Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Digitaliseringsvisie: inzet van digitalisering voor een duurzame landbouw- en voedselketen en robuuste natuur (Kamerstuk 35570-XIV-79) en zienswijzen RDA (Kamerstuk 28286-1211)
35 925 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2022
28 286
Dierenwelzijn
Nr. 15
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 november 2021
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 2 september 2021 over Digitaliseringsvisie: inzet van digitalisering
voor een duurzame landbouw- en voedselketen en robuuste natuur (Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 79) en zienswijzen RDA (Kamerstuk 28 286, nr. 1211).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 oktober 2021 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 9 november 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De griffier van de commissie, Jansma
Inleiding
Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op de schriftelijke vragen die zijn gesteld
door de leden van de fractie D»66 en fractie CDA over de Digitaliseringsvisie LNV
(Kamerstuk 35 570-XIV, nr. 79) en zienswijzen RDA (Kamerstuk 28 286, nr. 1211).
Met de beantwoording van de vragen 21 t/m 24 geef ik de stand van zaken weer over
de behandeling van de motie van het lid Boswijk (CDA)1 die betrekking heeft op het versterken van de datapositie en datasoevereiniteit van
de boer. Waarbij ik de verwachting uitspreek dat ik uw Kamer over de vorderingen volgend
voorjaar nader kan informeren.
Vragen van de leden van de D»66-fractie
1
Kan de Minister toelichten waarom is gekozen de kansen slechts op hoofdlijnen te beschrijven
en deze niet meer te koppelen aan de doelen uit de kringlooplandbouwvisie?
Antwoord
In de digitaliseringsvisie worden de kansen inderdaad op hoofdlijnen beschreven met
een aantal voorbeelden, waarbij ik vooral de essentie van de bijdrage van digitalisering
aan meerdere maatschappelijke opgaven heb geduid. Namelijk met het verzamelen en verwerken
van digitale data meer inzicht creëren in bedrijfsprocessen en/of overheidsbeleid
op grond waarvan (betere en meer precieze) beslissingen kunnen worden genomen. En
om (semi)automatische systemen zoals robots aan te sturen. Dit principe is op vele
vraagstukken toepasbaar, dus ook op de doelen van de kringlooplandbouw visie. Die
visie en de daarin beschreven maatschappelijke doelen, maar ook de missies zoals in
de Kennis en Innovatie Agenda Landbouw Water en Voedsel zijn benoemd, zijn als uitgangspunt
genomen voor deze digitaliseringsvisie. De digitaliseringsvisie benoemt daarbij geen
nieuwe maatschappelijke doelen; digitalisering is vooral een middel om de bestaande
doelen te realiseren.
Met de digitaliseringsvisie wil ik tevens kijken naar de belemmerende factoren die
de verdere inzet van digitalisering bemoeilijken. En mij dus richten op de randvoorwaarden
die op orde moeten zijn om de kansen van digitalisering te verzilveren. Randvoorwaarden
die voor de verschillende opgaven veelal gelijkluidend zijn en dus op een meer opgave-overschrijdende
manier moeten worden opgepakt.
2
Is de Minister het met de leden van de D66-fractie eens dat deze integraliteit juist
essentieel is in de digitaliseringsvisie en het bijbehorend actieprogramma, omdat
het een beter beeld schetst van de verschillende kansen waar de overheid potentie
in ziet en de risico’s die daarmee specifiek gepaard gaan?
Antwoord
Ja. Een integrale aanpak heeft zeker mijn voorkeur en heeft mijns inziens betrekking
op meerdere facetten. Digitalisering biedt voor diverse domeinen en sectoren kansen
om integraal de private en publieke belangen te dienen. Daarnaast leidt de inzet van
digitalisering vaak tot het integraal bedienen van verschillende publieke belangen
tegelijkertijd. Een mooi voorbeeld hiervan vind ik de inzet van diverse (datagedreven)
precisietechnieken in de vollegrondsteelten. Die leiden tot een verminderd gebruik
van diverse productiemiddelen, zoals meststoffen, gewasbeschermingsmiddelen en water,
en daarmee tot minder schadelijke emissies naar bodem, water en lucht. De inzet van
lichtere volautomatische machines leidt vervolgens weer tot minder bodemverdichting
en dus een gezondere bodem. De data die hiervoor zijn gebruikt kunnen ook weer ingezet
worden om bedrijven in de keten meer inzicht te geven in het productieproces.
Kortom, de inzet van digitalisering voor in dit geval precisielandbouw is beloftevol
voor meerdere maatschappelijke opgaven tegelijkertijd. Tot slot zal een integrale
aanpak juist rond het verder op orde brengen van de randvoorwaarden een domein/sector
overstijgende werking hebben. Zo kunnen afspraken over het gebruik van data en het
delen ervan in eerste instantie per sector worden gemaakt, maar zijn deze afspraken
uiteindelijk ook sector-overstijgend te gebruiken.
3
Zo ja, op welke manier gaat zij deze integraliteit beter borgen in het uitvoeringsprogramma?
Antwoord
Ik maak hierbij onderscheid tussen inhoudelijke integraliteit en organisatorische
integraliteit. Inhoudelijk gezien is het belangrijk om de lopende en gewenste acties
in het actieprogramma steeds in het licht van de maatschappelijke opgaven te plaatsen.
