Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Westerveld en Bromet over studentenhuisvesting
Vragen van de leden Westerveld en Bromet (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over studentenhuisvesting (ingezonden 10 september 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 6 oktober 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Horrorscenario wordt werkelijkheid: «Buitenlandse studenten
slapen in bushokjes»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u het met GroenLinks eens dat het onacceptabel is dat internationale studenten
noodgedwongen in bushokjes de nacht moeten doorbrengen, omdat er onvoldoende studentenwoningen
beschikbaar zijn?
Antwoord 2
Iedereen in Nederland heeft recht op een dak boven het hoofd. Ook internationale studenten. Situaties waarin zij geen onderdak hebben moeten inderdaad voorkomen
worden. Ik vind het daarom belangrijk dat studiesteden noodopvang regelen, zie hiervoor
ook het antwoord op vraag 3. Wat betreft het genoemde voorbeeld in het bericht heeft
de gemeente Groningen laten weten dat de georganiseerde piekopvang wel druk was, maar
nog niet helemaal uitgeput.
Vraag 3 en 4
Bent u in contact met initiatieven zoals Shelter Our Students om hen (financieel) te ondersteunen in hun werk? Zo nee, waarom niet?
Bent u in gesprek met hoteleigenaren en hostels om voor deze kwetsbare groep tijdelijk,
urgente opvang te regelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3 en 4
Het is een lokale verantwoordelijkheid om te zorgen voor voldoende huisvesting. Nagenoeg
alle studiesteden houden rekening met een piekvraag in september en nemen maatregelen
om dit op te vangen. Zo wordt in Groningen tijdelijke opvang voor 150 bedden gerealiseerd,
worden in Maastricht hotels en hostels benaderd voor extra plekken en plaatst Tilburg
aankomende periode 150 tijdelijke woningen. Ook bieden enkele universiteiten ondersteuning
aan internationale studenten om huisvesting te vinden.
Vraag 5
Klopt het dat de gemeente Groningen 25 euro per nacht vraagt voor de noodopvang? Zo
ja, is het mogelijk om de kosten voor deze opvang tijdelijk op te schorten? Kunt u
de gemeente hierin tegemoetkomen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
De prijzen voor piekopvang is een lokale aangelegenheid. Er worden verschillende prijzen
gehanteerd, een kamer voor twee personen kost een student € 11,50 en op een grote
slaapzaal is de eigen bijdrage € 6. De werkelijke kosten voor de gemeente en onderwijsinstellingen
voor een bed liggen op € 20, dat wordt slechts deels goedgemaakt door de eigen bijdrage
van studenten.
Vraag 6
Er wordt actief opgeroepen om studenten (tijdelijk) in huis te nemen; is het mogelijk
om een uitzondering te maken zodat huurders en mensen met een uitkering niet in problemen
te komen met bijvoorbeeld huursubsidie of de kostendelersnorm?
Antwoord 6
Voor wat betreft de kostendelersnorm tellen niet alle huisgenoten hiervoor mee. Studenten
die een opleiding volgen die recht kan geven op studiefinanciering of tegemoetkoming
studiekosten (WTOS) en studenten die een Beroeps Begeleidende Leerweg volgen (BBL-studenten)
zijn uitgezonderd. Ook tellen kamerhuurders bij een schriftelijke huurovereenkomst
en tegen een commerciële prijs niet mee als kostendeler. De huuropbrengst heeft voor
de verhuurder met een bijstandsuitkering gevolgen voor de hoogte van de uitkeringsnorm.
Voor de huurtoeslag wordt studiefinanciering niet meegeteld als inkomen en heeft dit
dus geen effect op de hoogte van de toeslag. Als de inwonende student echter daarnaast
nog een inkomen heeft kan dit wel meetellen. Het is in dat geval ook niet onlogisch
dat de student bijdraagt aan de woonlasten. Dat kan op twee manieren. Voor tijdelijke
situaties kan de huurtoeslagontvanger zelf afspraken maken met de student over een
bijdrage in de huurlasten om te zorgen dat ze er financieel niet op achteruit gaan.
