Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over het feit dat alle ministers en staatssecretarissen die tevens Kamerlid zijn, afwezig waren bij de hoofdelijke stemmingen over de QR-code en hoe zich dit verhoudt tot het grondwettelijke recht om zonder last te stemmend
Vragen van het lid Omtzigt aan de Minister-President over het feit dat alle Ministers en Staatssecretarissen die tevens Kamerlid zijn, afwezig waren bij de hoofdelijke stemmingen over de QR-code en hoe zich dit verhoudt tot het grondwettelijke recht om zonder last te stemmen en over wie het besluit tot ontslag genomen heeft (ingezonden 29 september 2021).
Antwoord van Minister Rutte (Algemene Zaken), mede namens Ministers van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit en van Financiën (ontvangen 12 oktober 2021).
Vraag 1
Herinnert u zich dat er op donderdag 16 september 2021 een hoofdelijke stemming heeft
plaatsgevonden over de motie-Wilders om de QR-code niet in te voeren?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich dat alleen de aanwezige leden van de fracties van VVD, D66, CDA,
PvdA en de fractie-Den Haan tegen de motie gestemd hebben maar álle andere fracties
ervoor, zodat er maar een zeer smalle meerderheid voor invoering van de QR-code was?
Antwoord 2
Ja, ik herinner mij dat de motie met 58 stemmen voor en 70 stemmen tegen is verworpen.
Vraag 3
Is het u bekend dat, behalve Raymond Knops, geen van de Kamerleden die op dat moment
tevens bewindspersoon was, heeft deelgenomen aan die hoofdelijke stemming, dus dat
Mark Rutte, Carola Schouten, Wopke Hoekstra, Mona Keijzer en Hans Vijlbrief, evenals
Sigrid Kaag (die op dit moment wel haar aftreden had aangekondigd, maar nog Minister
was omdat het koninklijk besluit over haar ontslag pas op 17 september is getekend
door de Koning), allen afwezig waren bij die stemming?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Herinnert u zich dat u die dag wel als aanwezig geregistreerd stond in het aanwezigheidsregister
als Kamerlid maar zich expliciet had afgemeld voor de stemmingen?
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Bent u bekend met artikel 67, lid 3 van de Grondwet waarin is vastgelegd dat Kamerleden
zonder last stemmen?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u het feit dat de kiezers van een aantal Kamerleden, die overigens
in het geval van Mark Rutte, Carola Schouten, Wopke Hoekstra, Sigrid Kaag en Mona
Keijzer, ook met voorkeursstemmen gekozen zijn, niet hebben kunnen vernemen wat hun
eigen opvatting is over de invoering van de QR-code?
Antwoord 6
Het is niet aan het kabinet om hier een oordeel over te hebben.
Vraag 7
Zijn er in het kabinet – of in nevenoverleggen zoals bijvoorbeeld coalitie-overleggen,
Catshuisberaden – afspraken gemaakt om niet deel te nemen aan de stemmingen over de
QR-code of aan stemmingen in het algemeen? Zo ja, hoe zien die afspraken eruit?
Antwoord 7
In het kabinet is de afspraak gemaakt dat bewindspersonen die tevens Kamerlid zijn
niet het woord voeren in debatten waarbij medebewindspersonen het kabinetsbeleid verdedigen,
dat zij geen stemverklaringen afleggen, dat zij niet optreden als (plaatsvervangend)
voorzitter van de Tweede Kamer en dat zij niet deelnemen aan parlementaire delegaties.
In het handboek voor bewindspersonen is daarnaast opgenomen dat deze bewindspersonen
in deze periode terughoudend in acht nemen in de Tweede Kamer en dat zij de vertrouwelijkheid
van de ministerraad en de eenheid van het kabinetsbeleid in acht dienen te nemen (paragraaf 2.4.1).
Indien een bewindspersoon handelt in strijd met een besluit van de ministerraad, is
het allereerst aan de Minister-President, als voorzitter van de raad en om hiervan
de consequenties te wegen, en hierover het overleg te voeren met de Vice-Ministers-Presidenten
van de in het kabinet vertegenwoordigde partijen, om tot een gedragen besluit te komen.
Deze weging heeft geen consequenties voor de positie van een bewindspersoon als Kamerlid,
omdat het kabinet niet gaat over de wijze waarop een Kamerlid invulling geeft aan
zijn Kamerlidmaatschap. Kamerleden zijn zelf verantwoordelijk voor hun stemgedrag.
Vraag 8
Is er op enig moment het verzoek gedaan of druk uitgeoefend op bewindspersonen om
niet deel te nemen aan deze stemming of andere stemmingen? Zo ja, door wie en op welke
wijze?
Antwoord 8
Nee, zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 9
Is er op enig moment aan bewindspersonen door de premier of door een vicepremier te
verstaan gegeven dat een stem voor de motie-Wilders gevolgen zou hebben?
