Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 942 Wijziging van de Jeugdwet in verband met het versterken van de rechtspositie van jeugdigen die worden opgenomen in een gesloten accommodatie (Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de rechtspositie van
jeugdigen diefpar worden opgenomen in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp te
verbeteren en te versterken;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsomschrijving «gesloten jeugdhulp» komt te luiden:
– gesloten jeugdhulp:
opname, verblijf en jeugdhulp op basis van een machtiging als bedoeld in de artikelen
6.1.2, 6.1.3 of 6.1.4;
2. In de alfabetische rangschikking wordt de volgende begripsomschrijving ingevoegd:
– jeugdhulpverantwoordelijke:
degene die behoort tot een bij regeling van Onze Ministers aangewezen categorie van
deskundigen en die door de jeugdhulpaanbieder als jeugdhulpverantwoordelijke is aangewezen,
verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdhulp en de toepassing van vrijheidsbeperkende
maatregelen in een gesloten accommodatie;
B
Artikel 6.1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt:
a. aan het slot van onderdeel a «, en» vervangen door een puntkomma;
b. in onderdeel b «noodzakelijk» vervangen door «noodzakelijk en geschikt»;
c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en», na onderdeel
b een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen
te behandelen.
2. In het derde lid, onderdeel b, wordt «, of» vervangen door «; of».
3. In het vierde lid, onderdeel c, wordt «, en» vervangen door «; en».
4. In het negende lid wordt «kan de jeugdige gedurende ten hoogste veertien dagen in
de gesloten accommodatie verblijven, en zijn de paragrafen 6.3, 6.4 en 6.5 op de jeugdige
van toepassing» vervangen door «vervalt de machtiging op de veertiende dag nadat de
instemming is ingetrokken».
C
In het tweede lid van artikel 6.1.3 wordt:
a. aan het slot van onderdeel a «, en» vervangen door een puntkomma;
b. in onderdeel b «noodzakelijk» vervangen door «noodzakelijk en geschikt»;
c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en», na onderdeel
b een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen
te behandelen.
D
Artikel 6.1.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt:
a. aan het slot van onderdeel a «, en» vervangen door een puntkomma;
b. in onderdeel b «noodzakelijk» vervangen door «noodzakelijk en geschikt»;
c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door «; en», na onderdeel
b een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen
te behandelen.
2. In het zesde lid wordt «een omschrijving van de voorwaarden en het toezicht daarop
en van de jeugdhulp» vervangen door «een omschrijving van de voorwaarden en het toezicht
daarop, van de vrijheidsbeperkende maatregelen die kunnen worden toegepast en van
de jeugdhulp».
3. Onder vernummering van het zevende tot en met elfde lid tot negende tot en met dertiende
lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
7. Het hulpverleningsplan, bedoeld in het zesde lid, kan de volgende vrijheidsbeperkende
maatregelen bevatten:
a. onderzoek aan het lichaam op aanwezigheid van voorwerpen die een risico vormen voor
de veiligheid van de jeugdige of anderen;
b. onderzoek van de kleding op aanwezigheid van voorwerpen die een risico vormen voor
de veiligheid van de jeugdige of anderen;
c. onderzoek van urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
d. elektronisch toezicht.
8. Het onderzoek, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, wordt verricht op besloten
plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur van
de jeugdige heeft.
4. In het tiende lid (nieuw) wordt «de in het zevende lid bedoelde voorwaarde» vervangen
door «de in het zevende lid bedoelde vrijheidsbeperkende maatregelen en de in het
negende lid bedoelde voorwaarde».
5. In het dertiende lid (nieuw) wordt «tweede tot en met tiende lid» vervangen door
«tweede tot en met twaalfde lid».
E
In artikel 6.1.13, eerste lid, wordt «het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel
6.1.5» vervangen door «het hulpverleningsplan, bedoeld in artikel 6.1.5,».
F
Artikel 6.2.4 komt te luiden:
Artikel 6.2.4
1. De jeugdhulpaanbieder wijst voor elke jeugdige, die in een gesloten accommodatie
verblijft, een jeugdhulpverantwoordelijke aan en deelt diens naam mee aan de jeugdige
en aan degene die het gezag over de jeugdige heeft.
2. De jeugdhulpaanbieder stelt huisregels vast die betrekking hebben op een ordelijke
gang van zaken, de veiligheid binnen de gesloten accommodatie en het waarborgen van
een pedagogisch klimaat.
3. De huisregels bevatten in ieder geval een regeling ten aanzien van de controle van
de bezoekers en voorwerpen die jeugdigen in verband met de veiligheid binnen de gesloten
accommodatie niet in hun bezit mogen hebben.
4. De jeugdhulpverantwoordelijke draagt ervoor zorg dat de jeugdige zo spoedig mogelijk
na opname in een gesloten accommodatie schriftelijk en mondeling wordt geïnformeerd
in voor hem duidelijke en toegankelijke bewoordingen over:
a. de in de gesloten accommodatie geldende huisregels;
b. de klachtenregeling; en
c. de mogelijkheden een vertrouwenspersoon in te schakelen.
