Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Vestering over de het nagenoeg gelijkblijvende gebruik van landbouwgif, ondanks beloftes voor een drastische afname
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het nagenoeg gelijkblijvende gebruik van landbouwgif, ondanks beloftes voor een drastische afname (ingezonden 19 augustus 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 22 november
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3985
Vraag 1 en 2
Kunt u bevestigen dat Nederland in 2018 het meeste landbouwgif per hectare landbouwgrond
gebruikte in de Europese Unie?1
Kunt u bevestigen dat in Nederland in 2019 slechts één procent minder landbouwgif
is verkocht en gebruikt dan in 2018?2 Hoe beoordeelt u deze summiere daling?
Antwoord 1 en 2
Het bericht meldt dat in Nederland 10,3 kilogram werkzame stof per hectare wordt gebruikt
in 2018. Dit is in Europa het hoogst.
Het is niet duidelijk waarop dit getal is gebaseerd. Het is namelijk niet bekend hoeveel
gewasbeschermingsmiddelen er in Nederland gebruikt zijn in het jaar 2018 en het jaar
2019. Het CBS voert elke vier jaar een enquête uit om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
in de agrarische sector in beeld te brengen. De meest recente gegevens zijn van het
jaar 20163.
Er is inmiddels een traject gestart in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie
gewasbescherming 2030, waardoor het mogelijk wordt om de gebruikscijfers jaarlijks
in te winnen en te publiceren.
Volgens het Compendium voor de Leefomgeving is in 2019 in Nederland de afzet van gewasbeschermingsmiddelen
afgenomen naar 9,2 miljoen kg werkzame stof, dat is 1% minder dan het jaar ervoor.
Dat betekent een afname met 129.000 kilogram.
De inzet in Nederland is – zoals uw Kamer weet – gericht op het realiseren van weerbare
planten en teeltsystemen, het verbinden van land- en tuinbouw met natuur en nagenoeg
geen emissie naar het milieu en nagenoeg geen residuen op voedselproducten in 2030.
Dit is een fundamentele, langjarige transitie, waarbij het effect van de verschillende
acties – die nu worden uitgevoerd in het kader van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie
gewasbescherming 2030 – niet direct zichtbaar is. Daarbij past het om naar meerjarige
trends te kijken in plaats van naar verschillen in de afzet tussen twee kalenderjaren.
Er is een dalende trend te zien in de periode 2011 tot en met 2019 in de verkoop van
gewasbeschermingsmiddelen op de Compendium voor de Leefomgeving.
Bovendien is het gebruik en de afzet van gewasbeschermingsmiddelen afhankelijk van
verschillende factoren, zoals de gewassen die worden geteeld, de mate waarin ziekten,
plagen en onkruiden voorkomen en de weersomstandigheden. Dit heeft ertoe geleid dat
bij de Europees geharmoniseerde risico-indicatoren gekozen is voor een referentieperiode
van drie opeenvolgende kalenderjaren (2011 tot en met 2013) in plaats van één kalenderjaar.
Recent zijn de Nederlandse trends van de Europees geharmoniseerde risico-indicatoren
gepubliceerd4. Hieruit blijkt in Nederland een dalende trend in de periode 2011 tot en met 2019
voor de groep werkzame stoffen met het hoogste risicoprofiel en een stijgende trend
voor de groep werkzame stoffen met het laagste risicoprofiel.
Vraag 3
Deelt u het inzicht dat het gebruik van landbouwgif variabel is door wisselende weersomstandigheden
en dat een afname van één procent dus geïnterpreteerd kan worden als nagenoeg gelijkblijvend
gebruik?
Antwoord 3
Het gebruik en de afzet van gewasbeschermingsmiddelen is, zoals ik het antwoord op
vraag 1 en 2 heb aangegeven, afhankelijk van verschillende factoren, zoals de gewassen
die worden geteeld, de mate waarin ziekten, plagen en onkruiden voorkomen en de weersomstandigheden.
Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 1 en 2 voor het tweede deel van uw vraag.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat in 2019 in de gehele Europese Unie de verkoop van landbouwgif
6% lager lag dan in 2018?3
Antwoord 4
De verkoop van de gewasbeschermingsmiddelen in de Europese Unie is volgens Eurostat
in 2019 6% lager dan in 20186.
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat Nederland zijn «koploperpositie» in het overmatig gebruik van
landbouwgif in 2019 hiermee verder heeft versterkt?
Antwoord 5
Nee, dat kan ik niet. Er zijn namelijk op dit moment geen bruikbare gegevens om de
verschillende lidstaten in de Europese Unie goed met elkaar te vergelijken.