Antwoord 9
Nee, zie het antwoord op vraag 7.
Vraag 10
Hoe verhoudt zich volgens u artikel 67, lid 4 van de Grondwet (Kamerleden stemmen
zonder last) tot het reglement van orde voor de ministerraad en dan specifiek tot
artikel 12, lid 2 («In geen geval handelt een Minister of Staatssecretaris tegen een
besluit van de raad»)? Welke van deze twee heeft voorrang wanneer zij in een geval
strijdig zijn met elkaar?
Antwoord 10
Indien een bewindspersoon handelt in strijd met een besluit van de ministerraad, is
het allereerst aan de Minister-President, als voorzitter van de raad en om hiervan
de consequenties te wegen, en hierover het overleg te voeren met de Vice-Ministers-Presidenten
van de in het kabinet vertegenwoordigde partijen, om tot een gedragen besluit te komen.
Deze weging heeft geen consequenties voor de positie van een bewindspersoon als Kamerlid,
omdat het kabinet niet gaat over de wijze waarop een Kamerlid invulling geeft aan
zijn Kamerlidmaatschap. Kamerleden zijn zelf verantwoordelijk voor hun stemgedrag.
Deze kwestie laat nog eens zien dat de huidige situatie complex is. Bij de uitvoering
van de motie van de leden Ellian en Inge van Dijk (35 896, nr. 14) over een commissie die het functioneren van artikel 57 van de Grondwet analyseert
kan dit element worden betrokken.
Vraag 11
Hoe denkt u dit spanningsveld tussen stemmen zonder last en eenheid van kabinetsbeleid
op te lossen voor bewindspersonen die tevens Kamerlid zijn, nu de kabinetsformatie
eindeloos voortsleept?
Antwoord 11
Zie het antwoord op vraag 10.
Vraag 12
Hebben alle Kamerleden, die tevens bewindspersoon zijn, de mogelijkheid gehad om zich
in volledige vrijheid, zonder de grondwettelijke last, uit te spreken over de motie-Wilders?
Antwoord 12
Het is niet aan het kabinet om te oordelen over het stemgedrag van Kamerleden.
Vraag 13
Op basis van welke procedure en welke wet is Mona Keijzer ontslagen als Staatssecretaris?
Antwoord 13
Artikel 4 van het Reglement van Orde van de ministerraad noemt voordrachten van de
Minister-President voor Koninklijke besluiten tot benoeming en ontslag van Ministers
en Staatssecretarissen als onderwerp van besluit in de ministerraad. Dit brengt tot
uitdrukking dat het in de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen altijd een door
het kabinet gedragen besluit is een bewindspersoon voor te dragen voor benoeming of
ontslag. In de staatsrechtelijke praktijk laten situaties waarin bewindspersonen worden
voorgedragen voor benoeming of ontslag doorgaans geen ruimte voor voorafgaande besluitvorming
in de ministerraad voordat een voordracht wordt gedaan. In dit geval heeft de Minister-President
met instemming van de Minister van EZK, als verantwoordelijke Minister, en de drie
Vice-Minister-Presidenten de genoemde Staatssecretaris voorgedragen voor ontslag met
onmiddellijke ingang. Hiermee is materieel gewaarborgd dat het besluit is genomen
in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en recht gedaan aan het reglement
van orde van de ministerraad.
Vraag 14
Wie hebben expliciet ingestemd met de voordracht tot ontslag van Staatssecretaris
Mona Keijzer? Is dat, zoals in de brief van de Minister-President staat, alleen de
Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) met wie u vanuit New York belde of
op andere wijze contact had?
Antwoord 14
De Minister-President heeft met instemming van de Minister van EZK, als verantwoordelijke
Minister, en de drie Vice-Minister-Presidenten de genoemde Staatssecretaris voorgedragen
voor ontslag met onmiddellijke ingang.
Vraag 15
Kunt u uitputtend aangeven welke Ministers expliciet ingestemd hebben?
Antwoord 15
Zie antwoord 14.
Vraag 16
Heeft Minister Carola Schouten, wiens fractie – waar zij deel van uitmaakt – tegen
de QR-code gestemd heeft, ingestemd met het ontslag van Mona Keijzer – wiens fractie
waar zij deel vanuit maakt voor de QR code gestemd heeft – die twijfels uitte over
de QR-code?
Antwoord 16
De Minister-President heeft met instemming van de Minister van EZK, als verantwoordelijke
Minister, en de drie Vice-Minister-Presidenten de genoemde Staatssecretaris voorgedragen
voor ontslag met onmiddellijke ingang.
Vraag 17
Namens wie is het concept-Koninklijk Besluit voor het ontslag van Mona Keijzer voorgelegd
aan de Koning? Namens het kabinet of niet?