G
Na artikel 6.2.4 worden zeven artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 6.2.5
1. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat een jeugdige kan deelnemen aan onderwijs
dat aansluit bij diens leerbehoefte, andere activiteiten in het kader van pedagogische
vorming en gemeenschappelijke activiteiten gedurende ten minste zes uur per dag.
2. In afwijking van het eerste lid, kan de jeugdhulpaanbieder aan een jeugdige een passend
individueel onderwijsprogramma en individuele activiteiten bieden.
3. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat een gekwalificeerde gedragswetenschapper
is verbonden aan een gesloten accommodatie.
4. De jeugdhulpaanbieder stelt een jeugdige in de gelegenheid een arts te raadplegen.
Artikel 6.2.6
1. Een jeugdige heeft een eigen kamer gedurende zijn verblijf in een gesloten accommodatie.
2. Een jeugdige kan op eigen verzoek tijdelijk in een afzonderlijke en veilige ruimte,
anders dan de eigen kamer, verblijven.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verblijfsruimte,
bedoeld in het tweede lid, en over de wijze waarop contact wordt gehouden met de jeugdige
tijdens het verblijf in die verblijfsruimte.
Artikel 6.2.7
Een jeugdige heeft het recht eigen kleding en schoeisel te dragen, tenzij die een
gevaar kunnen opleveren voor de veiligheid in de gesloten accommodatie.
Artikel 6.2.8
Indien een jeugdige een kind heeft, kan de jeugdige het kind in de gesloten accommodatie
verzorgen en opvoeden voor zover het verblijf van het kind zich verdraagt met de opvoeding
en het gezond en veilig opgroeien van het kind en de jeugdige alsmede met de veiligheid
in de gesloten accommodatie.
Artikel 6.2.9
1. De jeugdhulpverantwoordelijke stelt samen met de jeugdige een hulpverleningsplan
op.
2. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat het hulpverleningsplan, bedoeld in het
eerste lid, zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen zes weken na opname in de
gesloten accommodatie, wordt vastgesteld.
3. De jeugdhulpverantwoordelijke wijst de jeugdige en diens ouders op de mogelijkheden
om zich bij het opstellen, evalueren en wijzigen van het hulpverleningsplan te laten
bijstaan door:
a. een vertrouwenspersoon; of
b. een familielid of naaste.
4. De jeugdhulpverantwoordelijke overlegt voorafgaand aan het vaststellen of wijzigen
van het hulpverleningsplan met:
a. de ouders van de jeugdige;
b. degene die het gezag heeft over de jeugdige;
c. de voor de verlening van de jeugdhulp relevante familie en naasten; en
d. een gekwalificeerde gedragswetenschapper, indien de jeugdhulpverantwoordelijke geen
gekwalificeerde gedragswetenschapper is.
5. De jeugdhulpverantwoordelijke houdt bij het opstellen van het hulpverleningsplan
zoveel als mogelijk rekening met de wensen en voorkeuren van de jeugdige.
6. Indien voorafgaand aan de opname in de gesloten accommodatie een familiegroepsplan
is vastgesteld, kan dat familiegroepsplan worden aangevuld met het hulpverleningsplan.
7. De vertrouwenspersoon verleent op verzoek van de jeugdige of diens ouders advies
en bijstand bij het opstellen, evalueren en wijzigen van het hulpverleningsplan.
8. De jeugdhulpverantwoordelijke evalueert het hulpverleningsplan samen met de jeugdige
vier weken na aanvang van de uitvoering ervan en vervolgens ten minste elke twee maanden.
9. De jeugdhulpverantwoordelijke stelt een verslag op van de evaluatie, bedoeld in het
achtste lid, en reikt het verslag uit aan de jeugdige.
Artikel 6.2.10
1. In het hulpverleningsplan, bedoeld in artikel 6.2.9, eerste lid, wordt in elk geval
opgenomen:
a. een omschrijving van de problematiek van de jeugdige en van het gedrag dat daaruit
voortvloeit;
b. de doelen voor de ontwikkeling van de jeugdige;
c. een beschrijving van de te verlenen jeugdhulp;
d. welke vrijheidsbeperkende maatregelen toegepast kunnen worden, de gevallen waarin
en de termijn dat die maatregelen toegepast kunnen worden, alsmede welke jeugdhulpverlener
of categorie van jeugdhulpverleners bevoegd is de maatregelen toe te passen;
e. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de wensen en voorkeuren van de jeugdige
ten aanzien van de jeugdhulp; en
f. de frequentie waarmee en de omstandigheden waaronder het hulpverleningsplan wordt
geëvalueerd en het hulpverleningsplan wordt gewijzigd.
2. Indien de jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde gedragswetenschapper is,
vindt de vaststelling of wijziging van de in het hulpverleningsplan opgenomen vrijheidsbeperkende
maatregelen niet plaats dan na instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper.