Daarbij moet helder zijn dat een actie direct of indirect bijdraagt aan één of meerdere
doelen in de visie Waardevol en Verbonden. In de beantwoording van de vorige vraag
geef ik daarvan enkele voorbeelden.
Organisatorisch gezien is samenwerking en afstemming reeds geborgd tussen de verschillende
LNV-domeinen, tussen overheid en bedrijfsleven en tussen LNV en andere departementen
bij het opstellen van de digitaliseringsvisie, zoals via het interdepartementale overleg
Nederlandse Digitaliseringsstrategie. Op die integrale benadering bouw ik in het actieprogramma
voort. Het actieprogramma wordt opgesteld door een multidisciplinair departementaal
projectteam waarbij externe stakeholders ook worden betrokken. Zo wil ik ook integraliteit
in de beleidscyclus waarborgen.
4
In hoeverre zullen de kansen voor verschillende doelen uit de kringlooplandbouwvisie
en andere grote beleidsvisies op het gebied van LNV wel deel uitmaken van het uiteindelijke
actieprogramma digitalisering?
Antwoord
de doelen uit de verschillende visies vormen reeds het uitgangspunt van deze LNV-digitaliseringsvisie.
In de uitwerking van het actieprogramma zullen deze doelgerichte acties een plek krijgen.
Wetende dat daaraan reeds in bijvoorbeeld diverse kennis- en innovatieprogramma’s
aan gewerkt wordt. In het actieprogramma zullen zoveel mogelijk de witte vlekken worden
benoemd. Daarnaast zal het gaan om acties gericht op het verder op orde brengen van
een of meerdere randvoorwaarden of fundamenten, zoals wet- en regelgeving en verdienvermogen.
5
Wat betreft het verbeteren van het verdienmodel van de boer zien deze leden een aantal
kansen nog onvoldoende uitgewerkt. Dit begint in de lijn van de kringlooplandbouwvisie
al bij meer digitale platformen voor de afzet van rest- en eindproducten. Ook het
gebruiken van digitale instrumenten om de keten verantwoordelijker te maken voor het
duurzame voedselsysteem komt echter nauwelijks aan bod. Dit terwijl digitale instrumenten
als blockchain bij uitstek een kans kunnen bieden om de gegevens tussen verschillende
bedrijven zo uit te werken dat ook bedrijven verderop in de keten hun verantwoordelijkheid
beter kunnen nemen voor een duurzamer voedselsysteem. Kan de Minister nader toelichten
hoe zij met betrekking tot deze aspecten de kansen ziet en hoe zij deze in het actieprogramma
van de digitaliseringsstrategie zal uitwerken?
Antwoord
In de digitaliseringsvisie heb ik een beperkt overzicht van de kansen van digitalisering
gegeven. Dat overzicht is geenszins compleet. Digitale instrumenten kunnen zeker een
positieve stimulans zijn voor nieuwe verdienmodellen en waardenketens, waarbij data
een toegevoegde waarde aan een agrarisch product kunnen leveren voor zowel afnemer
als consument. Ketentransparantie, ketenomkering en vermindering van voedselverspilling
zijn dergelijke thema’s waar digitale technologieën een belangrijke rol in (kunnen)
spelen. Zo ben in 2017 al begonnen met het verkennen van de kansen en uitdagingen
van blockchain voor de agro- en voedselketen. De kansrijke use cases worden in het
actieprogramma verder uitgewerkt mede op basis van de bevindingen en ervaringen in
het LNV-programma «Blockchain voor agrifood»2.
6
Hoe gaat zij de kansen van digitalisering inzetten om tot een beter verdienmodel voor
de boer te komen en de keten in den brede meer verantwoordelijkheid te geven in het
realiseren van een duurzamer voedselsysteem?
Antwoord
De fundamenten die in de digitaliseringsvisie zijn benoemd bieden mogelijkheden om
het verdienmodel voor boeren, telers en tuinders te verbeteren. Vaardigheden en competenties
om met digitale systemen om te gaan kunnen bijdragen aan de datapositie van boeren,
telers en tuinders waardoor zij een betere marktpositie kunnen realiseren. Bestaande
inzet op kennisontwikkeling en innovatie, waarbij digitalisering een grote rol speelt,
biedt tevens inzichten in nieuwe verdienmodellen. Zo kan gedacht worden aan verdienmodellen
voor het realiseren van met data onderbouwde kringlooplandbouwdoelen, nieuwe ketenconcepten
zoals korte ketens en transparantie in productieomstandigheden. Toegang tot data tegen
betaling kan onderdeel van zo’n verdienmodel zijn. Maar ook financiële instrumenten
kunnen bijdragen aan een beter verdienmodel; zo wordt een nieuwe regeling opengesteld
in het kader van het Economisch Herstelfonds. In het onderdeel «Samenwerking» van
deze regeling kunnen ondernemers initiatieven aanmelden die bijdragen aan Groen Economisch
herstel. Projecten van samenwerkingsverbanden die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling
van nieuwe, duurzame verdienmodellen voor de landbouwsector kunnen aanspraak maken
op subsidie. In mijn brief van 7 juli3 heb ik de Kamer hierover eerder geïnformeerd.
7
Ook op dierenwelzijn zien deze leden een aantal kansen en risico’s nog onbesproken.
