Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over verbod van zes Palestijnse niet-gouvernementele organisatiesd
Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de Minister van Buitenlandse Zaken over verbod van zes Palestijnse niet-gouvernementele organisaties (ingezonden 27 oktober 2021).
Antwoord van Minister Knapen (Buitenlandse Zaken en van Minister De Bruijn (Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen 17 november 2021).
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het besluit van de Israëlische regering om zes Palestijnse
niet-gouvernementele organisaties te verbieden en op de terreurlijst te plaatsen?1 Zo ja, op welke wijze hebt u uw afkeuring aan de Israëlische regering laten blijken?
Antwoord 1
Ja. Het plaatsen van een organisatie op de nationale terrorismelijst is een zeer ingrijpend
besluit dat enkel op zwaarwegende gronden genomen zou moeten worden. De informatie
die ten grondslag ligt aan de zes listings is niet openbaar. Nederland heeft in bilaterale
contacten en via de EU opgeroepen deze informatie te delen, ook met de betrokken ngo’s.
Israël heeft aangegeven bereid te zijn de informatie te delen met Nederland via de
geëigende kanalen. De uitvraag hiervoor is gedaan met het verzoek de informatie zo
spoedig mogelijk te delen. Op het moment van beantwoording is deze informatie nog
niet ontvangen. Eerder, in mei 2021, heeft Israël, separaat hiervan, via diplomatieke
kanalen informatie over Palestijnse ngo’s gedeeld. Deze informatie was voor Nederland
geen aanleiding om zijn positie ten aanzien deze ngo’s te herzien. Verzoeken op verschillende
niveaus voor aanvullende informatie brachten hier destijds geen verandering in. Hierover
bent u geïnformeerd via kamerstuk 23 432 van 12 mei 2021, en via de antwoorden op de schriftelijke vragen van 15 juli 2021
met kenmerk 2021D29418. De zes organisaties vormen een belangrijk onderdeel van het Palestijnse maatschappelijk
middenveld en het besluit heeft hiervoor aanzienlijke consequenties. Nederland neemt
daarom de kwestie zeer serieus en volgt de situatie nauwlettend.
Vraag 2, 3 en 4
Deelt u de analyse dat naast de toename van het geweld tegen de Palestijnse bevolking
in de Westelijke Jordaanoever, de Palestijnse mensenrechtenverdedigers het zwijgen
wordt opgelegd? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat de Israëlische regering zich hiermee een autoritair regime
toont dat de mensenrechten en het internationaal recht schendt en degenen die dit
aan de kaak stellen onderdrukt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat onderneemt u hiertegen?
Hebt u kennisgenomen van verklaringen van Israëlische mensenrechtenorganisaties, Amnesty
International en Human Rights Watch? Deelt u de analyse dat de beslissing om zes Palestijnse
burgerorganisaties te verbieden een daad is van totalitaire regimes en dat de huidige
Israëlische regering hiermee het gewelddadige apartheid regime voortzet? Kunt u uw
antwoord toelichten?2
Antwoord 2, 3 en 4
Het plaatsen van een organisatie op de nationale terrorismelijst is een besluit dat
enkel op zwaarwegende gronden genomen zou moeten worden. De zes organisaties in kwestie
vormen een belangrijk onderdeel van het Palestijnse maatschappelijk middenveld en
het kabinet erkent de verstrekkende gevolgen die het Israelische besluit hierop heeft.
Nederland neemt de kwestie zeer serieus, en zal de situatie nauwgezet en in samenspraak
met gelijkgestemde landen blijven volgen. Het kabinet deelt uw kwalificaties inzake
de Israëlische regering niet.
Vraag 5 en 6
Is het juist dat enkele van de verboden organisaties subsidies van de Nederlandse
staat krijgen? Zo ja, op welke wijze zult u het voortzetten van de financiering garanderen?
Op welke andere praktische wijzen zult u het Palestijnse maatschappelijke middenveld
concreet steunen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 5 en 6
Hiervoor verwijs ik naar de beantwoording van Kamervragen d.d. 20 juli 2020 met kenmerk
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3571 en Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 3572. Het besluit om in juli 2020 de financiering aan UAWC op te schorten, en een extern
onderzoek, te starten is genomen op basis van unieke en zwaarwegende omstandigheden.
Nederland zal n.a.v. het externe onderzoek eigenstandig een afweging maken over de
samenwerking met UAWC. Met twee andere ngo’s – DCI-P en Al-Haq – is er sprake van
een indirecte financiële relatie omdat zij een uitvoerende organisatie zijn binnen
een breder programma. De inzet van het kabinet om bij te dragen aan een gezond en
actief maatschappelijk middenveld – zowel in de bezette Palestijnse gebieden als elders
– blijft overeind. Dat laat onverlet dat Nederland het Israëlische besluit serieus
neemt, en daar zorgvuldig naar kijkt.
Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het plenaire debat over de begroting
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Antwoord 7
Ja.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
H.P.M. Knapen, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
Th.J.A.M. de Bruijn, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.