Artikel 6.2.11
1. Met het oog op de veiligheid van een jeugdige of anderen dan wel om te voorkomen
dat een jeugdige zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van de machtiging, bedoeld
in de artikelen 6.1.2 en 6.1.3, kan de jeugdhulpaanbieder bepalen dat het vervoer
van en naar een gesloten accommodatie plaatsvindt door een door Onze Ministers daartoe
aangewezen vervoerder.
2. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over het vervoer van
en naar gesloten accommodaties, waaronder regels over het door de vervoerder te gebruiken
vervoermiddel.
H
Paragraaf 6.3 komt te luiden:
§ 6.3 Toepassing vrijheidsbeperkende maatregelen
§ 6.3.1 Doelen en voorwaarden voor de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen
Artikel 6.3.1.1
1. Ten aanzien van een jeugdige voor wie een machtiging als bedoeld in artikel 6.1.2,
6.1.3 of 6.1.4 is verleend, kunnen vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast
tegen de wil van de jeugdige of van degene die het gezag over hem uitoefent.
2. Een vrijheidsbeperkende maatregel is uitsluitend gericht op:
a. het waarborgen van de veiligheid van een jeugdige of anderen;
b. het afwenden van gevaar voor de gezondheid van een jeugdige of anderen; of
c. het bereiken van de in het hulpverleningsplan opgenomen doelen.
3. In een gesloten accommodatie kunnen uitsluitend de in de artikelen 6.3.2.1 tot en
met 6.3.2.5 opgenomen vrijheidsbeperkende maatregelen worden toegepast.
Artikel 6.3.1.2
1. Een vrijheidsbeperkende maatregel wordt niet toegepast, tenzij:
a. er voor de jeugdige, gelet op het beoogde doel, geen minder bezwarende alternatieven
zijn;
b. de maatregel, gelet op het beoogde doel, evenredig is; en
c. redelijkerwijs te verwachten is dat de maatregel effectief is.
2. In aanvulling op het eerste lid kan een vrijheidsbeperkende maatregel uitsluitend
worden toegepast als die maatregel is opgenomen in het hulpverleningsplan van de jeugdige.
3. In afwijking van het tweede lid kan in een gesloten accommodatie een maatregel worden
toegepast die niet is opgenomen in het hulpverleningsplan voor zover de maatregel
tijdelijk noodzakelijk is ter afwending van een noodsituatie, gelet op de veiligheid
en gezondheid van een jeugdige, de veiligheid in de gesloten accommodatie of de bescherming
van anderen in de accommodatie.
4. In geval van een noodsituatie als bedoeld in het derde lid, is artikel 6.3.1.4, eerste
lid, niet van toepassing en wordt een maatregel ten hoogste gedurende drie opeenvolgende
dagen toegepast.
5. Indien een maatregel ter afwending van een noodsituatie niet binnen twaalf uur kan
worden beëindigd, is voor de voortzetting van de maatregel de instemming van een gekwalificeerde
gedragswetenschapper vereist. De gekwalificeerde gedragswetenschapper beoordeelt of
de voortzetting van de maatregel noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af
te wenden. Indien de gekwalificeerde gedragswetenschapper oordeelt dat de maatregel
niet noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af te wenden, wordt de maatregel
onmiddellijk beëindigd.
6. Indien de jeugdhulpverantwoordelijke van oordeel is dat het noodzakelijk is een maatregel
na de in het vierde lid bedoelde periode voort te zetten, wordt overwogen de maatregel
op te nemen in het hulpverleningsplan van de jeugdige. De artikelen 6.2.9, derde,
vierde, vijfde en zevende lid, en 6.2.10, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
7. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de wijze waarop
en de voorwaarden waaronder de vrijheidsbeperkende maatregelen, bedoeld in de artikelen
6.1.4, zevende lid, 6.3.2.1, 6.3.2.2, 6.3.2.4, 6.3.2.5 en 6.3.2.6, mogen worden toegepast.
Artikel 6.3.1.3
1. De jeugdhulpaanbieder stelt op basis van de uitgangspunten van de artikelen 6.3.1.1,
tweede lid, en 6.3.1.2, eerste lid, een beleidsplan op over de toepassing van vrijheidsbeperkende
maatregelen in de gesloten accommodatie, dat gericht is op het terugdringen en voorkomen
van de toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen en het zoeken naar alternatieven
op basis van vrijwilligheid.
2. De jeugdhulpaanbieder draagt er zorg voor dat het beleidsplan wordt toegepast bij
de voorbereiding, uitvoering, evaluatie, wijziging en beëindiging van vrijheidsbeperkende
maatregelen in de gesloten accommodatie.
Artikel 6.3.1.4
1. De jeugdhulpverantwoordelijke neemt een beslissing tot het toepassen van een vrijheidsbeperkende
maatregel niet dan nadat hij:
a. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele toestand van de betrokken jeugdige;
en
b. voor zover mogelijk met de betrokken jeugdige de voorgenomen beslissing heeft besproken
in een voor die jeugdige begrijpelijke en toegankelijke taal.