In het advies van de RDA (Kamerstuk 28 286, nr. 1211) staan verschillende aanbevelingen om met digitalisering bij te dragen aan meer dierenwelzijn
die deze leden nog niet teruglezen in de voorliggende strategie. Er wordt bijvoorbeeld
niet ingegaan op de aanbeveling om ook voor dierenwelzijn de voorschriften meer op
real-time data te baseren en deze in het kader van het EU Welfare Quality programma
ontwikkelde welzijnsindicatoren ook geschikter te maken voor gebruik door de veehouder.
Waarom is de keuze gemaakt hier niet op in te gaan?
Antwoord
Zoals bij vraag 1 reeds aangegeven gaat de LNV-digitaliseringsvisie niet voor alle
maatschappelijke opgaven de diepte in. Dus ook niet voor het aspect «dierenwelzijn».
Maar ik herken de kansen die de RDA schetst dat het gebruik van gedigitaliseerde data
mogelijkheden biedt om te sturen op het verbeteren van dierenwelzijn en diergezondheid.
Daarnaast herken ik ook de risico’s die de RDA schetst van het gebruik van deze data.
In het actieprogramma zal ik aandacht besteden aan de deze kansen en risico» (zie
ook antwoord op vraag 8).
8
Kan de Minister uiteenzetten op welke manier zij aan deze aanbeveling voldoet of gaat
voldoen?
Antwoord
In het toezicht wordt reeds deels gebruik gemaakt van gedigitaliseerde data. Zo wordt
gewerkt aan de voorbereiding van een wetsvoorstel om cameratoezicht in slachthuizen
te introduceren ten behoeve van verbetering van toezicht op dierenwelzijn.
Daarnaast draagt de overheid financieel bij aan diverse publiek private onderzoeken
die mede gericht zijn op het via sensortechnieken meten van parameters die een relatie
hebben met dierenwelzijn en diergezondheid. Mochten deze in de toekomst bruikbaar
blijken dan kunnen deze door veehouders benut worden ter verbetering van het management
om het dierenwelzijn en de diergezondheid te verhogen.
Het blijkt echter in de praktijk niet altijd eenvoudig om de verkregen data uit deze
onderzoeken te interpreteren en te vertalen naar informatie op basis waarvan concrete
handelingsperspectieven voor de veehouder kunnen worden ontwikkeld die het dierenwelzijn
en diergezondheid kunnen verbeteren.
Zoals de RDA in haar zienswijze aangeeft kan met de opkomst van sensor- en cameratechnologie
in potentie het feitelijke gedrag, het welzijn en de gezondheid van dieren, en de
kwaliteit van de leefomgeving veel effectiever en efficiënter gemeten worden. Maar
dit lukt alleen als men erin slaagt geschikte variabelen te meten en algoritmen te
ontwikkelen die een aantoonbare relatie hebben met wat men wil kwantificeren. De belofte
is, zo stelt de RDA dat uiteindelijk de gecombineerde sensordata met algoritmen beter
in staat zullen blijken te zijn om iets over gezondheid en welzijn te zeggen, en dus
goed zijn voor de dieren. Maar die situatie is nog (lang) niet bereikt, aldus de RDA.
Onjuist gebruik of misinterpretatie van data kan een bedreiging vormen voor de welzijn
en de gezondheid van dieren.
Ik zal in het actieprogramma per maatschappelijke opgaven nader aangeven waar, als
het gaat om de inzet van digitalisering, specifieke opgave gerichte acties nodig zijn,
dan wel meer generieke, waaronder de potentiële mogelijkheden die sensortechnologie
biedt voor het toezicht op dierenwelzijn en diergezondheid. Mogelijke risico’s van
het gebruik van digitalisering worden daarbij betrokken.
9
De leden van de D66-fractie zijn ook benieuwd in hoeverre in de digitaliseringsstrategie
en in stappen die nu reeds worden gezet, rekening wordt gehouden met technieken die
het dierenwelzijn direct kunnen verbeteren. Dan gaat het bijvoorbeeld om het toepassen
van embryoselectie om het doden van haantjes te voorkomen of cameradetectie om zo
verveling en staartbijten bij varkens te voorkomen. In hoeverre zet de Minister nu
al, of met de komst van de digitaliseringsstrategie, actief in op het stimuleren van
dit soort welzijn bevorderende technologieën? Hoe kan dit nog worden versterkt met
het oog op de toekomst?
Antwoord
Zoals in antwoord op vraag 8 is aangegeven lopen er in het kader van het topsectoren
onderzoek diverse publiek private onderzoeken die mede gericht zijn op het via sensortechnieken
meten van parameters die een relatie hebben met dierenwelzijn en diergezondheid. Daarbij
is onder andere ook een onderzoek gedaan waarbij cameradetectie is ingezet om vroegtijdig
inzicht te krijgen in het optreden van staartbijten bij varkens.
Embryoselectie om het doden van haantjes te voorkomen, wordt reeds toegepast en is
niet zozeer gericht op digitalisering als wel op het (door)ontwikkelen van innovatieve
technologie. Er is tijd nodig deze technologie verder te ontwikkelen en op te schalen.
Ik verwijs hiervoor ook naar mijn brief over de stand van zaken met betrekking tot
alternatieven voor het doden van eendagshaantjes4.
10
Kan de Minister toelichten hoe zij de toepassing van digitale instrumenten om de druk
op handhaving te verlichten voor zich ziet en kan zij ook vast schetsen hoe dit zal
worden aangepakt in het actieprogramma?
