoende
data beschikbaar is om een conclusie op alle onderdelen te kunnen trekken op basis
van de in 2018 vastgestelde wetenschappelijke criteria. Hiervoor zijn meer studies
noodzakelijk. Omdat de beschikbare wetenschappelijke gegevens geen aanwijzingen laten
zien voor een hormoonverstorende werking en de wetenschappelijk criteria tijdens het
beoordelingsproces zijn veranderd stelt de EC, op basis van artikel 6 van de gewasbeschermingsverordening,
dat de goedkeuring van cypermethrin kan worden hernieuwd maar dat de ontbrekende wetenschappelijke
informatie binnen 2 jaar moet worden aangeleverd. Deze wetenschappelijke informatie
wordt vervolgens onafhankelijk beoordeeld door de rapporterende lidstaat en EFSA.
Het Ctgb adviseert mij positief op dit voorstel aangezien de beschikbare en beoordeelde
wetenschappelijke informatie geen hormoonverstorende eigenschappen laten zien. Op
basis van de huidige informatie is het dan ook niet de verwachting dat cypermethrin
dergelijke hormoonverstorende eigenschappen heeft.
Aangezien het dossier voor het hernieuwen van de goedkeuring van de werkzame stof
cypermethrin is ingediend, voordat de nieuwe wetenschappelijke criteria zijn vastgesteld,
dient de aanvrager binnen 2 jaar aanvullende informatie te leveren om te voldoen aan
de in 2018 gewijzigde datavereisten. Deze wetenschappelijke informatie wordt vervolgens
onafhankelijk beoordeeld door de rapporterende lidstaat en EFSA.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat het Joint Research Centre van de Europese Unie op basis van
het toelatingsdossier al in 2016 concludeerde dat de insectenverdelger cypermethrin
wel degelijk een hormoonverstorende stof is?
Antwoord 3
Nee. Het Joint Research Centre heeft in 2016 in opdracht van de Europese Commissie
een methodiek ontwikkeld om een «impact assessment» te kunnen uitvoeren voor de verschillende
opties om de criteria voor hormoonontregelende eigenschappen te kunnen vaststellen3. Vervolgens heeft een externe organisatie op basis van deze methodiek een «impact
assessment» uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie. Het rapport met daarin
de resultaten daarvan bevat een overzicht met daarin werkzame stoffen die mogelijk
hormoonontregelend zouden kunnen zijn onder de verschillende opties en op basis van
de data die destijds beschikbaar was. Eén van deze stoffen is cypermethrin. Zo’n «impact
assessment» is niet hetzelfde als een beoordeling van de risico’s van werkzame stoffen
op basis van Verordening (EG) 1107/2009, zoals ook wordt aangegeven in het rapport
zelf4.
De beoordeling van de werkzame stof cypermethrin op basis van de verordening is inmiddels
uitgevoerd. De uitkomst, daarvan voor het aspect hormonontregelende eigenschappen,
staat in het antwoord op vraag 2.
Vraag 4
Kent u de onafhankelijke wetenschappelijke studies van Wang et al. (2021), Jin et
al. (2011), Singh et al. (2020) en Marettova et al. (2017), waaruit duidelijk blijkt
dat cypermethrin wel degelijk hormoonverstorende eigenschappen heeft?5, 6, 7, 8
Antwoord 4
De publicaties van Jin et al. (2011) en Marettova et al. (2017) zijn meegenomen in
de herbeoordeling van de werkzame stof cypermethrin en daarmee in het oordeel dat
er geen aanwijzingen zijn dat cypermethrin hormoonontregelende eigenschappen heeft
(zie het antwoord op vraag 2).
De publicaties van Singh et al. (2020) en Wang et al. (2021) zullen onder de aandacht
worden gebracht van de rapporterende lidstaat België, zodat deze meegenomen kunnen
worden bij de beoordeling van de nieuwe informatie die de aanvrager binnen 2 jaar
dient op te leveren (zie het antwoord op vraag 2).