2. De jeugdhulpverantwoordelijke stelt een beslissing tot het toepassen van een vrijheidsbeperkende
maatregel op schrift en voorziet de beslissing van een schriftelijke motivering.
3. De jeugdhulpverantwoordelijke overhandigt een afschrift van de beslissing, bedoeld
in het tweede lid, aan de jeugdige en stelt de jeugdige uiterlijk binnen vier dagen
na de beslissing schriftelijk in kennis van de klachtwaardigheid van de beslissing
en de mogelijkheid van advies en bijstand door de vertrouwenspersoon.
4. De jeugdhulpverantwoordelijke draagt ervoor zorg dat de toepassing van een vrijheidsbeperkende
maatregel in overleg met de jeugdige zo spoedig mogelijk wordt afgebouwd.
§ 6.3.2 Vrijheidsbeperkende maatregelen
Artikel 6.3.2.1
De jeugdhulpverantwoordelijke kan toezicht uitoefenen of laten uitoefenen op een jeugdige
gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie.
Artikel 6.3.2.2
1. De jeugdhulpverantwoordelijke kan de bewegingsvrijheid van een jeugdige gedurende
het verblijf in de gesloten accommodatie met de volgende maatregelen beperken:
a. vastpakken of vastpakken en vasthouden.
b. het verbod zich op te houden op in het hulpverleningsplan beschreven plaatsen, waarbij
indien nodig tevens de tijdstippen waarop dat verbod geldt, kunnen worden vastgesteld;
c. beperking van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten;
d. tijdelijke overplaatsing binnen de gesloten accommodatie of naar een andere gesloten
accommodatie;
e. de verplichting tijdelijk in de eigen kamer of in een afzonderlijke verblijfsruimte
te verblijven zonder de kamer of die ruimte af te sluiten;
f. insluiting in een afzonderlijke en veilige verblijfsruimte.
2. Insluiting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, kan uitsluitend worden toegepast
indien een jeugdige twaalf jaar of ouder is en indien er sprake is van een noodsituatie
als bedoeld in artikel 6.3.1.2, derde lid.
3. In afwijking van artikel 6.3.1.2, vierde lid, beoordeelt een gekwalificeerde gedragswetenschapper
in geval van een insluiting zo spoedig mogelijk of de insluiting noodzakelijk en geschikt
is om de noodsituatie af te wenden. Indien de gekwalificeerde gedragswetenschapper
oordeelt dat de insluiting niet noodzakelijk en geschikt is om de noodsituatie af
te wenden, wordt de insluiting onmiddellijk beëindigd.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de verblijfsruimte,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, en over de wijze waarop contact wordt gehouden
met de jeugdige tijdens de insluiting.
5. Voorafgaand aan de toepassing van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen
b tot en met f, wordt een jeugdige geïnformeerd over de duur ervan, in voor de jeugdige
duidelijke en toegankelijke bewoordingen.
Artikel 6.3.2.3
De jeugdhulpverantwoordelijk kan een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten
accommodatie verplichten:
a. deel te nemen aan jeugdhulpverleningsprogramma’s; of
b. geneeskundige behandelingen, waaronder het toedienen van medicijnen, te ondergaan.
De behandeling wordt verricht door een arts of, in diens opdracht, door een verpleegkundige.
Artikel 6.3.2.4
1. De jeugdhulpverantwoordelijke kan ten aanzien van een jeugdige gedurende het verblijf
in de gesloten accommodatie contacten met personen en organisaties buiten de gesloten
accommodatie met de volgende maatregelen beperken:
a. beperking van het brief- en telefoonverkeer of van het gebruik van andere communicatiemiddelen;
b. beperking van bezoek;
c. toezicht op telefoongesprekken, het gebruik van andere communicatiemiddelen en bezoek.
2. Indien sprake is van toezicht tijdens een bezoek, informeert de jeugdhulpverantwoordelijke
de bezoeker en de jeugdige voorafgaand aan het bezoek over de wijze waarop toezicht
wordt gehouden. Het toezicht mag er niet toe leiden dat vertrouwelijke mededelingen
in het onderhoud tussen de jeugdige en diens rechtsbijstandverlener of vertrouwenspersoon
bij derden bekend kunnen worden.