Antwoord
Het gaat hierbij met name om risicogericht en kennisgedreven inzet van inspecteurs.
Digitale instrumenten kunnen de transitie van fysieke inspectie naar geautomatiseerde
inspectie op basis van data en goederenstroom vereenvoudigen. Hierbij wordt reeds
gebruik gemaakt van satellietdata en remote sensing, maar ook van close sensing (zoals
drones), digitaal toezicht en beeldherkenning. Dergelijke technieken maken het mogelijk
om in kortere tijd grotere hoeveelheden entiteiten te behandelen, waardoor de inspecteurs
zeer gericht kunnen controleren en handhaven. In mijn eerdere beantwoording van de
Kamervragen over big data5 heb ik een aantal voorbeelden hiervan gegeven.
Net als bij de totstandkoming van de digitaliseringsvisie kijk ik bij het opstellen
van het actieprogramma met handhavings- en uitvoeringsorganisaties welke digitale
opgaven er liggen en waar deze belegd moeten worden. Lopende activiteiten en strategieën
met een digitale component worden hierin meegenomen.
11
Kan de Minister nader schetsen welke risico’s zij ziet op het gebied van privacy en
hoe zij dit zal verwerken in het uiteindelijke actieprogramma?
Antwoord
In de «Kabinetsvisie op de bescherming van horizontale privacy»6 is een overzicht van risico’s opgenomen met betrekking tot privacy tussen burgers
en tussen burgers en bedrijven. Deze risico’s signaleer ik ook in de groene domeinen.
Ik denk dan aan risico’s zoals gebrek aan zeggenschap over gegevens, beoordeling van
bedrijven of personen op basis van (onjuiste) gegevens, vendor lock-in, ongeoorloofde
datavergaring en locatietracking via Internet of Things (IoT). Rijksbreed worden dergelijke
risico’s bijvoorbeeld ook in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie (NDS)7 geadresseerd.
De randvoorwaarden in de digitaliseringsvisie gelden ook voor het voorkomen van risico’s
op het gebied van privacy. Zo kan het maken van duidelijke afspraken over datadeling
voorkomen dat zeggenschap over gegevens onduidelijk of afwezig is. In het actieprogramma
wordt benoemd welke rol en verantwoordelijkheden LNV heeft of moet nemen. Wanneer
aanvullende acties nodig zijn worden deze in het actieprogramma belegd.
12
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat aandacht is besteed aan het issue vendor
lock-in, omdat dit de keuzevrijheid van bedrijven significant kan beperken en uiteindelijk
juist schaalvergroting in de hand kan spelen. Deze leden lezen dat op dit moment zal
worden ingezet op het voorkomen van de vendor lock-in door goede afspraken omtrent
datadeling te maken en in internationaal, Europees en nationaal verband te investeren
in afspraken rond standaardisatie met internationale aanbieders. Kan de Minister nader
uiteenzetten wat voor (type) afspraken zij hierbij voorziet?
Antwoord
Afhankelijk van de rol van LNV in dezen kan ingezet worden op borging van interoperabiliteit,
dataportabiliteit en datahouderschap. Waar het maken van dergelijke afspraken buiten
het taakveld van LNV ligt, zie ik het als mijn verantwoordelijkheid om knelpunten
binnen de domeinen van LNV te signaleren en dit kenbaar te maken aan de partijen die
over dergelijke afspraken gaan.
Op internationaal niveau worden door bijvoorbeeld OASIS, GS1 en ISO-werkgroepen technische
(uitwisselings)standaarden afgesproken. Maar ook richtlijnen over datadelen voor wetenschappelijk
onderzoek (zoals in GOFAIR/CODATA), afspraken over toepassing van open-source systemen,
doelstellingen in gedragscodes voor datagebruik en actieve deelname aan Europese regelgevingstrajecten
over agrarische data en agrotechnologie kan tevens bijdragen aan het voorkomen van
vendor lock-in in de groene domeinen.
13
Deze leden willen in het licht van de vendor lock-in ook nog ingaan op een specifieke
casus waarbij boeren op dit moment al te afhankelijk zijn van één commerciële partij,
namelijk voor het bijhouden van stamboeken. Deze leden hebben vernomen dat het op
dit moment nagenoeg niet mogelijk is om runderen in te schrijven bij stamboeken, hetgeen
een recht is, en de identificatie en registratie (I&R) te voltooien, hetgeen een plicht
is, zonder dat de data hierover uiteindelijk terecht komt bij één private partij (in
dit geval de Coöperatie Rundveeverbetering (CRV)). Aangezien de CRV ook commerciële
activiteiten ontplooit kan dit de concurrentiepositie van ingeschreven boeren benadelen
ten opzichte van bijvoorbeeld een CRV. Is de Minister het eens met de leden van de
D66fractie dat deze situatie onwenselijk is?
Antwoord
Als de situatie zo is als geschetst wordt door de leden van D66, dan vind ik dat onwenselijk.
Zoals aangegeven in antwoord op eerdere vragen van de leden van de CDA-fractie heeft
er in 2001 een ontvlechting plaats gevonden van stamboektaken en de I&R-taken. Dat
heeft onder andere geleid tot de nieuwbouw van het I&R-systeem en een wijziging van
de Regeling identificatie en registratie in december 2006. Sinds 11 december 2006
staat de invoer van gegevens in I&R helemaal los van stamboekactiviteiten. Een houder
moet zich houden aan de I&R-verplichtingen en kan via de daarvoor bestemde kanalen
(zoals bijvoorbeeld mijn.rvo.nl of de webservice) een melding doen.