Als de huurtoeslagontvangers structureel een student in huis wil nemen is het mogelijk
om een kamer te onderverhuren. Dit moet dan officieel worden vastgelegd in een huurovereenkomst
en de onderhuurder moet op het adres worden ingeschreven. Zodra de onderhuurder op
het adres inschreven staat, moet de onderhuur telefonisch aan de Belastingdienst worden
doorgegeven. Die bepaalt dan aan de hand van de huurovereenkomst en bankafschriften
waaruit blijkt dat er huur wordt betaald of er sprake is van onderhuur. De inwonende
student en diens inkomen tellen dan niet meer mee in de huurtoeslagberekening. De
betaalde huur heeft meestal geen gevolg voor de aangifte inkomstenbelasting (kamerverhuurvrijstelling).
Vraag 7 en 8
Vindt u het, tegen deze achtergrond, nog verantwoord om te stellen dat het aan een
volgend kabinet is om de inzet inzake studentenhuisvesting te versterken?2 Wat hebben studenten die op dit moment geen huisvesting hebben aan dit voornemen?
Wat heeft u sinds uw aantreden per studiejaar ondernomen om het tekort aan studentenwoningen
op te lossen? Kunt u daarbij ook aangeven welke doelen u heeft gesteld en of deze
doelen behaald zijn?
Antwoord 7 en 8
De afgelopen jaren hebben we stappen gezet met het actieplan en met de regeling voor
aandachtsgroepen. Zoals ik in de brief aan uw kamer hierover aangeef leken we vorig
jaar het tekort voorzichtig in te lopen. Het beeld van dit jaar met de nieuwe ramingen
is echter anders. Het is duidelijk dat er meer nodig is. Zoals ik in het Commissiedebat
van 16 september jl. heb aangegeven blijf ik niet stil blijf zitten in afwachting
van een nieuw kabinet maar ga ik met alle stakeholders op dit terrein in het Landelijk
Platform Studentenhuisvesting spreken over een actualisatie van het Actieplan. Het
Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting is een gezamenlijk actieplan van het Ministerie
van BZK, het Ministerie van OCW, studentenhuisvesters, onderwijsinstellingen, gemeenten
en studenten. Tegelijkertijd zullen de huidige middelen vanuit het Rijk niet voldoende
zijn, voor meer structurele oplossingen is dan ook een nieuw kabinet aan zet.
Vraag 9
Hoe worden internationale studenten geïnformeerd over de huisvestingssituatie in de
stad waarin ze gaan studeren? Zijn onderwijsinstellingen verplicht aankomende internationale
studenten te informeren over de woningnood onder studenten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Gemeenten, woningcorporaties en hoger onderwijsinstellingen verzorgen de informatievoorziening
over studentenhuisvesting. De onderwijsinstellingen verwijzen hier vaak naar op hun
websites. Dit is ook in lijn met het Actieplan Studentenhuisvesting 2018–2021. Ook
bieden enkele universiteiten ondersteuning aan internationale studenten om huisvesting
te vinden. Sommige instellingen geven aan dat zij internationale studenten waarschuwen
om pas af te reizen zodra hun huisvesting geregeld is. Voorkomen moet worden dat er
studenten hierheen gehaald worden, waar geen plaats voor is.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap overlegt zeer geregeld met de verenigingen
van universiteiten en hogescholen (VSNU en VH) over de verwachte instroom aan internationale
studenten. Ook is met universiteiten gesproken over de voorlichtings- en wervingsactiviteiten
voor internationale studenten: in de meeste gevallen is die voorlichting erop gericht
om te waarschuwen voor grenzen aan de capaciteit, zowel bij de studie als voor wat
betreft huisvesting. Desondanks komen internationale studenten toch naar Nederland.
Hoger onderwijsinstellingen werken, zoals afgesproken in het Actieplan Studentenhuisvesting
2018–2021, reeds enkele jaren nauw samen met gemeenten en woningcorporaties rondom
studentenhuisvesting, ook voor het huisvesten van internationale studenten.
Vraag 10
Kunt u deze vragen binnen vijf dagen beantwoorden gezien de urgentie van de situatie?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 10
Dit is helaas niet gelukt. Het is vooral een lokale verantwoordelijkheid om noodsituaties
te voorkomen, daarover vindt contact plaats.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Nijboer (PvdA)
en Bromet (GroenLinks), ingezonden 8 september 2021 (vraagnummer 2021Z15122) en van het lid Van der Plas (BBB), ingezonden 8 september 2021 (vraagnummer 2021Z15123).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.