3. De verzending of uitreiking van brieven of berichten kan de jeugdige niet worden
geweigerd in geval van brieven of berichten gericht of afkomstig van:
a. leden van het Koninklijk Huis;
b. de Eerste of Tweede Kamer der Staten-Generaal, leden daarvan, de Nederlandse leden
van het Europese Parlement of een commissie uit een van beide parlementen;
c. Onze Ministers;
d. justitiële autoriteiten;
e. de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman;
f. de inspecteurs van de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;
g. de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, een commissie daaruit of leden
of buitengewone leden daarvan;
h. de klachtencommissie of leden daarvan;
i. organen, of leden daarvan, die krachtens een wettelijk voorschrift of een in Nederland
geldend verdrag:
1°. bevoegd zijn tot kennisneming van klachten of behandeling van met een klacht aangevangen
zaken; dan wel
2°. zijn belast met het houden van toezicht;
j. diens rechtsbijstandverlener;
k. diens reclasseringsmedewerker of medewerkers van de gecertificeerde instelling;
l. diens ouders, andere gezinsleden, voogd of pleegouders, behoudens ingeval de jeugdhulpaanbieder
heeft vastgesteld dat zwaarwegende belangen van de jeugdige zich daartegen verzetten;
m. diens vertrouwenspersoon.
4. Bij het telefonisch contact met de in het derde lid genoemde personen wordt geen
ander toezicht uitgeoefend dan voor zover noodzakelijk is om de identiteit van de
persoon of instantie met wie de jeugdige een telefoongesprek voert of wenst te voeren,
vast te stellen.
5. De in het derde lid, onderdelen f, g, h, i en m, genoemde personen en instanties
kunnen een jeugdige te allen tijde bezoeken.
Artikel 6.3.2.5
1. Bij het gegronde vermoeden van aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen of
van voorwerpen die een jeugdige niet in zijn bezit mag hebben, kan de jeugdhulpverantwoordelijke
ten aanzien van een jeugdige gedurende het verblijf in de gesloten accommodatie de
volgende controles toepassen of laten toepassen:
a. onderzoek aan het lichaam;
b. onderzoek aan de kleding;
c. onderzoek van urine;
d. onderzoek van de kamer van de jeugdige, uitsluitend in aanwezigheid van de jeugdige;
ed. onderzoek van poststukken afkomstig van of bestemd voor de jeugdige, uitsluitend in
aanwezigheid van de jeugdige.
2. Het onderzoek aan het lichaam van de jeugdige wordt verricht op besloten plaatsen
en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur heeft van de
jeugdige.
3. Het onderzoek aan de kleding omvat mede het bekijken van de zakken van de kleding
en de eventuele voorwerpen die zich daarin bevinden.
4. Indien bij een onderzoek als bedoeld in het eerste lid gedragsbeïnvloedende middelen
of voorwerpen worden aangetroffen die niet in het bezit van de jeugdige mogen zijn,
worden deze in beslag genomen en voor de jeugdige bewaard of met zijn toestemming
vernietigd, dan wel aan een opsporingsambtenaar overhandigd.
Artikel 6.3.2.6
1. De vervoerder, bedoeld in artikel 6.2.12, eerste lid, kan ten aanzien van een jeugdige
tijdens dat vervoer uitsluitend de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen toepassen:
a. vastpakken of vastpakken en vasthouden;
b. onderzoek aan de kleding op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de
jeugdige of anderen kunnen opleveren; of
c. tijdelijke plaatsing in een afzonderlijke en af te sluiten ruimte in het vervoermiddel.
2. Zodra de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, in het hulpverleningsplan zijn opgenomen,
worden zij dienovereenkomstig ten uitvoer gelegd.
3. Voorwerpen die een gevaar vormen voor de jeugdige of anderen, worden in beslag genomen
door de vervoerder en voor de jeugdige ter bewaring aan de jeugdhulpaanbieder overhandigd.
4. De vervoerder meldt de toepassing van een of meer van de in het eerste lid genoemde
maatregelen aan de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling. Indien de
jeugdige niet onder toezicht is gesteld, informeert de jeugdhulpaanbieder de ouders.
Artikel 6.3.2.7
1. Ten aanzien van een jeugdige voor wie een machtiging is afgegeven en die in verband
met deze machtiging aanwezig is in een gerechtsgebouw, kunnen voor de duur van zijn
aanwezigheid aldaar uitsluitend de volgende vrijheidsbeperkende maatregelen worden
genomen:
a. vastpakken en vasthouden;
b. onderzoek aan de kleding op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar voor de
jeugdige of anderen kunnen opleveren;
c. tijdelijke plaatsing in een geschikte, afzonderlijke en af te sluiten ruimte.
2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden uitsluitend ten uitvoer gelegd
door ambtenaren aangewezen voor de uitvoering van de politietaak, bedoeld in artikel
3 van de Politiewet 2012.
I
Artikel 6.4.1 komt te luiden:
Artikel 6.4.1
1. Naast de mogelijkheden die het hulpverleningsplan biedt om de gesloten accommodatie
te verlaten, kan de jeugdhulpverantwoordelijke een jeugdige verlof verlenen om de
gesloten accommodatie tijdelijk te verlaten als het verlenen van verlof verantwoord
is.
2. Aan het verlof kan de jeugdhulpaanbieder voorwaarden verbinden betreffende de jeugdhulp
en het gedrag van de jeugdige.