Het I&R-systeem heeft een soortgelijke functie als het kentekenregister voor voertuigen.
In I&R wordt een beperkte primaire set gegevens vastgelegd. De gegevens over runderen
(geboortedatum, geslacht, haarkleur, moeder, verblijfplaats) zijn openbaar en op te
vragen via de I&R App of de webservices van RVO. Wanneer de houder een dier wil inschrijven
in een stamboek, dan zal de stamboekvereniging verifiëren of het dier bekend is in
het I&R-systeem van de overheid. Als de houder via de stamboekvereniging I&R-meldingen
wil registreren, dan kan hij de stamboekvereniging daarvoor een machtiging verstrekken
in het I&R-systeem. De stamboekvereniging kan dan via de genoemde kanalen ook het
dier melden in het I&R-systeem. De houder blijft echter te allen tijde verantwoordelijk
voor het doen van die melding. Hij kan er ook voor kiezen om zelf I&R-meldingen te
registreren via de kanalen van RVO.
Een ieder kan via de kanalen van RVO de openbare gegevens van runderen (geboortedatum,
geslacht, haarkleur, moeder, verblijfplaatsen) ophalen. Vanuit technisch oogpunt krijgen
enkele grotere afnemers gegevens standaard geleverd. Zij gebruiken niet-openbare gegevens
enkel als de houder daarvoor toestemming heeft gegeven.
14 en 15
Klopt het dat deze situatie ook nog eens in strijd is met de Europese fokkerijregelgeving?
Welke stappen heeft zij al gezet om deze situatie aan te pakken of om te zorgen dat
boeren door deze situatie niet benadeeld worden in hun concurrentiepositie?
Antwoord
In de rundersector (en andere veehouderijsectoren) hebben meerdere stamboekverenigingen
een erkenning in het kader van de Europese fokkerijverordening (Verordening (EU) 2016/1012),
met een of meerdere goedgekeurde fokprogramma’s. De Coöperatie CRV u.a., is een van
de erkende stamboekverenigingen in de rundersector. Het is aan de leden van deze erkende
stamboekverenigingen om afspraken te maken over het fokprogramma en de uitvoering
daarvan, waaronder het verzamelen en verwerken van gegevens die nodig zijn om het
fokprogramma goed uit te voeren, zoals afstammingsgegevens en gegevens over prestaties
van de fokdieren.
Ik heb RVO gevraagd om, in samenwerking met de NVWA, te controleren of de erkende
stamboekvereniging CRV u.a. voldoet aan de voorwaarden voor erkenning, zoals opgenomen
in de Fokkerijverordening.
16
Is de Minister van mening dat de plannen die zij nu heeft om de vendor lock-in te
voorkomen, ook dergelijke situaties die boeren aantast in hun keuzevrijheid goed kunnen
voorkomen?
Antwoord
Deze vraag beantwoord ik bij vraag 12 en 25.
17
Deze leden zijn ook verheugd dat aandacht is besteed aan het risico dat met digitalisering
juist schaalvergroting in de hand wordt gespeeld, terwijl dit voor de omslag naar
kringlooplandbouw onwenselijk kan zijn. In de inzet schrijft de Minister dat dit risico
grotendeels gemitigeerd kan worden met bestaande investeringsregels voor innovatieve
bedrijfsinvesteringen. Betekent dit dat de Minister hier in het actieprogramma geen
verdere aandacht aan zal besteden?
Antwoord
Nee, in het actieprogramma wil ik wel degelijk aandacht besteden aan dergelijke risico’s.
Daarom is het van belang om steeds de digitale technieken in het licht te zien van
de maatschappelijke opgaven. Deze technieken moeten bijdragen aan een gewenste uitbreiding
van een duurzame en natuur-inclusieve landbouw, zoals ik heb benoemd in de antwoorden
van vragen 1 tot en met 4. Ik denk dat bestaande investeringsregelingen behulpzaam
zijn voor bedrijven die in nieuwe technieken willen investeren. Waar dat niet of onvoldoende
het geval is zal ik opnieuw naar deze regelingen kijken.
18
Zo nee, welke extra stappen gaat de Minister zetten om te voorkomen dat de digitalisering
niet in lijn loopt met de doelen uit de kringlooplandbouwvisie?
Antwoord
De bijdrage van digitalisering aan de kringlooplandbouw is het uitgangspunt van de
LNV-digitaliseringsvisie en leidend voor nader op te stellen actieprogramma. Alleen
dan is het vanuit mijn optiek de moeite waard om verder te investeren in de inzet
van digitale technieken en te werken aan de benodigde randvoorwaarden.
19
Tenslotte viel het de leden van de D66-fractie op dat dierenwelzijnsrisico’s niet
werden genoemd. Dit terwijl een aantal hiervan wel expliciet werden vernoemd in het
rapport van het RDA. Het gaat hierbij met name om de aantasting van de fysieke integriteit,
omdat wellicht ingrepen moeten worden om metingen te verrichten. Ook gaat het om de
misinterpretatie van gegevens, angstreacties en onoordeelkundig gebruik. Kan de Minister
toelichten waarom ze hier in haar risicobeoordeling niet op ingegaan is, terwijl deze
wel in het advies van de RDA terugkwamen?