Vraag 5
Deelt u het inzicht dat op basis van de bovengenoemde studies een nieuwe toelating
voor cypermethrin een schending van de Europese wetgeving zou inhouden?
Antwoord 5
Nee, dat inzicht deel ik niet. De publicaties die genoemd worden in de beantwoording
van vraag 4 en zullen worden meegenomen in de reguliere procedures van Verordening
(EG) 1107/2009 (zie ook het antwoord op vraag 2).
Vraag 6
Heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)
deze studies betrokken bij de advisering om voor de vernieuwde toelating van cypermethrin
te stemmen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Het Ctgb heeft zijn advies gebaseerd op het voorstel van de Europese Commissie om
de goedkeuring van de werkzame stof cypermethrin te hernieuwen. Dit voorstel is gebaseerd
op de beschikbare en
beoordeelde wetenschappelijke informatie, waaronder twee van de vier publicaties uit
vraag 4.
Vraag 7
Op basis van welke studies en wetenschappelijke informatie hebben u en het Ctgb de
conclusie getrokken dat cypermethrin niet hormoonverstorend zou zijn?
Antwoord 7
Ik verwijs uw Kamer naar het antwoord op de vragen 2 en 6.
Vraag 8
Kunt u bevestigen dat de Europese toelatingscriteria voor hormoonverstoring in 2018
zijn aangescherpt? Vindt u het verantwoord dat cypermethrin met uw steun nog twee
jaar extra in Nederland en Europa gebruikt mag worden, terwijl wetenschappelijke,
onafhankelijke studies aantonen dat cypermethrin hormoonverstorend is?
Antwoord 8
Ja, de criteria voor het vaststellen van hormoonontregelende eigenschappen van werkzame
stoffen zijn in 2018 aangepast (zie het antwoord op vraag 1).
Ja, er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat de werkzame stof cypermethrin hormoonontregelende
eigenschappen heeft (zie het antwoord op de vragen 2 en 6).
Vraag 9
Deelt u de mening dat, zolang de toelatingshouder niet met aanvullende studies kan
aantonen dat cypermethrin aan de gestelde toelatingscriteria voldoet, deze stof niet
gebruikt mag worden? Zo nee, waarom vindt u het verantwoord dat de toelatingshouder
hier nog twee jaar de tijd voor krijgt, met alle risico’s van dien?
Antwoord 9
Nee, ik heb uw Kamer in het antwoord op vraag 2 aangegeven dat er op dit moment geen
aanwijzingen zijn dat de werkzame stof cypermethrin hormoonontregelende eigenschappen
heeft, maar dat de toelatinghouder conform Verordening (EG) 1107/2009 de ontbrekende
wetenschappelijke informatie binnen 2 jaar moet aanleveren.
Vraag 10
Bent u bereid om de inzet van de Nederlandse delegatie te wijzigen en tegen het voorstel
van de Europese Commissie te stemmen om cypermethrin nog twee jaar langer goed te
keuren, zolang de producent niet kan aantonen dat deze werkzame stof veilig is? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 10
Nee, want er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat de werkzame stof cypermethrin
hormoonontregelende eigenschappen heeft (zie het antwoord op vraag 2).
Vraag 11
Bent u bereid om de drie middelen met de werkzame stof cypermethrin die in Nederland
worden gebruikt, niet langer toe te staan, zolang de producent niet kan aantonen dat
deze werkzame stof veilig is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 11
Het Ctgb is de bevoegde autoriteit in Nederland en neemt besluiten over het al dan
niet toelaten van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland. Er zijn volgens het Ctgb
op dit moment geen nieuwe wetenschappelijke inzichten die de toelating van de gewasbeschermingsmiddelen
op basis van de werkzame stof cypermethrin in de weg staan.
Vraag 12
Kunt u deze vragen één voor één spoedig beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.