3. De jeugdhulpverantwoordelijke verleent uitsluitend verlof indien redelijkerwijs kan
worden aangenomen dat de jeugdige de voorwaarden, bedoeld in het tweede lid, zal naleven
en, indien de jeugdhulpverantwoordelijke geen gekwalificeerde gedragswetenschapper
is, nadat een gekwalificeerde gedragswetenschapper met het verlof heeft ingestemd.
4. De jeugdhulpverantwoordelijke trekt het verlof in indien voortzetting van het verlof,
gezien de problemen van de jeugdige, niet langer verantwoord is.
5. De jeugdhulpverantwoordelijke kan het verlof intrekken of de voorwaarden wijzigen
in het geval de jeugdige zich niet aan de voorwaarden houdt.
J
Artikel 6.5.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onverminderd artikel 4.2.3 kan een jeugdige of degene die het gezag over hem heeft
binnen een redelijke termijn een schriftelijke klacht indienen bij de klachtencommissie,
bedoeld in artikel 4.2.1, tweede lid, tegen:
a. een beslissing tot toepassing van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in
de artikelen 6.1.4, zevende lid, en 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.5;
b. de toepassing van de artikelen 6.3.2.6, eerste tot en met derde lid, en 6.3.2.7, eerste
lid;
c. een weigering om een kind in de gesloten accommodatie te laten verzorgen en op te
voeden als bedoeld in artikel 6.2.8;
d. een beslissing aangaande verlof als bedoeld in artikel 6.4.1.
2. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. De beslissing vermeldt de mogelijkheid van het instellen van beroep, de wijze waarop
en de termijn waarbinnen dit moet worden gedaan alsmede de mogelijkheid tot schorsing
van de tenuitvoerlegging van de beslissing, bedoeld in artikel 6.5.5, tweede lid.
K
In artikel 6.5.2, eerste lid, wordt «een beroepscommissie als bedoeld in artikel 74
van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen» vervangen door «een door de Raad
voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming benoemde beroepscommissie van drie
leden of buitengewone leden».
L
Artikel 6.5.3 komt te luiden:
Artikel 6.5.3
1. De klager kan zich tijdens de behandeling van de klacht doen bijstaan door een vertrouwenspersoon
of andere persoon.
2. Indien de klager de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, draagt de voorzitter van
de klachtencommissie zorg voor de bijstand van een tolk.
M
Na artikel 6.5.3 worden vier artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 6.5.4
1. Na de uitspraak van de klachtencommissie of indien de klachtencommissie niet tijdig
heeft beslist, kunnen de klager of de jeugdhulpaanbieder beroep instellen door het
indienen van een beroepschrift bij een beroepscommissie als bedoeld in artikel 6.5.2,
eerste lid.
2. Het beroepschrift bevat ten minste:
a. de naam van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de beslissing waartegen het beroep is gericht;
d. de gronden van het beroep.
3. Het beroepschrift wordt uiterlijk op de zevende dag na de ontvangst van het afschrift
van de beslissing van de klachtencommissie ingediend bij de beroepscommissie dan wel
zeven dagen na de dag waarop de klachtencommissie uiterlijk een beslissing had moeten
nemen.
4. De voorzitter dan wel een door hem aangewezen lid van de beroepscommissie die een
met rechtspraak belast lid van de rechterlijke macht is, kan het beroepschrift enkelvoudig
afdoen indien hij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk
gegrond acht, met dien verstande dat hij tevens de bevoegdheden bezit die aan de voorzitter
van de voltallige beroepscommissie toekomen.
5. De voorzitter, dan wel het door hem aangewezen lid, bedoeld in het vierde lid, kan
de behandeling te allen tijde verwijzen naar de voltallige beroepscommissie.
6. Bij de behandeling van het beroep is artikel 6.5.3 van overeenkomstige toepassing.
7. De beroepscommissie stelt de klager en de jeugdhulpaanbieder in de gelegenheid te
worden gehoord of inlichtingen te geven.
Artikel 6.5.5
1. Het indienen van een beroepschrift schorst de tenuitvoerlegging van de beslissing
van de klachtencommissie niet, behalve voor zover deze de toekenning van een tegemoetkoming
als bedoeld in artikel 6.5.1, achtste lid, inhoudt.
2. Hangende de uitspraak op het beroepschrift kan de voorzitter van de beroepscommissie
op verzoek van degene die het beroep heeft ingesteld en gehoord de andere betrokkene
in de procedure de tenuitvoerlegging van de beslissing van de klachtencommissie geheel
of gedeeltelijk schorsen.
3. De voorzitter informeert onmiddellijk degene die het beroep heeft ingesteld en de
andere betrokkene in de procedure over de schorsing.
Artikel 6.5.6
1. De beroepscommissie doet zo spoedig mogelijk nadat het beroepschrift is ontvangen,
schriftelijk uitspraak.
2. De uitspraak van de beroepscommissie strekt tot gehele of gedeeltelijke:
a. niet-ontvankelijkverklaring van het beroep;
b. bevestiging van de uitspraak van de klachtencommissie met overneming of verbetering
van de gronden;
c. vernietiging van de uitspraak van de klachtencommissie.