Er ligt een voorstel voor een verordening betreffende statistieken over de landbouwinput
en -output. Dit voorstel is gericht op stroomlijning en verbetering van het Europees
systeem van landbouwstatistieken. Verordening (EG) 1185/2009 betreffende statistieken
over pesticiden wordt in dit proces meegenomen (Kamerstuk 22 122 nr. 3080).
Vraag 6
Kunt u de verkoop- en gebruikscijfers van landbouwgif in Nederland in het jaar 2020
met de Kamer delen?
Antwoord 6
Deze gegevens zijn op dit moment nog niet beschikbaar. De afzetgegevens worden in
het voorjaar 2022 gepubliceerd en de gebruikscijfers worden naar verwachting begin
2022 gepubliceerd door het CBS.
Vraag 7
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat de verkoop van landbouwgif in Nederland
minder snel afneemt dan het Europese gemiddelde? Bent u tevreden over het huidige
beleid, waarvan dit het resultaat is?
Antwoord 7
De verkoop van gewasbeschermingsmiddelen is afhankelijk van verschillende factoren
(zie het antwoord op vraag 1, 2 en 3). Deze factoren zijn ook van invloed op de totale
verkochte hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen in de Europese Unie.
De inzet in Nederland op het terrein van gewasbeschermingsmiddelen is op dit moment
gericht op het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen, dat vergt tijd (zie
ook het antwoord op vraag 1 en 2). Tegelijkertijd blijven we ons inzetten om ook nu
al het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verduurzamen en te verlagen. Daarbij
verwacht ik veel ook van de samenwerking met alle stakeholders in ons Uitvoeringsprogramma
Toekomstvisie gewasbescherming 2030.
Vraag 8
Welke lessen trekt u uit de ontwikkeling in bijvoorbeeld Denemarken, waar de verkoop
van landbouwgif in 2019 met 42% afnam ten opzichte van 2018?
Antwoord 8
Uit het bericht van Eurostat blijkt dat de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen in
Denemarken in 2019 met 42% is afgenomen ten opzichte van 2011.
Elke lidstaat in de Europese Commissie kan binnen de kaders van Richtlijn 2009/128/EG
gewasbeschermingsmiddelenbeleid formuleren dat aansluit bij wijze waarop gewassen
kunnen worden geproduceerd in de lidstaat, waaronder het beschikbare pakket aan gewasbeschermingsmiddelen
en maatregelen om ziekten, plagen en onkruiden te bestrijden.
De grootste daling van de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen in Denemarken is in
de periode 2012–2014 blijkt uit de Deense geharmoniseerde risico-indicator7. Een mogelijke verklaring hiervoor is het introduceren van een gedifferentieerde
heffing op de aankoopprijs van gewasbeschermingsmiddelen.
Vraag 9
Deelt u het inzicht dat als Nederland de huidige reductietrend – met de huidige maatregelen
– voortzet, we het doel uit de Farm to Fork-strategie van 50% minder gifgebruik pas
tegen 2070 zullen halen? Hoeveel insecten verwacht u dat er tegen die tijd, bij dat
scenario, nog zijn? Kunt u omschrijven wat hiervan het ecologische impact is en de
gevolgen voor mens en dier?
Antwoord 9
Zoals u weet, heb ik de van Boer tot Bord-strategie verwelkomd, omdat deze op hoofdlijnen
overeenkomt met het kabinetsbeleid. Daarbij is het goed te benoemen dat de kwantitatieve
doelen in deze strategie voor de Europese Unie als geheel gelden, en niet per lidstaat.
Nederland draagt hieraan op het terrein van gewasbescherming o.a. bij via het Uitvoeringsprogramma
Toekomstvisie gewasbescherming 2030.
De Europese Commissie is nu bezig met het uitwerken van de van Boer tot Bord-strategie
in concrete voorstellen. Deze zal ik op zijn merites beoordelen. Ik zal uw Kamer zoals
gebruikelijk daarover informeren via het BNC-fiche.
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat Frankrijk zich met het Ecophyto II+-plan ten doel heeft gesteld
om het gebruik van landbouwgif reeds in 2025 te halveren ten opzichte van 2015?8 Wat vindt u van deze ambitie?
Antwoord 10
Het klopt dat Frankrijk zich voor heeft genomen om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
terug te dringen met 50% in 2025 ten opzichte van 2015 met «le plan Écophyto II+».
Dit is de wijze waarop Frankrijk invulling geeft aan Richtlijn 2009/128/EG.
