Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Beukering-Huijbregts over de rol en representativiteit van vakbonden
Vragen van het lid Van Beukering-Huijbregts (D66) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de rol en representativiteit van de vakbond (ingezonden 29 oktober 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Wiersma (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
13 december 2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 795.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Fusie bonden kan draagvlak onder cao’s vergroten»1?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de observatie2 dat vakbonden niet altijd een evenredige afspiegeling vormen van de werknemers binnen
een sector?
Antwoord 2
Ik heb kennisgenomen van de berichtgeving. De Nederlandse wet is zo vormgegeven dat
de verenigingsvrijheid en vrijheid van onderhandelen van werkgevers en werknemers
is geborgd. Hoe verenigingen, zoals vakbonden, zich organiseren, leden werven en voor
een goede belangenbehartiging zorgen is aan hen zelf om te bepalen.
Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2020 blijkt overigens dat 81,5%
van de werknemers (zeer) tevreden is over hun cao en dat 79,7% (zeer) tevreden is
over de vertegenwoordiging van hun belangen door vakbonden. In de categorie 15–24
jaar liggen deze cijfers zelfs nog wat hoger met respectievelijk 88,4% en 84,5%. Deze
percentages zijn gestegen ten opzichte van de uitkomsten van het NEA onderzoek uit
2019. De waardering voor de cao en de inzet van vakbonden is dus ruim voldoende, ook
onder jongeren. Desondanks blijft de aanwas van nieuwe leden achter, en dat kan een
risico vormen voor de representativiteit. Dit is een ontwikkeling die ook in andere
landen zichtbaar is, welke mede is te wijten aan verschillende factoren zoals individualisering,
vergrijzing en veranderingen op de arbeidsmarkt.
Vraag 3
Hoe kan worden gezorgd voor een meer evenredige belangenbehartiging op het gebied
van arbeidsvoorwaarden, waarin ook de stem van bijvoorbeeld jongeren beter wordt gehoord?
Antwoord 3
In ons stelsel profiteren ook ongebonden werknemers van de inspanningen aan de cao-tafel
door werkgevers(verenigingen) en werknemersverenigingen. De vakbond stelt zich daarbij
op in het belang van alle werknemers en komt niet alleen op voor de belangen van hun
leden. Dit acht ik ook van belang. Het is aan vakbonden om hierin een afweging te
maken en alle belangen te wegen. Binnen het huidige cao-stelsel zijn daarvoor voldoende
mogelijkheden, bijvoorbeeld door ook niet-vakbondsleden te betrekken bij de totstandkoming
van een cao. Een dergelijke ontwikkeling zou ik waardevol vinden, maar het is aan
cao-partijen om hier invulling aan te geven.
Vraag 4
Wat is uw visie op de huidige systematiek waarin vakbonden een prikkel zouden kunnen
ervaren (door betaald te worden voor hun diensten), die niet in lijn is met het belang
van de werknemer?
Antwoord 4
Het is niet ongebruikelijk dat vakbonden een werkgeversbijdrage ontvangen voor hun
inspanningen aan de overlegtafel, het zogenaamde vakbondstientje. Deze bijdrage is
bedoeld om het cao-overleg te bevorderen en vakbonden te ondersteunen. Dit is doorgaans
in het belang van alle werknemers. De werkgeversbijdrage wordt ook betaald voor niet-vakbondsleden,
omdat de inspanningen van de vakbonden ten goede komen aan alle werknemers in de sector.
Cao-partijen zijn binnen de grenzen van de (inter)nationale wet- en regelgeving vrij
om te bepalen hoe zij een regeling met betrekking tot de werkgeversbijdrage vormgeven.
Het bekostigen van de werkgeversbijdrage is mogelijk vanuit daarvoor bestemde fondsen,
mits dit geen avv’d bedrijfstakfonds is. Wel kan de bijdrage bekostigd worden uit
een niet avv’d fonds, zoals het Fonds Industriële Bonden (FIB).