3. Indien de beroepscommissie de uitspraak van de klachtencommissie vernietigt, doet
de beroepscommissie tevens uitspraak over de klacht waarop het beroep betrekking heeft.
Artikel 6.5.1, vijfde tot en met zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
4. De uitspraak bevat de beslissing en de gronden van de beslissing.
5. De voorzitter van de beroepscommissie stuurt een afschrift van de door de voorzitter
ondertekende uitspraak aan degene die het beroep heeft ingesteld en de andere betrokkene
in de procedure.
Artikel 6.5.7
Eenieder die betrokken is bij de uitvoering van deze paragraaf en daarbij de beschikking
krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs
moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift
ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding
daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht
of uit zijn taak bij de uitvoering van dit hoofdstuk de noodzaak tot bekendmaking
voortvloeit.
N
Na paragraaf 6.5 worden twee paragrafen toegevoegd, luidende:
§ 6.6 De vertrouwenspersoon
Artikel 6.6.1
1. Een jeugdige, diens ouders of pleegouders kunnen in de gesloten accommodatie een
beroep doen op een vertrouwenspersoon.
2. De vertrouwenspersoon is op vaste momenten aanwezig in de gesloten accommodatie voor
persoonlijk contact met de jeugdige.
3. De vertrouwenspersoon heeft, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van
zijn taak nodig is, vrije toegang tot de jeugdige en behoeft geen toestemming van
derden om te spreken met de jeugdige.
4. De vertrouwenspersoon krijgt van eenieder die bij de uitvoering van de jeugdhulp
in de gesloten accommodatie betrokken is, binnen de door hem gestelde termijn, alle
medewerking die hij redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn taak.
5. De vertrouwenspersoon heeft tevens tot taak om signalen over tekortkomingen in de
uitvoering van gesloten jeugdhulp, voor zover deze afbreuk doen aan de rechten van
een jeugdige, aan de ingevolge deze wet met toezicht belaste ambtenaren te melden.
Artikel 6.6.2
1. De vertrouwenspersoon is tot geheimhouding verplicht van hetgeen in de uitvoering
van zijn taak aan hem is toevertrouwd, tenzij enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling
verplicht, uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit of de betrokken jeugdige,
ouder of pleegouder toestemming geeft om vertrouwelijke informatie te delen.
2. De vertrouwenspersoon kan zich op grond van zijn geheimhoudingsplicht verschonen
van het geven van getuigenis of het beantwoorden van vragen in een klachtprocedure
of een rechterlijke procedure.
§ 6.7 Gegevensverwerking bij gesloten jeugdhulp
Artikel 6.7.1
1. De jeugdhulpverantwoordelijke draagt er zorg voor dat een beslissing tot het toepassen
van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in de artikelen 6.3.2.1tot en met
6.3.2.5 samen met de schriftelijke motivering, bedoeld in artikel 6.3.1.4, tweede
lid, zo spoedig mogelijk in het dossier van de jeugdige wordt vastgelegd.
2. De jeugdhulpaanbieder draagt er zorg voor dat de toepassing van de maatregelen, bedoeld
in de artikelen 6.3.2.6 en 6.3.2.7, zo spoedig mogelijk in het dossier van de jeugdige
wordt vastgelegd.
3. De jeugdhulpaanbieder verstrekt eens per zes maanden een rapportage over de toepassing
van vrijheidsbeperkende maatregelen als bedoeld in paragraaf 6.3.2 aan de gecertificeerde
instelling indien deze ten aanzien van de jeugdige een kinderbeschermingsmaatregel
uitvoert, alsmede aan de ouders indien de jeugdige niet onder toezicht is gesteld
of aan de pleegouders.
Artikel 6.7.2
1. De jeugdhulpaanbieder informeert de gecertificeerde instelling indien deze ten aanzien
van de jeugdige een kinderbeschermingsmaatregel uitvoert, alsmede de ouders indien
de jeugdige niet onder toezicht is gesteld of de pleegouders over de toepassing van
de maatregelen, bedoeld in artikel 6.3.2.2, eerste lid, onderdelen d en f, en artikel
6.3.2.3.
2. Ten aanzien van jeugdigen van zestien jaar en ouder is voorafgaand aan het informeren
van ouders, pleegouders of de gecertificeerde instelling de instemming van de jeugdige
vereist.
Artikel 6.7.3
1. De jeugdhulpaanbieder zorgt ten behoeve van de uitvoering van dit hoofdstuk en van
het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk voor het
digitaal beschikbaar zijn van de volgende gegevens:
a. de naam van de betrokken jeugdige en diens burgerservicenummer;
b. de beslissingen tot toepassing van de vrijheidsbeperkende maatregelen, bedoeld in
de artikelen 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.5, ten aanzien van de jeugdige;
c. de begin- en einddatum van de maatregelen, bedoeld in onderdeel b;
d. de beslissingen tot het verlenen van verlof, bedoeld in artikel 6.4.1, ten aanzien
van de jeugdige.