Antwoord 17
Het concept-Koninklijk Besluit voor het ontslag van de voormalig Staatssecretaris
Keijzer is getekend door de Minister-President. De Minister-President heeft dit gedaan
met instemming van de Minister van EZK, als verantwoordelijke Minister en de drie
Vice-Minister-Presidenten. Hiermee is materieel gewaarborgd dat het besluit is genomen
in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en recht gedaan aan het reglement
van orde van de ministerraad.
Vraag 18
Klopt het dat in artikel 4 van het reglement van orde voor de ministerraad staat dat
de raad beraadslaagt over voordrachten van de Minister-President voor Koninklijke
Besluiten tot benoeming en ontslag van Ministers en Staatssecretarissen en dat u de
letter van dit artikel niet gevolgd heeft in deze procedure omdat er geen ministerraad
bijeengeroepen is, zoals u in de Kamer heeft toegegeven?
Antwoord 18
Artikel 4 van het Reglement van Orde van de ministerraad noemt voordrachten van de
Minister-President voor Koninklijke besluiten tot benoeming en ontslag van Ministers
en Staatssecretarissen als onderwerp van besluit in de ministerraad. Dit brengt tot
uitdrukking dat het in de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen altijd een door
het kabinet gedragen besluit is een bewindspersoon voor te dragen voor benoeming of
ontslag. In de staatsrechtelijke praktijk laten situaties waarin bewindspersonen worden
voorgedragen voor benoeming of ontslag doorgaans geen ruimte voor voorafgaande besluitvorming
in de ministerraad voordat een voordracht wordt gedaan. In dit geval heeft de Minister-President
met instemming van de Minister van EZK, als verantwoordelijke Minister, en de drie
Vice-Minister-Presidenten de genoemde Staatssecretaris voorgedragen voor ontslag met
onmiddellijke ingang. Hiermee is materieel gewaarborgd dat het besluit is genomen
in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en recht gedaan aan het reglement
van orde van de ministerraad.
Vraag 19
Klopt het dat in het onderhavige geval geen ministerraad heeft plaatsgevonden en Mona
Keijzer dus niet de mogelijkheid had zich te verweren ten overstaan van alle Ministers
over haar ontslag?
Antwoord 19
Ja.
Vraag 20
Indien u van mening bent dat een kabinet een besluit kan nemen, gehoord de gevoelens
van de ministerraad, is het dan ook mogelijk dat het kabinet een wetsvoorstel aanvaardt,
gehoord de gevoelens van de ministerraad? Zo nee, waarom niet en zo ja, waarom is
er dan nog een kabinet (als je op dit moment van een kabinet kunt spreken)?
Antwoord 20
Op grond van artikel 4 van het reglement van orde van de ministerraad, beraadslaagt
en besluit de raad onder meer over wetsvoorstellen. In spoedeisende gevallen kan het
voorkomen dat een beslissing (van een onderraad) geëffectueerd moet worden, voordat
de raad zich daarover heeft kunnen uitspreken. In dergelijke gevallen oefent de raad
een repressieve controle uit op de besluitvorming (van de onderraad).2 Anders dan bij besluitvorming over wetsvoorstellen laat de staatsrechtelijke praktijk
in situaties waarin bewindspersonen worden voorgedragen voor benoeming of ontslag
doorgaans geen ruimte voor voorafgaande besluitvorming in de ministerraad voordat
een voordracht wordt gedaan.
Vraag 21
Klopt het dat bij het historische precedent, namelijk het ontslag van Staatssecretaris
Glastra van Loon in 1975, het kabinet erover beraadslaagd heeft en een besluit genomen
heeft over zijn ontslag (voordat hij zelf aftrad)?
Antwoord 21
Ja.
Vraag 22
Ligt er een kabinetsbesluit ten grondslag aan het ontslag van de Staatssecretaris
of heeft een Minister-President slechts de instemming van de Minister van het departement
nodig om de Staatssecretaris van dat departement voor te dragen voor ontslag? Kunt
u dit staatsrechtelijk duiden?
Antwoord 22
Het is, gegeven de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen niet voorstelbaar dat
een Staatssecretaris louter met de instemming van de Minister van het departement
wordt voorgedragen voor ontslag. In de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen
dient namelijk sprake te zijn van een door het kabinet gedragen besluit om een bewindspersoon
voor te dragen voor ontslag.
Vraag 23
Heeft u hier het reglement van orde voor de ministerraad overtreden?
Antwoord 23
Zie hiervoor het antwoord op vraag 18.
Vraag 24
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden en wel voor vrijdag 1 oktober 2021?
Antwoord 24
Dit is helaas niet gelukt. De vragen zijn wel beantwoord binnen de termijn van drie
weken, zoals gesteld in artikel 12.2, eerste lid, van het reglement van orde van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Rutte, minister-president -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.