Schriftelijke vragen : De wijze waarop de stikstofdepositie berekend wordt
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de wijze waarop de stikstofdepositie berekend wordt (ingezonden 4 oktober 2021).
Vraag 1
Is de veronderstelling juist dat terreinruwheid (inclusief de overgang van lage naar
hoge vegetatie) onderscheidenlijk het landgebruik eigenstandige bijdragen leveren
aan de depositiesnelheid?1 2
Vraag 2
Is de veronderstelling juist dat bij een hexagoon die voor de helft overlapt met een
lage heidevegetatie en voor de helft met een hoge bosvegetatie de depositiebijdrage
van de helft met de lage heidevegetatie lager zal zijn dan de depositiebijdrage van
de helft met de hoge bosvegetatie vanwege het verschil in landgebruik (bos vangt meer
stikstof in dan heide)?
Vraag 3
Is de veronderstelling juist dat, gelet op het voorgaande, bij hexagonen op de overgang
van bos naar stikstofgevoelige habitats met een lage vegetatiestructuur, ook met inachtneming
van de hogere depositie op de lage vegetatie vanwege de naastgelegen hoge vegetatie,
in AERIUS sprake is van overschatting van de stikstofdepositie op deze stikstofgevoelige
habitats en dat een goede vergelijking met de kritische depositiewaarde voor de betreffende
lage vegetatie dan niet mogelijk is?
Vraag 4
Bent u bereid ervoor te zorgen dat bij de vergelijking tussen actuele deposities en
de kritische depositiewaarden gecorrigeerd wordt voor de genoemde overschatting en/of
deze hexagonen niet mee te tellen bij de monitoring van de omgevingswaarde voor de
stikstofdepositie in de Wet natuurbescherming/Omgevingswet?
Indieners
-
Gericht aan
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Indiener
R. Bisschop, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.