Schriftelijke vragen : De voortgang in de inhaalzorg
Vragen van het lid Paulusma (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voortgang in de inhaalzorg (ingezonden 4 oktober 2021).
Vraag 1
Kunt u een globaal beeld geven van de onderlinge verschillen tussen ziekenhuizen als
het aankomt op het tijdig verlenen van inhaalzorg of zijn deze wachttijden voor alle
ziekenhuizen min of meer gelijk?1
Vraag 2
Kunt u uiteenzetten welk percentage van de geleverde zorg in Universitair Medische
Centra (UMC’s) niet verplaatsbaar is naar andere zorgverleners?
Vraag 3
Kunt uiteenzetten welke stappen er worden gezet om de druk op UMC’s te verlichten
zodat deze zich volledig kunnen richten op zorg die niet elders kan worden geleverd,
zoals hoog-specialistische zorg?
Vraag 4
Kunt u uiteenzetten welke factor de «onbekende patiënten» spelen in de strategie voor
de inhaalzorg?2
Vraag 5
Bent u bekend met het bericht «154 COVID-patiënten op de IC, 321 in de kliniek; geen
COVID-patiënten verplaatst» van 28 september jongstleden?3
Vraag 6
Hoe verhoudt het uitblijven van bovenregionale verplaatsingen zich tot de constatering
dat bij enkele ziekenhuizen de wachttijden disproportioneel hoog zijn ten opzichte
van andere ziekenhuizen?
Vraag 7
Is een bredere inzet van (boven)regionale verspreiding van COVID-patiënten nog wenselijk
om de wachtlijsten bij ziekenhuizen terug te dringen? Zo ja, hoe wordt hier op gestuurd?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 8
Kunt u uiteenzetten hoe de (boven)regionale verspreiding van inhaalzorgpatiënten er
momenteel uitziet? Welke rol spelen de zorgverzekeraar en zorgverleners en over wat
voor aantallen gaat het? Ziet u mogelijkheden tot verbetering van de communicatie
tussen zorgverzekeraar, zorgverlener en patiënt?
Vraag 9
Is een bredere inzet van (boven)regionale verplaatsingen van inhaalzorg-patiënten
mogelijk om de wachtlijsten bij ziekenhuizen terug te dringen? Zo ja, hoe gaat u hier
op sturen komende periode? Zo nee, waarom niet?
Vraag 10
In hoeverre kunnen uitplaatsingen van COVID-patiënten naar Noordrijn-Westfalen bijdragen
aan het terugdringen van de wachtlijsten voor de inhaalzorg in het oosten des lands?
Vraag 11
Kunt u bij benadering uiteenzetten bij hoeveel mensen afgelopen periode klachten vanzelf
zijn overgegaan waardoor een behandeling niet meer nodig was?
Vraag 12
Is nader te specificeren hoeveel operaties niet ingehaald hoefden te worden doordat
klachten zijn overgegaan, aangezien de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) schat dat
45–55% van de totaal uitgestelde operaties niet ingehaald hoeft te worden?4
Vraag 13
Wordt binnen de aanpak van inhaalzorg rekening gehouden met de mogelijkheid dat nog
meer zorgvraag verdwijnt, bijvoorbeeld omdat klachten afnemen? Met andere woorden:
is alle uitgestelde zorg ook zinnige zorg?
Is er een schatting te maken hoeveel van de 180–200 duizend operaties uiteindelijk
ook alsnog niet hoeft te worden ingehaald?5
Vraag 14
Welke rol spelen de eerstelijnszorg en zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) momenteel
in het terugdringen van de wachtlijsten voor de inhaalzorg?
Vraag 15
Bent u van mening dat de eerstelijnszorg en ZBC’s momenteel effectief genoeg worden
ingezet voor de inhaalzorg? Zo ja, wat is uw reactie op het artikel in Zorgvisie waarin
ZBC’s spreken van een «niet constructieve sfeer»? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?6
Vraag 16
Welke lessen heeft u getrokken met betrekking tot De Juiste Zorg op de Juiste Plek
die nu worden toegepast op de inhaalzorg?
Vraag 17
In hoeverre kan een brede inzet op De Juiste Zorg op de Juiste Plek leiden tot een
lagere druk op zorgpersoneel en lagere wachttijden voor inhaalzorgpatiënten?
Vraag 18
Kunt u deze vragen ieder afzonderlijk, en uiterlijk de week voor de begrotingsbehandeling
voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Indiener
Wieke Paulusma, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.