Antwoord
Eerder heb ik aangegeven dat de LNV-digitaliseringsvisie bewust niet is gegaan over
de inzet van digitalisering op alle afzonderlijke dossiers of maatschappelijke opgaven.
Dus ook niet als het specifiek gaat om de risicobeoordeling van dierenwelzijn. In
het actieprogramma zal aandacht zijn voor deze risico’s (zie ook antwoord op volgende
vraag 20).
20
In hoeverre zullen deze risico’s wel worden meegenomen in het actieprogramma?
Antwoord
In het antwoord op vraag 8 ben ik reeds ingegaan op de risico’s van misinterpretatie
en onoordeelkundig gebruik van gegevens. Bij de uitwerking van de visie zullen naast
kansen ook de risico’s van het gebruik van digitaliseringstechnieken betrokken worden.
Wat betreft mogelijke aantasting van fysieke integriteit ben ik van mening dat inzet
op digitalisering juist gericht moet zijn op het verbeteren van het dierenwelzijn.
Ik kan me dan ook vinden in de randvoorwaarden die de RDA voorstelt voor een juiste
inzet van digitale technieken in de dierhouderij, waaronder:
• Het moet leiden tot verbetering van het dierenwelzijn, of in elk geval niet tot een
verslechtering
• Het dient niet te leiden tot extra lichamelijke ingrepen aan het dier.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
21
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Kamer de Minister middels een motie (Kamerstuk
21 501-32, nr. 1325) heeft verzocht om in EU-verband in te zetten op het versterken van de datapositie
van boeren en daarbij in ieder geval aandacht te besteden aan bescherming en ondersteuning
van de datasoevereiniteit van agrariërs. Zij vragen de Minister uiteen te zetten welke
acties zij naar aanleiding van deze motie heeft genomen om hier in Europees verband
aan te werken.
Antwoord
Er zijn reeds gesprekken geweest met lidstaten over de datapositie van boeren, in
de zijlijn van de EU Conference on digitalisation of agriculture die op 2 en 3 december
2020 in Potsdam is gehouden. Deze ronde-tafeldiscussie werd gehouden aan de hand van
een discussiestuk over de Europese richtsnoeren en regels voor agrarische data. De
discussie betrof een informele consultatie van lidstaten op een aantal vraagstukken:
de status quo van de Code of Conduct on Agricultural Data Sharing by Contractual Agreement,
juridische opties voor agrarische data-uitwisseling tussen bedrijven, en het verkennen
van andere opties die de datapositie van boeren, telers en tuinders kunnen versterken.
Het versterken van de datapositie van boeren, telers en tuinders middels de bescherming
en ondersteuning van datasoevereiniteit is op dit moment nog steeds onderwerp van
multilaterale gesprekken op beleidsniveau. Het doel van deze discussie is om met de
andere lidstaten tot overeenstemming te komen over de bescherming en ondersteuning
van de datasoevereiniteit van agrariërs, en daar vervolgens stappen op te ondernemen.
Binnen Nederland wordt grip op agrarische data verstevigd door gedragscodes als de
Code of Conduct on Agricultural Data Sharing op te nemen in de criteria voor een nieuwe
samenwerkingsregeling om innovatieve precisielandbouwtrajecten te ondersteunen. Andere
mogelijkheden om hier in Europees verband aan te werken worden op dit moment nog verkend.
We staan aan het begin van een nieuw proces dat ik het liefst op EU-niveau wil n.
Komend voorjaar zal ik uw Kamer over de vorderingen nader informeren.
22
De leden van de CDA-fractie merken tevens op dat de Minister op eerdere vragen van
deze leden aangaf dat zij in Europees verband van gedachten wisselde over de bijdrage
van onder andere de Code of Conduct on Agricultural Data Sharing aan de datapositie
en datasoevereiniteit van boeren en dat zij uitzocht of dergelijke initiatieven voldoende
bijdragen aan grip op data vanuit het perspectief van agrariërs (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1306). Deze leden vragen de Minister wat de (voorlopige) resultaten van deze gedachtewisseling
zijn en of zij een uitspraak kan doen over de mate waarin initiatieven zoals de Code
of Conduct bijdragen aan grip op data door boeren.
Antwoord
In eerdergenoemde rondetafelgesprekken is aangegeven dat het discussiestuk valide
knelpunten aandraagt die aanvullende overeenstemming/verheldering in het licht van
de Code of Conduct vragen, waar nodig ook op juridisch vlak in de EU. Denk daarbij
aan thema’s zoals dataveiligheid, datakwaliteit, databetrouwbaarheid, interoperabiliteit
en dataportabiliteit. Tevens is tijdens de consultatie aangegeven dat de vrijwillige
basis van de Code of Conduct risico’s kan opleveren op het gebied van naleving: er
zijn bijvoorbeeld geen gestandaardiseerde algemene voorwaarden afgesproken voor de
datadeelcontracten zoals deze in de Code of Conduct worden voorgesteld. Dit kan tot
gevolg hebben dat monopolistische toeleveranciers eenzijdig contracten afdwingen waarbij
geen versteviging van de datapositie van de boer, teler of tuinder wordt gewaarborgd.
Er is dan geen sprake van een wederzijds akkoord om data te delen, maar van een contractuele
vorm van vendor lock-in.