Ik heb u in het antwoord op vraag 8 aangegeven dat elke lidstaat in de Europese Unie
een eigen invulling geeft aan de hierboven genoemde richtlijn. Voor Nederland is het
Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 daarin leidend.
Vraag 11
Deelt u het inzicht dat wanneer u belooft dat het «radicaal anders» zou gaan met het
gebruik van landbouwgif, of schrijft dat het gebruik «drastisch zou afnemen», maar
u vervolgens geen kwantitatief doel stelt, u de voortgang van uw beleid niet kan meten?5,
6
Antwoord 11
Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 richt zich op het realiseren
van drie strategische doelen: 1) weerbare planten en teeltsystemen, 2) het verbinden
van land- en tuinbouw met natuur en 3) nagenoeg geen emissies naar het milieu en nagenoeg
geen residuen op voedselproducten. Dit noem ik radicaal anders. Er staan (tussen)doelen
in het uitvoeringsprogramma voor deze strategische doelen. Hiervan is milieulast er
een (zie hoofdstuk 3). De betrokken partijen zijn zich ervan bewust dat bepaalde (tussen)doelen
nog nader geconcretiseerd moeten worden. Hiervoor zal de uitkomst van het traject
voor het opzetten van de monitoring van het uitvoeringsprogramma worden gebruikt (zie
bijlage 1).
Ik heb aangegeven dat ik verwacht dat de hierboven genoemde doelen een drastische
daling van de behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen tot gevolg zal hebben. Wel zal
ik de trend daarin volgen met de gegevens over het gebruik en de verkoop van gewasbeschermingsmiddelen.
Ik heb uw Kamer in het tweeminutendebat over de Landbouw- en Visserijraad van 11 en
12 oktober 2021 op 7 oktober jl. gezegd waarom ik de aangenomen motie van het lid
Vestering heb ontraden (Kamerstuk 21 501-32 nr. 1346). In deze motie wordt de regering verzocht, kwantitatieve tussendoelen te stellen
voor de uitfasering van het gebruik van pesticiden, aangevuld met een plan om boeren
te helpen bij de benodigde omschakeling nogmaals aangegeven. We zijn bezig met het
realiseren van de strategische doelen van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming
2030. Een van deze strategische doelen is nagenoeg zonder emissies naar het milieu
en nagenoeg zonder residuen op voedselproducten. Het is aan het volgende kabinet om
te beslissen hoe om te gaan met deze motie.
Vraag 12
Kunt u uw belofte voor «radicaal anders» en «drastisch minder» specifieker formuleren,
alsmede meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden, zoals bijvoorbeeld ook
Frankrijk heeft gedaan?
Antwoord 12
Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 10 en 11.
Vraag 13
Kunt u aangeven wat de voortgang is op de kwantitatieve doelen uit de Nota Gezonde
Groei, Duurzame Oogst voor 2023, namelijk: 90% minder normoverschrijdingen van de
ecologische waterkwaliteitsdoelen ten opzichte van 2013, 95% minder normoverschrijdingen
van de drinkwaternorm ten opzichte van 2013 en een toename van de hoeveelheid bloemrijke
akkerranden? Zijn we op koers om in ieder geval deze doelen te halen?
Antwoord 13
Het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030 voorziet in het jaarlijks
monitoren van de voortgang aan de hand van relevante indicatoren. Er wordt op dit
moment gewerkt aan het opzetten daarvan. Hierbij zal gekeken worden welke indicatoren
bruikbaar zijn om de voortgang van het proces en het realiseren van de doelen te meten.
Er is afgesproken om de bestaande indicatoren te gebruiken voor het realiseren van
de (tussen)doelen van de waterkwaliteit, zoals de doelen uit de nota «Gezonde Groei,
Duurzame Oogst» die zijn opgenomen in het uitvoeringsprogramma.
De Bestrijdingsmiddelenatlas laat een dalende trend zien voor de ecologische waterkwaliteitsnormen.
Het aantal normoverschrijdingen van de jaargemiddelde milieukwaliteitsnorm ligt in
2019 op ongeveer 40% en van de maximaal aanvaardbare concentratie milieukwaliteitsnorm
ligt in 2019 op ongeveer 60%.
Ik verwacht de eerste resultaten van de jaarlijkse monitoring in het najaar 2022.
Ik zal uw Kamer daarover uiteraard informeren.
Vraag 14
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Antwoord 14
Ik heb vraag 1 en 2 voorzien van een gecombineerd antwoord. Ik heb uw vragen zo spoedig
als mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.