Daarnaast kennen sectoren cao-fondsen. Cao-fondsen hebben tot doel het financieren
van activiteiten die zijn gericht het bevorderen van de goede arbeidsverhoudingen,
bijvoorbeeld activiteiten gericht op de ontwikkeling en opleiding van werknemers.
De inkomsten van de cao-fondsen bestaan voornamelijk uit afdrachten door werkgevers
en werknemers uit de sector. De werkgeversbijdrage («het vakbondstientje») zoals hierboven
beschreven wordt niet gefinancierd vanuit de cao-fondsen.
Vraag 5
Hoe kijkt u naar de rol van de vakbonden die wettelijk is verankerd, bijvoorbeeld
als het gaat om pensioenen? Hoe relateert u die aan de rol die een ondernemingsraad
kan spelen bij de totstandkoming van arbeidsvoorwaarden?
Antwoord 5
De rol van de vakbonden (en werkgeversorganisaties) in het kader van het cao-overleg
is wettelijk verankerd in de Wet op de Collectieve arbeidsovereenkomst (Wet Cao).
Daarnaast is in de Wet verplichte deelname aan bedrijfstakpensioenfondsen 2001 en
de Pensioenwet de rol met betrekking tot pensioenen wettelijk verankerd. De bevoegdheden
van de ondernemingsraad vloeien voort uit de Wet op de ondernemingsraden (WOR).
Een cao is een tweezijdige overeenkomst waarop de Wet Cao van toepassing is. Een tussen
de werkgever en ondernemingsraad afgesproken arbeidsvoorwaardenregeling (AVR) heeft
een ander karakter en rechtsgevolg dan een cao. Zo is een AVR juridisch gezien een
eenzijdig vastgestelde regeling en kan het akkoord van de ondernemingsraad met de
AVR de individuele werknemer niet binden. Als cao-onderhandelingen niet leiden tot
het afsluiten van een cao, heeft de werkgever de mogelijkheid om in overleg te treden
met de ondernemingsraad om tot een AVR te komen.
Pensioen is een arbeidsvoorwaarde. Pensioen wordt overeengekomen door partijen die
bevoegd zijn om afspraken te maken over de arbeidsvoorwaarden. Dit kan, net als bij
andere arbeidsvoorwaarden, op verschillende manieren plaatsvinden. Als sprake is van
een verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds vindt overleg plaats tussen
de aangesloten vakbonden en werkgevers(organisaties).
Als geen sprake is van verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds worden
binnen een onderneming afspraken over de arbeidsvoorwaarde pensioen gemaakt met de
ondernemingsraad. In dat geval geldt een instemmingsrecht voor iedere vaststelling,
wijziging of beëindiging van een pensioenovereenkomst.
Vraag 6
Bent u het eens dat vakbonden geen middel zijn en vertegenwoordiging van werknemers
het doel is? Zo ja, bent u bereid om te onderzoeken hoe werknemers het best vertegenwoordigd
kunnen worden? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet?
Antwoord 6
Nederland is gebaat bij goede arbeidsverhoudingen en een sterke sociale dialoog. Collectieve
afspraken bevorderen evenwichtige arbeidsverhoudingen en arbeidsrust. Ons cao-stelsel
is dan ook van grote betekenis voor de sociaaleconomische positie van ons land. Voor
een sterke sociale dialoog heeft men ook sterke sociale partners nodig. Ik constateer
dat het feitelijk draagvlak voor het stelsel nog altijd ruim voldoende is. Cao’s,
cao-afspraken en de rol van vakbonden worden positief beoordeeld. Dat neemt niet weg
dat ik een goede vertegenwoordiging van alle werknemers van belang acht, inclusief
de werknemers die niet onder een cao vallen. Daarom ben ik bereid om met sociale partners
in gesprek te gaan over de ontwikkelingen ten aanzien van de vertegenwoordiging van
werknemers.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.D. Wiersma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.