2. De jeugdhulpaanbieder draagt ervoor zorg dat ten minste eens per zes maanden aan
de ingevolge deze wet met toezicht belaste ambtenaren een digitaal overzicht van de
gegevens, bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt.
Artikel 6.7.4
1. De jeugdhulpaanbieder verstrekt ten minste jaarlijks aan de ingevolge deze wet met
toezicht belaste ambtenaren een analyse over de vrijheidsbeperkende maatregelen, bedoeld
in de artikelen 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.5, die in die periode in de gesloten accommodatie
zijn toegepast.
2. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over de inhoud en de
wijze van verstrekken van de analyse.
O
Na artikel 10.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10.2
1. Ten aanzien van een jeugdige die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet
rechtspositie gesloten jeugdhulp is opgenomen in een gesloten accommodatie en voor
wie op dat tijdstip reeds een hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 6.3.6, zoals
dat luidde voor de inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, is
opgesteld, voldoet de jeugdhulpaanbieder zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval
binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van die wet aan de artikelen
6.2.9 en 6.2.10.
2. Gedurende de periode waarin een jeugdhulpaanbieder nog niet heeft voldaan aan de
artikelen 6.2.9 en 6.2.10, doch ten hoogste gedurende de zes maanden, bedoeld in het
eerste lid, blijft paragraaf 6.5, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan het
tijdstip van inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, betreffende
het hulpverleningsplan van toepassing.
3. Een jeugdhulpaanbieder stelt het beleidsplan, bedoeld in artikel 6.3.1.3, eerste
lid, op binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet rechtspositie
gesloten jeugdhulp.
4. Paragraaf 6.5, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding
van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, blijft van toepassing op schriftelijke
klachten als bedoeld in artikel 6.5.1, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan
het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp, die
voor het tijdstip van inwerkingtreding van die wet zijn ingediend.
ARTIKEL II
In artikel 1 van bijlage 2 van de Algemene wet bestuursrecht wordt met betrekking
tot de Jeugdwet «de artikelen 6.1.5, 6.1.6, tweede en derde lid, 6.1.12, vijfde lid,
6.3.1 tot en met 6.3.5, 6.3.7 en 6.4.1» vervangen door «de artikelen 6.1.5, 6.1.6,
tweede en derde lid, 6.1.12, vijfde lid, 6.3.2.1 tot en met 6.3.2.7 en 6.4.1».
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 7 mei 2021 ingediende voorstel tot wijziging
van de Jeugdwet en enkele andere wetten in verband met de verlenging van de duur van
pleegzorg en het vervallen van de verleningsbeschikking bij machtigingen tot uithuisplaatsing
en gesloten jeugdhulp (Kamerstukken 35 833) tot wet is of wordt verheven en artikel I van die wet:
a. eerder in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt artikel I van deze wet
als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel C, onderdeel 4, wordt «het negende lid» vervangen door «het zevende
lid».
2. Onderdeel E wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel 2 wordt «het zesde lid» vervangen door «het vijfde lid».
b. Onderdeel 3 komt te luiden:
3. Onder vernummering van het zesde tot en met tiende lid tot achtste tot en met twaalfde
lid, worden twee leden ingevoegd, luidende:
6. Het hulpverleningsplan, bedoeld in het vijfde lid, kan de volgende vrijheidsbeperkende
maatregelen bevatten:
a. onderzoek aan het lichaam op aanwezigheid van voorwerpen die een risico vormen voor
de veiligheid van de jeugdige of anderen;
b. onderzoek van kleding op aanwezigheid van voorwerpen die een risico vormen voor de
veiligheid van de jeugdige of anderen;
c. onderzoek van urine op aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
d. elektronisch toezicht.
7. Het onderzoek, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, wordt verricht op besloten
plaatsen en voor zover mogelijk door personen van het geslacht dat de voorkeur van
de jeugdige heeft.
c. Onderdeel 4 komt te luiden:
4. In het negende lid (nieuw) wordt «de in het zesde lid bedoelde voorwaarde» vervangen
door «de in het zesde lid bedoelde vrijheidsbeperkende maatregelen en de in het achtste
lid bedoelde voorwaarde».
d. Onderdeel 5 komt te luiden:
5. In het twaalfde lid (nieuw) wordt «tweede tot en met negende lid» vervangen door
«tweede tot en met elfde lid»
b. later in werking treedt dan artikel I van deze wet, komt artikel I, onderdeel F,
van die wet te luiden:
F
Artikel 6.1.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot en met dertiende lid
tot derde tot en met twaalfde lid.
2. In het negende lid (nieuw) wordt «zevende lid» vervangen door «zesde lid» en «negende
lid» door «achtste lid».
3. In het twaalfde lid (nieuw) wordt «tweede tot en met twaalfde lid» vervangen door
«tweede tot en met elfde lid ».
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL V
Deze wet wordt aangehaald als: Wet rechtspositie gesloten jeugdhulp.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.