Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Gijs van Dijk en Nijboer over additionele middelen voor ontwikkelings- en investeringsmaatschappijen
Vragen van de leden Gijs van Dijk en Nijboer (beiden PvdA) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over additionele middelen voor ontwikkelings- en investeringsmaatschappijen (ingezonden 29 oktober 2021).
Antwoord van Minister Blok (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 19 november 2021).
Vraag 1
Klopt het dat u recent additioneel kapitaal heeft verstrekt voor ontwikkelings- en
investeringmaatschappijen?
Antwoord 1
Tijdens de coronacrisis heeft het kabinet start-ups, scale-ups en de bedrijven in
de maakindustrie zonder bancaire relatie met de Corona-OverbruggingsLening («COL») geholpen aan overbruggingskredieten.
In de Kamerbrief van 28 augustus 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. M) heeft het kabinet bekend gemaakt tevens € 150 miljoen beschikbaar te stellen voor
de versterking van het fondsvermogen van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen
(ROM's). Door het fondsvermogen van ROM’s te versterken, kunnen de ROM’s in nieuwe
financieringsrondes ook het eigen vermogen van deze veelal innovatieve mkb-ondernemingen
versterken. Daarmee wordt de solvabiliteitspositie van deze bedrijven verstevigd.
Daarbij is toen wel de voorwaarde gesteld dat de regio’s zelf ook cofinanciering verschaffen.
Het kabinet beoogt de ROM’s voor 31 december 2021 te versterken.
Vraag 2
Kunt u aangeven welke verdeelsleutel daarbij gebruikt is en wat de hoogte van de kapitaalstortingen
bedragen?
Antwoord 2
De verdeling van de € 150 miljoen over de ROM’s vindt plaats op basis van het aandeel
van de betreffende regio’s in het Bruto Nationaal Product (BNP). Dit leidt tot de
volgende verdeling van de € 150 miljoen:
ROM’s
Aandeel regio in BNP in %1
Fondsversterking door Staat €
Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland N.V.
15,7%
23,55 miljoen
BOM Capital I B.V.
15%
22,5 miljoen
NOM N.V.
7,8%
11,7 miljoen
N.V. Limburgs Instituut voor Ontwikkeling en Financiering
5,8%
8,7 miljoen
Investeringsfonds Zeeland B.V.
1,8%
2,7 miljoen
Groeifonds Flevoland B.V.
1,8%
2,7 miljoen
ROM Regio Utrecht B.V.2
10,7%
15,99 miljoen
ROM InWest B.V.3
20,2%
30,36 miljoen
InnovationQuarter B.V.
21,2%
31,8 miljoen
Totaal
100%
150 miljoen
X Noot
1
Deze percentages zijn gelijk aan de percentages gebruikt voor de verdeling € 300 miljoen
COL.
X Noot
2
In tegenstelling tot bij de uitvoering van de COL is het aandeel van de Gooi- en Vechtstreek
in het BNP opgeteld bij het aandeel van de ROM Regio Utrecht B.V. («ROM Utrecht»),
omdat dit gebied onder het werkgebied van de ROM Utrecht valt. Ten tijde van de uitvoering
van de COL is hier een uitzondering op gemaakt, omdat de ROM Utrecht aan het begin
van het uitvoeringsproces van de COL nog in oprichting was.
X Noot
3
In tegenstelling tot bij de uitvoering van de COL is het aandeel van de Gooi- en Vechtstreek
in het BNP opgeteld bij het aandeel van de ROM Regio Utrecht B.V. («ROM Utrecht»),
omdat dit gebied onder het werkgebied van de ROM Utrecht valt. Ten tijde van de uitvoering
van de COL is hier een uitzondering op gemaakt, omdat de ROM Utrecht aan het begin
van het uitvoeringsproces van de COL nog in oprichting was.
Vraag 3
Deelt u de mening dat de ontwikkelings- en investeringsmaatschappijen met name in
de regio een belangrijke bijdrage leveren om bedrijvigheid te steunen?
Antwoord 3
Ja. Een regionale ontwikkelingsmaatschappij is een onderneming met publieke aandeelhouders,
gericht op het versterken van de economie en werkgelegenheid in een regio.
Vraag 4
In hoeverre komt de verdeelsleutel die is gebruikt overeen met de uitdagingen waar
de verschillende maatschappijen en regionale economieën voor staan?
Antwoord 4
Als verdeelsleutel voor de € 150 miljoen is het aandeel van de betreffende regio’s
in het BNP, oftewel het Bruto Regionaal Product («BRP»), gebruikt. Het BRP is een
weergave van de totale geldwaarde van alle in een provincie geproduceerde goederen
en diensten gedurende een jaar. Dit bedrag geeft de grootte van de regionale economieën
weer. De praktijk leert dat hoe groter de regionale economie is hoe meer behoefte
er is aan grotere tickets risicodragend kapitaal. De verdeling heeft dan ook tot gevolg
dat de grotere regionale economieën een groter aandeel van de € 150 miljoen toebedeeld
hebben gekregen, zodat de ROM’s werkzaam in een grote en kleine regionale economie
in verhouding voldoende zijn versterkt zodat zij aan de financieringsvragen van ondernemingen
uit hun regio kunnen voldoen.
Vraag 5
Deelt u de mening dat de provincies die qua economische structuurversterking extra
steun kunnen gebruiken ook aanspraak zouden moeten maken op een groter deel van de
kapitaalstorting? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee. De verdeling van de € 150 miljoen op grond van het BRP is in overleg met de regionale
partners (aandeelhouders en ROM’s) tot stand gekomen. In gezamenlijkheid is er gekozen
voor een verdeling op grond van de grootte van de regionale economie, zodat de ROM’s
met deze additionele middelen kunnen voldoen aan de financieringsvragen vanuit de
markt. Deze middelen zijn enkel bedoeld voor investeringen (eigen vermogen) in en/of
verstrekken van vreemd vermogen aan start-ups, scale-ups en de maakindustrie zonder
bancaire relatie.
De besteding van deze additionele middelen wordt gemonitord en tijdens de jaarlijkse
Algemene Vergadering van Aandeelhouders van de desbetreffende ROM wordt hierover verantwoording
afgelegd aan Staat en regionale aandeelhouders. Op die manier houden we zicht op de
het verloop van investeringen (w.o. tempo en type) in een betreffende regio.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.