Het ontwikkelen van aanvullende (Europese) regelgeving om de datapositie van boeren,
telers en tuinders te waarborgen werd daarop genoemd als mogelijke oplossing, maar
dit kan ook nadelige gevolgen hebben zoals toename van regeldruk voor boeren, telers
en tuinders en het kan een remmend effect hebben op de innovatiesnelheid van de vaak
specialistische technologische midden- en kleinbedrijven in de agroketen. Een Code
of Conduct op vrijwillige basis verdient de voorkeur, mits dit de datarechten van
de boer, teler en tuinder voldoende borgt. Mocht blijken dat dit niet het geval is
kan besloten worden om de Code of Conduct aan te scherpen of alsnog in te zetten op
een Europese richtlijn voor agrarische data, wat onderwerp van discussie kan zijn
in de eerdergenoemde multilaterale gesprekken. In de aanloop naar de in te zetten
bredere discussie met andere lidstaten wil ik bezien of de resultaten van de consultatie
verdere aanknopingspunten bevatten om met meerdere lidstaten tot consensus te komen
over eventuele aanpassing van de Code of Conduct, zoals inzetten op een Europese richtlijn
voor agrarische data.
Initiatieven zoals de Code of Conduct kunnen een belangrijke bijdrage leveren om het
vertrouwen in datadelen te vergroten middels het verhelderen van afspraken over datahouderschap,
herkomst van agrarische data en gebruik van agrarische data. Maar ook ketenafspraken
over standaardisering, machtigingen voor datagebruik en doelbinding zijn van belang
voor het versterken van de datapositie van boeren, telers en tuinders. In het op te
stellen actieprogramma digitalisering worden dergelijke lopende en wenselijke acties
belegd, zoals is aangekondigd in de digitaliseringsvisie van LNV.
23 en 24
Deze leden constateren dat de Minister stelde dat de Europese Code of Conduct mogelijk
zou kunnen worden aangepast zodat deze meer bescherming en ondersteuning zou bieden
voor de datasoevereiniteit van de boer. Zijn er op dit punt inmiddels vorderingen
gemaakt? Welke aanpassingen zijn volgens de Minister nodig en hoe wordt daar in Europa
tegenaan gekeken?
Antwoord
Deze vragen beantwoord ik bij vraag 21 en 22.
25
De leden van de CDA-fractie lezen dat afhankelijkheid van één leverancier als risico
wordt genoemd bij digitalisering in de landbouw. Hierdoor zou mogelijk de situatie
kunnen ontstaan dat suboptimale producten moeten worden afgenomen of datauitwisseling
met producten en data van andere leveranciers beperkt wordt. Deze leden zien een dergelijke
situatie als bijzonder onwenselijk en zijn van mening dat dit risico niet los kan
worden gezien van de datapositie van boeren. Kan de Minister aangeven in welke mate
deze geschetste situatie zich reeds in de praktijk voordoet en welke gevolgen dat
heeft?
Antwoord
Ik zie deze situatie inderdaad in de praktijk optreden, bijvoorbeeld binnen het project
de Nationale Proeftuin Precisielandbouw waarin agrariërs worden geholpen om de nieuwe
precisietechnieken op het eigen boerenbedrijf toe te passen. Indien met componenten
van diverse leveranciers moet worden gewerkt, verloopt de data-uitwisseling tussen
die componenten niet altijd optimaal. Ook zijn de data die op het bedrijf met systeem
A zijn verzameld, niet zomaar toe te passen in systeem B van een andere leverancier.
Dat maakt overstappen naar een andere leverancier lastig.
Vendor lock-ins en een gebrek aan standaardisering zijn hier debet aan zoals ik in
mijn beantwoording over vendor lock-in en standaardisering benoem (vraag 12 en 26).
Dit betekent ook dat de inzet van de precisietechnieken soms niet of onvoldoende kunnen
worden ingezet. Waardoor de beloftes van precisielandbouw op zowel maatschappelijk
als op economisch gebied niet voldoende tot hun recht komen. Daarbij is het voor de
agrariër, ook als hij of zij met systemen van één leverancier werkt, niet altijd duidelijk
welke data deze systemen vergaren en hoe deze data met andere partijen te delen. Ook
daar ontstaat een afhankelijkheid. In het publiek-private topsectorproject PL 4.0
proberen diverse publieke en private partijen deze problematiek te adresseren.
26
Deze leden constateren dat de Minister schijft dat dit kan worden aangepakt door goede
afspraken omtrent datadeling te maken en in internationaal, Europees en nationaal
verband te investeren in afspraken rond standaardisatie met internationale aanbieders.
Zij onderschrijven de voorgestelde aanpak van de Minister op dit punt en vragen haar
om aan te geven in hoeverre deze afspraken reeds bestaan en waar er zich lacunes bevinden
in bestaande afspraken.
Antwoord
In de digitaliseringsvisie zijn onder de randvoorwaarden «Technische interoperabiliteit»
en «Architectuur voor data-uitwisseling» en «Datadelen: afspraken over datahouderschap
en het gebruik van data» beknopte overzichten gegeven van afspraken en initiatieven
over datadelen en standaardisering, die direct of indirect invloed kunnen hebben op
het risico van vendor lock-in. In die hoofdstukken is ook aangegeven wat er nog nodig
is om aan deze randvoorwaarden te kunnen voldoen; waar relevant op domeinspecifiek
niveau, en waar nodig op domeinoverstijgend niveau.
27
Voorts constateren deze leden dat in de digitaliseringsvisie het specifieke door stakeholders
aangegeven punt wordt benoemd dat maatstaven voor de toediening van gewasbeschermingsmiddelen
momenteel nog te vaak gebaseerd worden op één type weersomstandigheid. Zij vragen
de Minister in welke mate dit het geval is, welke problemen dit oplevert, en welke
stappen zij zet om deze problematiek op te lossen.
Antwoord
Een agrarische ondernemer heeft te maken met wet- en regelgeving bij het toepassen
van gewasbeschermingsmiddelen en met aanbevelingen van de fabrikant. Zo geldt er een
verbod voor het spuiten van gewasbeschermingsmiddelen als de windsnelheid meer bedraagt
dan vijf meter per seconde8 en kan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden een
restrictiezin op het etiket zetten die gerelateerd is aan het niet toepassen van een
gewasbeschermingsmiddel bij natte weersomstandigheden9. Bovendien kan het zijn dat op een etiket van een gewasbeschermingsmiddel een aanbeveling
staat wanneer het middel het best kan worden toegepast.
Ik heb op dit moment geen informatie in welke mate dit speelt. Ik ga er vanuit dat
agrarische ondernemers zich aan wet- en regelgeving houden en dat ze rekening houden
met de weersomstandigheden bij al hun activiteiten. Mocht alsnog een probleem ontstaan,
kunnen agrarische ondernemers en erfbetreders voorstellen voor bijvoorbeeld innovaties
op het terrein van gewasbescherming melden bij het Agroloket. Deze voorstellen worden
door het Ministerie van LNV opgepakt.
Er staan verschillende acties in het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming
2030 die helpen om innovatieve toedieningstechnieken te kunnen beoordelen.
28
De leden van de CDA-fractie constateren dat de RDA een zienswijze heeft ingediend
op de digitaliseringsvisie waarin bedreigingen met betrekking tot het op een veilige
manier verwerken van big data in bruikbare informatie en advies en de afnemende vrijheid
voor veehouders en consumenten door een grotere afhankelijkheid van data waar men
geen invloed op heeft, worden genoemd. De RDA raadt de Minister aan om als overheid
de verantwoordelijkheid te nemen in het onderhouden van netwerken van open data en
een meldpunt in te stellen waar niet-beschikbare datanetwerken kunnen worden gemeld.
Ook raadt de RDA aan om te zorgen voor meer zicht op de validatie en robuustheid van
de ontwikkelde en gebruikte algoritmen. Deze leden vragen de Minister wat haar appreciatie
is van dit advies van de RDA en op welke wijze zij hier, bijvoorbeeld in het actieprogramma,
uitwerking aan zal geven.
Antwoord
De RDA zienswijze Digitalisering in de Veehouderij benoemt belangrijke aspecten voor
een datagedreven veehouderij, die eveneens in de digitaliseringsvisie worden benoemd
onder hoofdstuk 4.2 (zij het breder dan alleen veehouderij). In het actieprogramma
zal aandacht zijn voor deze randvoorwaarden die binnen diverse sectoren en domeinen
spelen en die zoveel mogelijk samen met andere partijen en sector- of domeinoverstijgend
moeten worden opgelost, zoals in de Nederlandse Digitaliseringsstrategie. Ik zet daarbij
in op integraliteit, zowel inhoudelijk als organisatorisch, zoals ik aangegeven heb
in de beantwoording van vraag 3. Op de randvoorwaarden in de digitaliseringsvisie
lopen reeds de nodige acties waar LNV een rol in heeft. Bij nieuwe acties is het van
belang om te bezien of LNV een rol heeft, en welke rol dat is.
29 en 30
De leden van de CDA-fractie lezen in de door de Minister bij haar brief gevoegde beslisnota
dat nieuwe acties die in de visie zijn geformuleerd nog niet concreet zijn uitgewerkt
met externe partijen en er nog geen financiële dekking voor geregeld is. Financiering
voor deze nieuwe acties zou mede afhangen van extra middelen uit nieuwe Europese geldbronnen,
zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Deze leden vragen de Minister of,
en in hoeverre, er inmiddels zicht is op mogelijke extra middelen vanuit Europa die
voor deze acties kunnen worden aangewend. Kan de Minister aangeven om welke Europese
geldbronnen het daarbij gaat, waar deze voor kunnen worden ingezet en om hoeveel middelen
het daarbij gaat?
Antwoord
Op dit moment kan ik nog geen uitsluitsel geven over de financiële middelen die in
Europees opzicht zijn aan te wenden voor acties op het gebied van digitalisering in
het agro- en natuurdomein. Dit is namelijk afhankelijk van het type actie, de schaal
daarvan en van de beschikbaarheid van reeds bestaande middelen voor bijvoorbeeld kennis-
en innovatie, investeringsondersteuning en competentieontwikkeling.
Ik kan wel melden dat het ministerie betrokken is bij de ontwikkeling van een EU-partnerschap
genaamd «Agriculture of Data», in het kader van Horizon Europe. Dit partnerschap en
biedt mogelijk enkele aanknopingspunten voor cofinanciering vanuit de EU. Nadere specificering
van de financiële middelen die ik aanwend voor de uitvoering van de acties neem ik
mee in het actieprogramma digitalisering.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier