Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie met een reactie op het verslag over richtlijn 2017/541 inzake terrorismebestrijding (o.a. Kamerstuk 27925-757)
27 925 Bestrijding internationaal terrorisme
Nr. 856
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 5 oktober 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
                  voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de brief van 30 november
                  2021 over de reactie op verzoek commissie met een reactie op het verslag over richtlijn
                  2017/541 inzake terrorismebestrijding (o.a. Kamerstuk 27 925, nr. 757).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 24 juni 2021 aan de Minister van Justitie en Veiligheid
                  voorgelegd. Bij brief van 1 oktober 2021 zijn de vragen beantwoord.
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
De griffier van de commissie, Brood
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
               
Uitreizigers
Zijn er voorbereidingen of plannen voor het repatriëren van andere Syriëgangers? (PVV)
Conform motie de motie van het lid Laan – Geselschap van 25 juni 2019 (Kamerstuk 29 754, nr. 512) zal het kabinet de Kamer vooraf betrekken als er voornemens zijn ten aanzien van
                  het terughalen van Syriëgangers, zowel mannen als vrouwen of kinderen.
               
Kan worden uitgesloten dat er meer Syriëgangers worden gerepatrieerd, conform uw uitlatingen
                     tijdens het Vragenuurtje op 8 juni 2021 («teruggehaalde Syriëganger hoeft geen precedent
                     te zijn»). (PVV)
Zoals opgemerkt in de brief aan uw Kamer van 25 juni 20211 hecht het kabinet ten zeerste aan het voorkomen van straffeloosheid. Dit vormt, naast
                  overwegingen met betrekking tot de veiligheid in het gebied, de internationale betrekkingen
                  en de veiligheid van betrokken personen, een belangrijk criterium voor mogelijke toekomstige
                  beslissingen over repatriëring van Nederlandse uitreizigers en/of hun kinderen. Hierbij
                  is er ook altijd oog voor het belang van de nationale veiligheid. Het repatriëren
                  van andere Syriëgangers kan niet worden uitgesloten en is afhankelijk van individuele
                  omstandigheden en reeds benoemde overwegingen.
               
Klopt het dat, als de AIVD een ambtsbericht heeft opgesteld en gestuurd naar de Immigratie-
                     en Naturalisatiedienst (IND), u de Nederlandse nationaliteit van Ilham B. had kunnen
                     intrekken? (PVV)
De IND kan een ambtsbericht van de AIVD ten grondslag leggen aan een besluit om het
                  Nederlanderschap op grond van artikel 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap
                  (RWN) in te trekken, als uit dit ambtsbericht blijkt dat de persoon zich heeft aangesloten
                  bij een organisatie die deelneemt aan een nationaal of internationaal gewapend conflict
                  en een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid. De IND beoordeelt of iemand
                  in het bezit is van een of meer nationaliteiten en of er de mogelijkheid bestaat tot
                  intrekking van het Nederlanderschap. Voor de voorwaarden voor intrekking van het Nederlanderschap
                  verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de VVD «Bent u het met deze leden eens
                  dat het uitgangspunt moet zijn dat het Nederlanderschap wordt ingetrokken als je aangesloten
                  bent bij een terroristische organisatie?»
               
Waarom is er over Ilham B. niet zo’n ambtsbericht opgesteld? (PVV)
Was er te weinig informatie over Ilham B. om een dergelijk ambtsbericht op te stellen?
                        (PVV)
Hoeveel (ex)-Syriëgangers heeft de AIVD momenteel in zijn vizier? (PVV)
Zoals bekend doe ik geen mededelingen over individuele zaken en kan ik niet ingaan
                     op specifieke casuïstiek.
                  
De AIVD heeft onderkend dat de afgelopen jaren ongeveer 305 personen met jihadistische
                     intenties uit Nederland zijn uitgereisd naar Syrië en Irak. Van deze groep zijn circa
                     105 personen overleden bij de strijd. Meer gedetailleerde informatie is te vinden
                     in het position paper van de AIVD dat met uw Kamer is gedeeld ten behoeve van het rondetafelgesprek over
                     de dreiging van uitreizigers dat plaatsvond op 16 juni 2021.2
Kan een feitenrelaas/overzicht worden gegeven vanaf het moment dat de Rotterdamse
                     rechter te kennen heeft gegeven de rechtszaak tegen Ilham B. te willen beëindigen
                     tot het moment van repatriëring, waarin specifiek wordt ingegaan op de rol, standpunten
                     en handelingen van de bewindspersonen (Rutte, Grapperhaus, Blok, Bijleveld en Kaag)?
                     Zo nee, waarom niet? (PVV)
Bij de brief van 25 juni 2021 aan uw Kamer is een bijlage gevoegd waarin het besluitvormingsproces
                  vanaf 20 februari 2018, tot het moment van de repatriëring, is opgenomen.3 De repatriëring die begin juni 2021 plaatsvond betrof een kabinetsbesluit. Het kabinet
                  nam dit besluit om te voorkomen dat een verdachte van terroristische misdrijven straffeloos
                  naar Nederland zou kunnen terugkeren omdat strafrechtelijke vervolging niet meer mogelijk
                  zou zijn indien de strafzaak door de rechter beëindigd zou worden. Zoals aangegeven
                  tijdens het debat van 1 juli 2021 over het naar Nederland terughalen van Nederlandse
                  uitreizigers en hun kinderen, dient dit besluit het rechtsstatelijk belang dat personen
                  die verdacht worden van terroristische misdrijven voor een rechter verantwoording
                  hiervoor moeten afleggen. De repatriëring draagt tevens bij aan de nationale veiligheid
                  omdat aan een – mogelijke – veroordeling verschillende strafrechtelijke (toezichts)maatregelen
                  kunnen worden verbonden die in geval van straffeloosheid niet meer kunnen worden toegepast.
               
Wat waren de totale kosten van de repatriëringsmissie van Ilham B. en de drie terroristenkinderen?
                     (PVV)
Zoals reeds gesteld in de brief van 25 juni 2021 past het niet om in het stelsel van
                  begroten en verantwoorden over kosten op individueel casusniveau verantwoording af
                  te leggen.4 Dit speelt in de onderhavige casus temeer nu er een groot aantal diensten, ressorterend
                  onder verschillende ministeries, betrokken zijn. Daar komt bovendien bij dat operationele
                  redenen in de weg staan aan openbaarmaking van sommige kosten.5
Kunt u aangeven wat er niet klopt aan de uitlatingen van prof. dr. Ruud Koopmans bij
                     het rondetafelgesprek van 16 juni jl. over de dreiging van Syriëgangers voor de nationale
                     veiligheid? (PVV)
Ik matig mij geen oordeel aan over de uitspraken die tijdens het rondetafelgesprek
                  van 16 juni 2021 door de wetenschappers zijn gedaan.
               
Bent u het met de heer Koopmans eens dat jihadisten na terugkeer, en ook na detentie
                     bijdragen aan een significante dreiging voor de veiligheid van Nederlanders? Zo nee,
                     waarom niet? (PVV)
In de brief aan uw Kamer van 25 juni 2021 is het kabinetsstandpunt over de dreiging
                  van Syriëgangers uiteengezet.6
Waarom vindt u het belangrijker dat een jihadist in Nederland wordt berecht en waarschijnlijk
                     een zeer korte, tijdelijke gevangenisstraf krijgt dan te voorkomen dat er in Nederland
                     een aanslag wordt gepleegd waarmee de veiligheid van miljoenen Nederlanders op het
                     spel wordt gezet? (PVV)
Zoals uiteengezet in de brief van 25 juni 2021 gaat van uitreizigers een dreiging
                  uit als zij in Nederland zijn maar ook als zij buiten Nederland verblijven. Vrijgekomen
                  uitreizigers kunnen (onder de radar) terugkeren naar Nederland. Het kabinet wil voorkomen
                  dat uitreizigers straffeloos blijven en vervolgens, zonder dat nog vervolging mogelijk
                  is, terugkeren naar Nederland. Om risico’s voor de nationale veiligheid te beperken
                  is er in verschillende fasen en vanuit verschillende kaders sprake van toezicht wanneer
                  uitreizigers terugkeren naar Nederland.
               
Vormt de terugkeer van Syriëgangers een verhoogd risico voor de veiligheid van Nederland?
                     (SGP)
Zoals uiteengezet in de brief van 25 juni 2021 is op deze vraag geen eenduidig antwoord
                  mogelijk.7 De AIVD gaat ervan uit dat elke uitreiziger potentieel een dreiging vormt en maakt
                  per uitreiziger een individuele dreigingsinschatting. Er zijn verschillende persoonlijke
                  factoren die van belang zijn bij het maken van een dreigingsinschatting. De afgelopen
                  jaren is een groot aantal risico-mitigerende maatregelen ontwikkeld om de dreiging
                  die uitgaat van uitreizigers tegen te gaan.
               
Kunt u de Kamer blijven informeren over de mogelijkheden tot berechting in de regio?
                     (SGP)
Conform de motie van de leden Michon-Derkzen (VVD) en Bikker (CU) (Kamerstuk 29 754, nr. 597) zal het kabinet de Kamer twee keer per jaar integraal informeren over het thema
                  uitreizigers. Daarbij zal onder meer worden ingegaan op de actualiteit inzake het
                  berechten in de regio.
               
Intrekken Nederlanderschap
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse de reactie op de motie van de leden
                     Yeşilgöz-Zegerius en Van Toorenburg (Kamerstuk 35 300 VI, nr. 39) over wijziging van de Wet op het intrekken van het Nederlanderschap gelezen. Zij
                     lezen dat van de honderd Nederlandse uitreizigers met een dubbele nationaliteit, van
                     zestien personen het Nederlanderschap is afgenomen, op grond van artikel 14, lid 4
                     Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). De voornoemde leden vragen hoeveel zaken er
                     nog lopen. (VVD)
Van de inmiddels zeventien zaken waarvan het Nederlanderschap op basis van artikel
                  14, vierde lid, Rijkswet op Nederlanderschap (RWN) is ingetrokken, zijn er tien definitief.
                  De overige zeven zaken zijn nog in behandeling bij de rechtbank of bij de Raad van
                  State.
               
Hoeveel zaken zijn opgestart, maar hebben niet geleid tot het afnemen van het Nederlanderschap?
                     (VVD)
Als het gaat om intrekking op grond van artikel 14, vierde lid, van de RWN (intrekking
                  in het belang van de nationale veiligheid) heb ik in alle aan mij voorgelegde zaken
                  het Nederlanderschap in getrokken. Bij brief van 24 september 2019 bent u daarnaast
                  geïnformeerd over zeven gevallen waarin het Nederlanderschap is herleefd.8 Dit was naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State: twee besluiten zijn
                  vernietigd door de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en vijf besluiten
                  zijn tijdens de beroepsprocedure bij de rechtbank ingetrokken. Met betrekking tot
                  artikel 14, tweede lid, RWN heb ik recent in vier zaken besloten om het Nederlanderschap
                  niet in te trekken.
               
Kunt u nader toelichten hoe het belang van vervolging wordt meegewogen in het oordeel
                     over het intrekken van het Nederlanderschap? (VVD)
Bij elk besluit tot intrekking van het Nederlanderschap vindt een belangenafweging
                  plaats. Eén van de belangen die bij deze afweging moet worden betrokken, is het belang
                  van opsporing, vervolging en berechting en de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf.
                  Het is niet zo dat bij deze belangenafweging op voorhand een doorslaggevend gewicht
                  toekomt aan het strafrechtelijk belang. Het strafrechtelijke belang wordt altijd meegewogen,
                  maar is tot nu toe nooit doorslaggevend geweest om af te zien van intrekking van het
                  Nederlanderschap. Het is evenmin zo dat pas tot intrekking wordt overgegaan als geen
                  sprake (meer) is van strafrechtelijke vervolging.
               
Bent u het met deze leden eens dat het uitgangspunt moet zijn dat het Nederlanderschap
                     wordt ingetrokken als je aangesloten bent bij een terroristische organisatie? (VVD)
Ik maak als Minister van Justitie en Veiligheid waar mogelijk en binnen de kaders
                  van het wet, reeds gebruik van deze mogelijkheid. Artikel 14, vierde lid, RWN maakt
                  het namelijk mogelijk het Nederlanderschap in te trekken van een persoon van zestien
                  jaar of ouder, die zich buiten het Koninkrijk bevindt en uit wiens gedragingen en
                  feitelijke handelingen blijkt dat hij zich heeft aangesloten bij een organisatie die
                  door de Minister van Justitie en Veiligheid, in overeenstemming met het gevoelen van
                  de Rijksministerraad, is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan
                  een nationaal of internationaal gewapend conflict en die een bedreiging vormen voor
                  de nationale veiligheid. Deze aansluiting moet ten minste op of na 11 maart 2017-
                  de dag van de inwerkingtreding van het besluit tot vaststelling van de lijst van terroristische
                  organisaties die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid – hebben plaatsgevonden
                  of voortgeduurd.
               
Hoe wordt bepaald of het voor de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)
                     wenselijk/mogelijk/noodzakelijk is om een ambtsbericht voor het intrekken van het
                     Nederlanderschap op te stellen? (VVD)
Graag verwijs ik u naar het rapport 68 van Commissie van Toezicht op de Inlichtingen-
                  en Veiligheidsdiensten, waarin uitgebreid wordt omschreven hoe het proces van het
                  opstellen van een ambtsbericht in zijn werk gaat. Hierover bent u bij brief geïnformeerd
                  door de Minister van Binnenlandse Zaken op 16 juni 2020.9 Tevens is het van belang om te weten dat vaststelling van de vereisten die nodig
                  zijn om het Nederlanderschap in te trekken kan plaatsvinden op basis van verschillende
                  bronnen, zoals informatie van de AIVD, het OM of eigen informatie van de IND. In mijn
                  brief van 15 juli 2019 10 heb ik u geïnformeerd, dat naast deze voorwaarden eveneens sprake moet zijn van een
                  beschrijving van de feiten waaruit de aansluiting bij een terroristische organisatie
                  blijkt en de feitelijke handelingen die de persoon voor of ten behoeve van de terroristische
                  organisatie verricht. Informatie dat iemand zich bij een terroristische organisatie
                  buiten Nederland heeft aangesloten, is op zichzelf niet voldoende om aan een intrekking
                  van het Nederlanderschap ten grondslag te leggen. Ook moet boven redelijke twijfel
                  verheven zijn dat de betrokkene de door de terroristische organisatie nagestreefde
                  doelen onderschrijft en dat hij de intentie heeft om zich bij deze organisatie aan
                  te sluiten. Het gaat dus om concrete feitelijke informatie over de activiteiten die
                  de betrokkene buiten Nederland heeft verricht. Omdat het gaat om activiteiten die
                  zich in Syrië en Irak hebben voltrokken betreft dit informatie die niet eenvoudig
                  toegankelijk is. Het is niet altijd mogelijk om relevante informatie vanuit de inlichtingendiensten
                  op te nemen in een ambtsbericht aan de IND, vanwege de noodzaak tot geheimhouding
                  van bronnen en de veiligheid van bronnen of personen, of als dit kan leiden tot op
                  langere termijn een ernstige belemmering van de werkzaamheden van de veiligheidsdiensten
               
Zijn alle Syriëgangers beoordeeld op de vraag of het mogelijk was hun Nederlanderschap
                     in te trekken en, zo nee, waarom niet en kan dit nog gebeuren? (VVD)
Alle dossiers van onderkende Nederlandse uitreizigers zijn beoordeeld op de vraag
                  of het mogelijk is het Nederlanderschap in te trekken. Op 28 maart 2019 hebben de
                  toenmalige Kamerleden Laan-Geselschap (VVD) en Van Toorenburg (CDA) (Kamerstuk 29 754, nr. 496) een motie ingediend met daarin het verzoek aan de regering om voor het zomerreces
                  van 2019 «actief de dossiers van alle onderkende Nederlandse uitreizigers, man of
                  vrouw te beoordelen op de mogelijkheid van het intrekken van het Nederlanderschap
                  in het belang van de nationale veiligheid». Op meerdere momenten is uw Kamer over
                  de uitvoering van deze motie geïnformeerd: op 15 juli 2019 heb ik uw Kamer een brief
                  gestuurd waarin u geïnformeerd werd over het feit dat alle ongeveer 100 daarvoor in
                  aanmerking komende Nederlandse uitreizigers met een dubbele nationaliteit werden beoordeeld.11 Op 25 september 2019 bent u geïnformeerd over de stand van zaken rondom de motie.12  In het rapport van de Commissie van Toezicht nummer 68 (zie vorige vraag) wordt
                  ingegaan op het proces en de activiteiten die de AIVD heeft ondernomen om uitvoering
                  te geven aan de motie. Hierover heeft uw Kamer op 16 juni 2020 een brief ontvangen
                  van de Minister van Binnenlandse Zaken.13
Het Nederlanderschap kan alsnog op een later moment worden ingetrokken op als blijkt
                  dat uitgereisde personen aan de voorwaarden voldoen. De betrokken organisaties houden
                  constant aandacht voor de vraag of personen in aanmerking komen voor intrekking van
                  het Nederlanderschap, bijvoorbeeld als nieuwe informatie beschikbaar komt.
               
Deze leden vragen voorts wanneer er een evaluatie volgt van artikel 14, lid 4 Rijkswet
                     op het Nederlanderschap, uitgevoerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum
                     (WODC). (VVD)
Vorig jaar heeft een evaluatie door het WODC plaatsgevonden met betrekking tot artikel
                  14, vierde lid, RWN. Ik verwijs u graag naar het WODC-rapport en naar de kabinetsreactie
                  op het rapport, die ik beiden aan uw Kamer heb gestuurd op 10 december 2020.14
Zijn of worden er momenteel door de AIVD ambtsberichten opgesteld over andere jihadisten
                     met de Nederlandse nationaliteit? Zo nee, waarom niet? (PVV)
Alle betrokken organisaties, waaronder de AIVD, houden voortdurend aandacht voor de
                  vraag of uitgereisde personen in aanmerking komen voor intrekking van het Nederlanderschap,
                  bijvoorbeeld als nieuwe informatie beschikbaar komt.
               
Bent u bereid alsnog in het belang van de nationale veiligheid op grond van artikel
                     14, lid 4 van de Rijkswet op het Nederlanderschap de Nederlandse nationaliteit in
                     te trekken en Ilham B. met de drie kinderen uit te zetten? Zo nee, waarom niet? (PVV)
Ik ga niet in op individuele gevallen.
In zijn algemeenheid geldt dat deze bepaling (artikel 14, vierde lid, RWN) alleen
                  kan worden toegepast bij personen die zich in het buitenland bevinden en zich aldaar
                  hebben aangesloten bij een terroristische organisatie. Als de betrokkene in Nederland
                  is, is intrekking op grond van deze bepaling niet mogelijk. Een betrokkene, die verblijft
                  in Nederland en die onherroepelijk wordt veroordeeld voor een terroristisch misdrijf,
                  kan wel in aanmerking komen voor intrekking van het Nederlanderschap op basis van
                  artikel 14, tweede lid, RWN.
               
Kunt u aangeven of deze maatregel ingezet zal worden bij Syriëgangers die willen terugkeren?
                     (SGP)
De maatregel kan worden ingezet bij personen die aan de voorwaarden voldoen. Daar
                  kunnen ook Syriëgangers tussen zitten die willen terugkeren naar Nederland. Zie ook
                  het antwoord op de vraag van de VVD «Bent u het met deze leden eens dat het uitgangspunt
                  moet zijn dat het Nederlanderschap wordt ingetrokken als je aangesloten bent bij een
                  terroristische organisatie?»
               
Kunt u toelichten of er situaties zijn van vrijgekomen veroordeelde terroristen, waarbij
                        de Nederlandse nationaliteit is afgenomen, maar die Nederland nog niet hebben verlaten,
                        waarbij de mogelijkheden tot het in beeld blijven bij de veiligheidsdiensten worden
                        beperkt door de afname van nationaliteit? (D66)
Klopt het dat hier in de Rijkswet op het Nederlanderschap geen rekening mee gehouden
                        is? (D66)
Het is van cruciaal belang om blijvend te investeren in monitoring, versterking van
                  de gezamenlijke aanpak en uitvoering van de maatregelen om de potentiële dreiging
                  van (ex-) gedetineerde terroristen te mitigeren. Om zicht te houden op vrijgekomen
                  veroordeelde terroristen zonder rechtmatig verblijf in Nederland, bestaan verschillende
                  strafrechtelijke, vreemdelingrechtelijke dan wel bestuursrechtelijke maatregelen.
                  Deze personen, waaronder óók de personen van wie het Nederlanderschap is ingetrokken
                  op grond van artikel 14, tweede lid, RWN, kunnen binnen de kaders van Wet Inlichtingen
                  en Veiligheidsdiensten (Wiv 2017) in het zicht zijn van de veiligheidsdiensten. Het
                  feit dat zij geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland, doet hier niet aan af.
               
Detentie
Kunt u een overzicht geven van alle strafzaken van een terugkeerder; de tenlastelegging,
                        de opgelegde straf en de bijkomende voorwaarden (bijvoorbeeld na detentie)? (VVD)
Kan een volledig overzicht worden gegeven van alle (ex-)Syriëgangers en de straffen
                        die hier in Nederland zijn opgelegd sinds 2015 tot op heden, uitgesplitst per afgereisde
                        man/vrouw? (PVV)
Wat zijn de door de rechter opgelegde bijkomende voorwaarden na detentie van de 47
                        terroristen die in de terroristenafdelingen zitten? (VVD)
Ik ga als Minister van Justitie en Veiligheid niet in op individuele strafzaken.
Er wordt niet geregistreerd op terugkeerders of Syriëgangers. Welke strafbare feiten
                  aan een verdachte worden tenlastegelegd, is casusafhankelijk. Dit is aan de Officier
                  van Justitie om te bepalen, op grond van de feiten en omstandigheden van het specifieke
                  geval. Indien het aan een verdachte tenlastegelegde feit kan worden bewezenverklaard,
                  is het aan de strafrechter om de strafmaat te bepalen. De rechter slaat hierbij acht
                  op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het risico
                  op recidive en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Bijzondere voorwaarden
                  worden – afhankelijk van de strafrechtelijke modaliteit – door de rechter opgelegd.
                  Daarbij kan Dienst Justitiële Inrichtingen voorwaarden verbinden aan het toekennen
                  van verlof (hierna: DJI).
               
De geanonimiseerde uitspraken van onze rechterlijke colleges zijn voor een ieder toegankelijk
                  op www.rechtspraak.nl. In de periode 2015 tot en met heden zijn diverse rechterlijke uitspraken gewezen
                  in strafzaken tegen onderkende uitreizigers naar Syrië en/of Irak. Aan personen die
                  zijn uitgereisd naar het strijdgebied in Syrië en Irak en aldaar een terroristische
                  organisatie hebben ondersteund of voor een terroristische organisatie hebben gevochten,
                  wordt vaak deelname aan een terroristische organisatie (artikel 140a Wetboek van Strafrecht)
                  en/of voorbereiding van een terroristisch misdrijf (artikel 96, tweede lid, Wetboek
                  van Strafrecht) tenlastegelegd.
               
Ik verwijs in dit verband naar een artikel over de bestraffing van Syriëgangers, gepubliceerd
                  in de Ars Aequi van november 2020.15 Dit artikel geeft een analyse van 20 vonnissen/arresten in strafzaken tegen uitreizigers
                  naar Syrië (en personen die daartoe een poging hebben gedaan) in de periode van januari
                  2014 tot juli 2019. Uit dit artikel blijkt dat aan verdachten, die daadwerkelijk zijn
                  uitgereisd naar Syrië om aldaar deel te nemen aan de gewapende strijd, (onvoorwaardelijke)
                  gevangenisstraffen van 2 tot 7,5 jaar zijn opgelegd.
               
Deze leden vragen om hoeveel personen het op dit moment gaat die onder het toezicht
                        staan van het TER-team.
Verder vragen de voornoemde leden hoeveel vrouwen er onder het toezicht staan van
                        het TER-team en hoe zich dat verhoudt tot het aantal vrouwen dat is teruggekeerd vanuit
                        IS-gebied? (CDA)
Op dit moment staan 53 personen onder toezicht van het TER-team. Ca. 15% betreft vrouwen.
                  Dit zijn tevens teruggekeerde vrouwen (peildatum 14 juli jl.). In totaal zijn 70 uitreizigers
                  teruggekeerd. Bij dit aantal wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen.
               
Ook vragen deze leden naar de behaalde resultaten van de genoemde teams en afstemmingsoverleggen.
                     (CDA)
Het Multidisciplinair Afstemmingsoverleg Resocialisatie (MAR) bestaat sinds het voorjaar
                  van 2019 en zal in 2022 worden geëvalueerd. In de afgelopen twee jaar zijn tot nu
                  toe 75 gedetineerden besproken en 38 interventietrajecten opgestart vanuit het MAR.
                  Dit hangt ook samen met de strafrechtelijke status van de gedetineerde en de duur
                  van de gevangenisstraf. De betrokkenheid van de ketenpartijen wordt als positief ervaren,
                  als ook de afstemming over de aanpak en de informatie-uitwisseling binnen het MAR.
                  De overdracht naar de gemeente na detentie wordt gerealiseerd door deelname van de
                  gemeente aan het MAR. In de periode 2012–2021 (maart) hebben 306 justitiabelen met
                  een extremistische achtergrond deelgenomen aan een reclasseringsprogramma. Het team
                  Terrorisme, Extremisme en Radicalisering (TER-team) van Reclassering Nederland is
                  in 2018 positief geëvalueerd.
               
Kunt u aangeven of er voorbereidingen worden getroffen voor als de terugkeerders hun
                     straf hebben uitgezeten? (SP)
Geradicaliseerde gedetineerden worden besproken in het Multidisciplinair Afstemmingsoverleg
                  Resocialisatie (MAR) waar DJI, reclassering en de betrokken gemeente informatie delen
                  die relevant is voor een veilige re-integratie en een individueel plan van aanpak
                  opstellen. Het MAR borgt ook de overdracht na detentie. Om langer toezicht te houden
                  op terrorismeveroordeelden kan gebruik worden gemaakt van maatregelen uit de Wet langdurig
                  toezicht (Wlt). De Wlt biedt de mogelijkheid om de proeftijd bij de voorwaardelijke
                  invrijheidstelling te verlengen en een zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende
                  maatregel (GVM) op te leggen, die aansluitend aan het eindigen van de straf ten uitvoer
                  kan worden gelegd.16
Naast strafrechtelijke maatregelen zijn er ook bestuurlijke maatregelen. Zo biedt
                  de Tijdelijke wet bestuurlijke maatregelen terrorismebestrijding (Twbmt) de mogelijkheid
                  om preventieve, vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals een gebiedsverbod of contactverbod,
                  op te leggen indien sprake is van gedragingen die in verband kunnen worden gebracht
                  met (de ondersteuning van) terroristische activiteiten. Ook blijven veiligheidsdiensten
                  alert en houden, indien hier aanleiding toe bestaat, personen en netwerken in de gaten.
                  Voor een uitgebreidere toelichting op de aanpak van geradicaliseerde (ex-) gedetineerde
                  uitreizigers verwijs ik u naar de Kamerbrief van 25 juni jl.17
Ligt de regie dan bij de gemeenten, bij de AIVD of de reclassering voor deradicalisering
                     bijvoorbeeld? (SP)
De regie ligt na detentie bij de gemeenten binnen de persoonsgerichte aanpak. Het
                  TER-team van Reclassering Nederland adviseert over geradicaliseerde verdachten en
                  veroordeelden, begeleidt geradicaliseerde verdachten en veroordeelden en houdt toezicht
                  op naleving van opgelegde voorwaarden. Naast de inzet op gedragsbeïnvloeding en het
                  mitigeren van de potentiële dreiging van ex-gedetineerden door het lokale casusoverleg,
                  onderzoekt de AIVD voortdurend de ontwikkelingen in de dreiging, ook als geradicaliseerde
                  personen vrijkomen na het uitzitten van hun straf.
               
Welke deradicaliseringsprogramma’s zijn er en zijn deze effectief? (SP) In hoeveel
                     gevallen is er een traject succesvol doorlopen? (CDA)
Zowel tijdens als na detentie wordt gekeken naar mogelijkheden om iemand los te weken
                  uit zijn of haar extremistische netwerk en gedachtegang. Hiervoor zijn verschillende
                  interventies beschikbaar, bijvoorbeeld vanuit het TER-team of andere gespecialiseerde
                  instanties zoals het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE). Gedetineerden kunnen ook
                  begeleiding krijgen van experts, psychologen of geestelijke verzorgers. Vanwege maatwerktrajecten,
                  de complexiteit van effectmetingen en de kleine doelgroep, kan nog niet worden vastgesteld
                  wat het precieze effect van deze begeleiding en interventies is op extremistische
                  gedachten en het risico op recidive. We blijven inzetten op meer inzichtelijk maken
                  wat werkt. U wordt binnenkort nader geïnformeerd over onderzoeken naar het meten van
                  effectiviteit van interventies gericht op disengagement en deradicalisering en naar
                  recidive van deze doelgroep.
               
Hoe worden de verschillende instanties betrokken, zoals de Kinderbescherming, zodat
                     teruggekeerde kinderen niet geplaatst worden bij familieleden met extremistisch gedachtegoed?
                     (SP)
Van de in totaal 220 kinderen van uitreizigers, zijn bij de Raad voor de Kinderbescherming
                  (RvdK) 127 kinderen in beeld en heeft de RvdK voor bijna 100 kinderen een terugkeerplan
                  opgesteld. In een terugkeerplan wordt op basis van vooronderzoek onder meer gekeken
                  wie er na terugkeer voor het kind kan zorgen. Na terugkeer wordt een kind maximaal
                  3 maanden opgevangen en geobserveerd op een professionele plek en wordt bekeken welke
                  opvang en hulp daarna nodig is. Een mogelijk (netwerk)pleeggezin wordt zowel pedagogisch,
                  als op antecedenten gescreend. De RvdK vraagt aan het lokale casusoverleg radicalisering
                  of er zorgelijke signalen bestaan over het beoogde (netwerk)pleeggezin. Wanneer er
                  twijfels zijn over de veilige opvang van het kind bij het voorgestelde (netwerk)pleeggezin
                  op gebied van het aanhangen van een extremistische ideologie, dan wordt een duidingsdeskundige
                  betrokken van het Landelijk Adviesteam Minderjarige terugkeerders (LAT) om het gedachtengoed
                  van aspirant pleegouders te duiden. Wanneer er twijfels bestaan over de veilige opvang
                  in het (netwerk)pleeggezin, dan adviseert de RvdK om de kinderen niet in het (netwerk)pleeggezin
                  te plaatsen, maar in een neutraal pleeggezin of een gespecialiseerde jeugdzorginstelling.
                  Voordat een minderjarige daadwerkelijk in een (netwerk)pleeggezin wordt geplaatst,
                  stemt de RvdK nogmaals af met de politie of er veiligheidsoverwegingen zijn om af
                  te zien van plaatsing in het (netwerk)pleeggezin. Uiteindelijk beslist de kinderrechter.
               
Dreiging extreemrechts
Deze leden vragen daarnaast hoe groot de totale groep rechts-extremisten is. (VVD)
Zoals vorige versies van het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) al stelden
                  bestaat de nieuwe generatie rechts-extremisten niet uit traditionele organisaties,
                  maar een verzameling van personen die verbinding zoeken op het internet, via fluïde
                  verbanden. Zodoende valt niet exact te stellen hoe groot de totale populatie rechts-extremisten
                  is. Wat betreft de dreiging die uit gaat van de offline rechts-extremistische scene
                  in Nederland, deze is klein en gefragmenteerd.18
Is deze groep gegroeid in aantal of is de ernst van de dreiging die van deze groep
                     uitgaan gegroeid? (VVD)
Zoals beschreven in DTN 52 tot en met 54 kent het Nederlandse rechts-extremistische
                  landschap twee gezichten. Enerzijds leiden gekende groeperingen al langere tijd een
                  vrij marginaal bestaan zonder charismatisch leiders. Zij zoeken soms aansluiting bij
                  actuele maatschappelijke thema’s en protesten, maar weten daarbij over het algemeen
                  niet veel mensen aan zich te binden. Dergelijke groepen manifesteren zich doorgaans
                  op activistische wijze. Een rechts-terroristische aanslag vanuit deze hoek ligt in
                  Nederland dan ook niet in lijn der verwachting. Anderzijds staan online-ontwikkelingen
                  hier los van. Zoals aangegeven in eerdere DTN’s bestaat de mogelijkheid dat jonge
                  Nederlanders online radicaliseren en zich aangetrokken voelen tot de groeiende internationale
                  rechts-extremistische internetwereld die ook in het Nederlands doorklinkt in voornamelijk
                  heimelijke digitale groepen. De mogelijkheid dat een rechts-extremistisch georiënteerde
                  alleen handelende dader in Nederland een aanslag pleegt is voorstelbaar.
               
Afgelopen jaar hield de politie in Nederland enkele minderjarigen en jongvolwassenen
                  aan die lid waren van zulke extremistische online groepen. Ook beschrijft de AIVD
                  de ontwikkeling dat rechts-extremistische groepen uit de schaduw komen en vaker het
                  grote publiek opzoeken. Het kabinet volgt ontwikkelingen in de dreiging nadrukkelijk
                  en zal waar nodig aanvullende maatregelen treffen. Voor de inhoud van de huidige aanpak
                  verwijs ik u graag naar de beleidsbrief bij het DTN 54 (d.d. 14 april 2021) en de
                  reactie op onderzoek extreemrechts (d.d. 8 juli 2021).19
Horen de outlaw motorcycle gangs (OMG’s) tot deze groep? (VVD)
Zoals beschreven in de voortgangsrapportage Outlaw Motorcycle Gangs uit 2020 blijkt
                  uit een analyse van gepubliceerde rechterlijke uitspraken dat Nederlandse outlaw bikers
                  zich met name voor de rechter moeten verantwoorden voor «doorlopende criminele handelingen»,
                  zoals afpersing en drugsgerelateerde criminaliteit.20 Aanhangers van rechts-extremistisch gedachtengoed worden niet snel lid van gekende
                  (extremistische of criminele) bewegingen, maar komen juist via online-groepen en versleutelde
                  chats in aanraking met rechts-extremistisch gedachtegoed. Zodoende wordt er geen overlap
                  tussen deze twee groepen verondersteld.
               
Kunt u toelichten welke maatregelen er worden genomen om de dreiging van rechts-extremisme
                     en antioverheidsextremisme binnen de coronaprotestbeweging te mitigeren? (D66)
Op rechts-extremisme en anti-overheidsextremisme binnen de coronaprotestbeweging is
                  dezelfde persoonsgerichte lokale aanpak van toepassing die ook wordt ingezet voor
                  andere vormen van extremisme. Ik ga hier nader op in bij het antwoord op de vraag
                  van het CDA: «In hoeverre zijn ervaringen die zijn opgedaan met contraterrorisme van
                  jihadistisch terrorisme, ook toepasbaar op de bestrijding van rechts-extremistisch
                  terrorisme?»
               
Zoals DTN 54 en de fenomeenanalyse «De verschillende gezichten van de coronaprotesten»21 schetsen zijn in het afgelopen jaar op verschillende thema’s gekende extreemrechtse
                  personen of groepjes gezien die aansluiting zochten bij demonstraties en manifestaties.
                  Graag benadruk ik dat de ontwikkelingen van de dreiging die uitgaat van de verschillende
                  vormen van extremisme nauwlettend in de gaten wordt gehouden.
               
In hoeverre heeft u zicht op rechts-extremisme en anti-overheidsextremisme binnen
                     Defensie? (D66)
De MIVD verricht onderzoek naar meerdere verschijningsvormen van extremisme. Hieronder
                  vallen ook rechts-extremisme en anti-overheidsextremisme. Alle meldingen over mogelijk rechts-extremisme of anti-overheidsextremisme
                  binnen de organisatie worden in behandeling genomen. De MIVD is bovendien uiterst
                  alert op signalen, van welke aard dan ook, die mogelijk wijzen op de aanwezigheid
                  van extremistisch gedachtegoed binnen de krijgsmacht. De MIVD houdt, binnen de door
                  de wet gestelde kaders, op meerdere manieren zicht op verschijningsvormen van extremisme
                  en relevante ontwikkelingen op dat gebied.
               
Is de dreiging die daarvan uitgaat de laatste jaren toegenomen? (D66)
Binnen verschillende Westerse landen is sprake van een toename van incidenten die
                  te relateren zijn aan rechts-extremisme en anti-overheidsextremisme. In het kader van anti-overheidsextremisme springt de recente casus eruit
                  van de inmiddels overleden, Belgische militair Jurgen C. Anti-overheidsextremisme
                  heeft zich ook in toegenomen mate gemanifesteerd binnen de Nederlandse samenleving.
                  Dit is voor de MIVD reden om waakzaam te zijn of dit verschijnsel zich ook uit binnen
                  de krijgsmacht.22
Welke maatregelen worden daartoe genomen? (D66)
Zoals ik ook al eerder heb aangegeven wil Defensie alle risico’s van staatsondermijnende
                  activiteiten en dreigingen tegen Defensie, vanuit welke achtergrond dan ook, tegengaan.
                  Hiervoor bestaat Defensiebreed een stelsel van beveiligings- en rechtspositionele
                  maatregelen, zoals het doen van aangifte bij het Openbaar Ministerie, het schorsen
                  van de persoon in kwestie of het uitvoeren van een veiligheidsonderzoek. Deze maatregelen
                  zijn gericht op het weren van personen die een risico vormen voor de nationale veiligheid
                  of de veiligheid van de krijgsmacht.
               
Als uit onderzoek van de MIVD blijkt dat de veiligheid of de integriteit van de krijgsmacht
                  onder druk staan, leidt dit in de regel tot het nemen van maatregelen. Deze maatregelen
                  worden afgestemd op de precieze aard van de dreiging om effectief te zijn.
               
Ziet u een risico in het samenkomen van deze twee dreigingen – extremisme binnen de
                     coronaprotestbeweging & extremisme binnen Defensie – zoals dat zich ook in België
                     manifesteerde? (D66)
De MIVD heeft vooralsnog geen signalen ontvangen die wijzen op het samenkomen van
                  de coronaprotestbeweging en extremisme binnen Defensie. Extremisme binnen de krijgsmacht,
                  in welke vorm dan ook, schaadt op meerdere wijzen de inzetbaarheid van de krijgsmacht.
                  De MIVD spant zich ook om die reden in om elke verschijningsvorm van extremisme binnen
                  de krijgsmacht te bestrijden
               
De genoemde leden vragen in hoeverre ervaringen die zijn opgedaan met contraterrorisme
                     van jihadistisch terrorisme, ook toepasbaar zijn op de bestrijding van rechts-extremistisch
                     terrorisme? (CDA)
De contra-terrorismeaanpak en het daarbij behorende brede pakket aan preventieve en
                  repressieve maatregelen is voor alle vormen van extremisme en terrorisme, dus ook
                  op de dreiging vanuit rechts-extremisme. Wanneer er sprake is van rechts-extremistische
                  uitingen door individuen kan de lokale persoonsgerichte aanpak worden ingezet. Betrokken
                  partners zijn toegerust om de dreiging die van een persoon uitgaat te kunnen onderkennen
                  en daarop te interveniëren wanneer nodig. De complexiteit en veranderlijkheid van
                  de dreiging vraagt om voortdurende ontwikkeling van kennis en kunde van betrokken
                  partners en eerstelijnsprofessionals uit het veiligheids- en sociale domein. Dit geldt
                  nadrukkelijk ook voor de ontwikkelingen binnen het rechts-extremisme. Het Rijksopleidingsinstituut
                  tegengaan Radicalisering (ROR) biedt trainingen aan voor professionals om rechts-extremisme
                  te herkennen en handelingsvaardigheid te bevorderen. Hierin is aandacht voor het belang
                  van een goede signaleringsstructuur en het equiperen van professionals om extremisme
                  te herkennen.
               
Ook vragen deze leden hoeveel overtredingen, misdrijven en andere activiteiten met
                     een rechts-extremistisch oogmerk jaarlijks plaatsvinden. Hoe verhoudt zich dit tot
                     antisemitische, jihadistische en links-extremistische incidenten, zo vragen deze leden.
                     (CDA)
De politie en het Openbaar Ministerie houden geen registratie bij van motieven gekoppeld
                  aan misdrijven, overtredingen of strafzaken.
               
Genoemde leden lezen bijvoorbeeld dat de invloed van rechts-extremisten onderschat
                     wordt.23 Hoe kan het dat deze groep te veel onder de radar blijft? (SP)
De AIVD en de NCTV hebben de afgelopen jaren extra aandacht besteed aan het fenomeen
                     en hun bevindingen gedeeld in verschillende openbare publicaties over rechts-extremisme.
                     Hierbij verwijs ik bijvoorbeeld naar DTN 50 t/m 54 (Kamerstuk 29 754, nrs 516, 536, 546, 560 en 593). Ook gaat het recente jaarverslag van de AIVD expliciet in op de toenemende dreiging
                     van rechts-extremisme, voornamelijk online. Concreet zijn het afgelopen jaar enkele
                     minderjarigen en jongvolwassenen aangehouden die lid waren van rechts-extremistische
                     online-groepen, waarvan sommigen ook al zijn veroordeeld.
                  
De dreiging vereist structureel alertheid van de overheid. De gehele contra-terrorisme
                     aanpak en het daarbij behorende brede pakket aan maatregelen wordt waar nodig ingezet
                     om de dreiging vanuit rechts-extremistische hoek tegen te gaan. Het kabinet volgt
                     ontwikkelingen in de dreiging nadrukkelijk en zal waar nodig aanvullende maatregelen
                     treffen. Voor de inhoud van de huidige aanpak verwijs ik u graag naar de beleidsbrief
                     bij het DTN 54 (d.d. 14 april 2021) en de reactie op onderzoek extreemrechts (d.d.
                     8 juli 2021).
                  
Is er naar aanleiding van deze publicatie meer aandacht voor bij de verschillende
                     diensten? Zo nee, waarom niet? (SP)
Zoals aangegeven in de Kamerbrief d.d. 08 juli jl. versterkt het desbetreffende onderzoek
                  «Van actie tot zelfverwezenlijking, routes van toetreding tot radicaal- en extreemrechts»
                      het inzicht in de variatie aan activisten en hun bijbehorende beweegredenen en levensverhalen.24 Daarnaast onderkent het onderzoek recente ontwikkelingen binnen het radicaal- en
                  extreemrechtse landschap, zoals de leegloop van de neonazi-beweging, de opkomst van
                  een meer hoogopgeleide en intellectuele stroming, en de opkomst van de «freelance
                  rechts-extremist» en vormt daarmee een waardevolle update. Het proefschrift onderschrijft
                  de in eerdere publicaties gesignaleerde ontwikkelingen en dreiging.
               
Ik benadruk graag dat er voor het fenomeen van rechts-extremisme reeds veel aandacht
                  is. Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat de dreiging die uitgaat van het rechts-extremisme
                  op internet zorgwekkend is en de verdere aandacht verdient van alle veiligheidspartners.
                  Zie ook de antwoorden op de bovenstaande vragen.
               
Potentieel gevaarlijke eenlingen (PGE)
Deze leden lezen dat een aanslag door een eenling met extremistisch gedachtegoed,
                     soms gepaard met psychosociale of psychiatrische problemen, voorstelbaar is. Hoe groot
                     is deze doelgroep in totaal? (VVD)
Potentieel Gewelddadige Eenlingen (PGE) zijn personen die, zonder medewerking van
                  anderen en vanuit een persoonlijke krenking of grief, een dreiging vormen richting
                  de maatschappij of haar vertegenwoordigers, als gevolg van een individueel doorlopen
                  proces richting geweld. Deze doelgroep PGE is divers qua samenstelling en fluctueert
                  in omvang. Zodoende kunnen er geen exacte cijfers benoemd worden.
               
Wordt samengewerkt met de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en de Dienst Justitiële
                     Inrichtingen (DJI) om de doelgroep beter in beeld te krijgen? (VVD)
Geestelijke gezondheidszorg is ook beschikbaar tijdens detentie. DJI werkt met intermurale
                  GGZ. Wanneer er sprake is van een Potentieel Gewelddadige Eenling gaat de samenwerking
                  met het Team Dreigingsmanagement (TDM) ook tijdens detentie door. Het TDM is een multidisciplinair
                  team binnen de politie, bestaande uit professionals uit de politie en de psychiatrische
                  (zorg). TDM richt zich exclusief op Potentieel Gewelddadige Eenlingen. In samenwerking
                  met relevante partners wordt een integrale persoonsgerichte aanpak geformuleerd voor
                  iedere PGE.
               
U stelt dat wordt bezien of samenwerking tussen veiligheidsdomein en sociaal- en zorgdomein
                     moet worden versterkt. Waarom wordt dat niet al daadkrachtig opgepakt? (VVD)
Dit gebeurt reeds zoals uiteengezet in de bovenstaande antwoorden.
Online aanpak
Deze leden zijn benieuwd of de Terrorist Content Online (TCO)-verordening ook voor
                     rechts-extremistische dreiging geldt. Zo nee, waarom niet? (VVD)
De opgenomen definitie van terroristisch online-inhoud in de TCO-verordening is leidend
                  voor de beoordeling of er sprake is van terroristische online-inhoud. Deze definitie
                  sluit nauw aan bij de bestaande definities van terroristische misdrijven in richtlijn
                  2017/541/EU, zoals geïmplementeerd in ons eigen strafrecht. Er wordt hierbij geen
                  onderscheid gemaakt tussen ideologie bij het inzetten van de bevoegdheden van de autoriteit
                  die wordt opgericht voor het uitvoeren van de TCO-verordening. Deze bevoegdheden kunnen
                  dus ook van toepassing zijn op rechts-terroristische online-inhoud.
               
Wat is de voortgang van de nog in te richten autoriteit die toezicht moet houden op
                     hostingdiensten ten behoeve van uitvoering van de TCO-verordening? (VVD)
De nieuw op te richten autoriteit in de vorm van een zelfstandig bestuursorgaan gaat
                  uitvoering geven aan de TCO-verordening die op 29 april is aangenomen. (Met de vastgestelde
                  Nederlandse taalversie voortaan TOI-verordening geheten: Verordening (EU) 2021/784
                  van het Europees Parlement van de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van
                  de verspreiding van terroristische online-inhoud, PbEU 2021, L172). De TOI-verordening
                  wordt van toepassing met ingang van 7 juni 2022. Nederland en andere EU-lidstaten
                  moeten voor die datum de verordening hebben geïmplementeerd, inclusief het oprichten
                  van een autoriteit en het vaststellen van benodigde uitvoeringsregelgeving. Er is
                  een kwartiermakersteam aangesteld dat ervoor moet zorgen dat de autoriteit binnen
                  de implementatietermijn operationeel is. Voor het onderdeel van de autoriteit gericht
                  tegen kinderpornografisch materiaal wordt waar mogelijk op dit tijdpad aangesloten.
               
De leden van de CDA-fractie zijn positief gestemd over de ontwikkelingen op Europees
                     niveau ten aanzien van het aanpakken van terroristische online content. Zij vragen
                     welke stappen Nederland op dat vlak heeft gezet de afgelopen periode. (CDA)
Naast dat de TOI-verordening is aangenomen en Nederland verplicht is om deze te implementeren
                  wordt er ook aandacht besteedt aan vrijwillige EU-samenwerking. Zo participeert Nederland
                  actief in het EU-internetforum, waarin de Europese Commissie, EU-lidstaten en (grote) internetpartijen (o.a.
                  Google, Facebook, Microsoft) samenkomen. Daarnaast gaan de ontwikkelingen op het internet
                  zo snel dat Nederland deze nauwgezet volgt om gezamenlijk op te trekken met de Europese
                  Commissie/EU CTC en andere EU-lidstaten om de verspreiding van terroristische content,
                  van welke aard dan ook, tegen te gaan.
               
Ook vragen deze leden of u kunt aangeven of de EU-verordening Terrorist Online Content
                     ook gaat betekenen dat het verheerlijken van terroristisch geweld strafbaar gesteld
                     zal gaan worden. (CDA)
De TOI-verordening is gericht op het tegengaan van de verspreiding van terroristische
                  online-inhoud door onder meer de bevoegdheid aan de daarvoor aangewezen bevoegde autoriteiten
                  toe te kennen om een verwijderingsbevel uit te vaardigen aan de aanbieders van een
                  hostingdienst. De verordening gaat niet over de strafbaarstelling van terroristische
                  misdrijven, maar over het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud.
                  De bevoegdheden van de autoriteit voortvloeiend uit de TOI-verordening hebben dan
                  ook een bestuursrechtelijke grondslag en geen strafrechtelijke. Het strafrechtelijke
                  bevel heeft namelijk een ander doel dan het verwijderingsbevel als bedoeld in de verordening,
                  namelijk het beëindigen van strafbare feiten en voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
               
In de TOI-verordening is een definitie van online terroristisch materiaal is opgenomen.
                  Deze definitie sluit aan op de bestaande definitie van terroristische misdrijven in
                  Richtlijn (EU) 2017/541 en is daarom ook in lijn met het Nederlandse strafrecht. De
                  definitie omvat materiaal dat aanzet, pleit of een bijdrage levert aan een terroristisch
                  misdrijf. De definitie bevat verder materiaal dat instructies geeft voor het plegen
                  van dergelijke misdrijven of dat de deelname aan activiteiten van een terroristische
                  groepering bevordert of dat terroristische activiteiten verheerlijkt en materiaal
                  dat een leidraad biedt voor het maken en gebruiken van explosieven, vuurwapens of
                  andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen.
               
Informele lesinstituten
Deze leden vragen wat de driesporenaanpak voor het aanpakken van informele lesinstituten
                     is. (VVD)
Ouders hebben binnen onze democratische rechtsstaat de vrijheid om kinderen deel te
                  laten nemen aan informele scholing. Slechts in die gevallen waarin vaststaat dat sprake
                  is van problematische of strafbare gedragingen door personen werkzaam voor het informele
                  lesinstituut kan er sprake zijn van een aanpak gericht op informele lesinstituten.
                  Gemeenten kunnen in die concrete gevallen gebruik maken van ondersteuning door de
                  Taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering (hierna: Taskforce).25 De Taskforce kan gemeenten adviseren over de inzet van de driesporenaanpak: (1) dialoog
                  en interactie (het gesprek aangaan met verschillende partijen die direct of indirect
                  te maken hebben met problematisch gedrag), (2) aanspreken en confronteren (wanneer
                  het nodig is (ook) normstellend op te treden, bijvoorbeeld door het direct aanspreken
                  en zo nodig confronteren van personen of instellingen waarbij sprake is van problematisch
                  gedrag), en wanneer dat niets uithaalt, (3) handhaven en verstoren (door middel van
                  het bestuurlijke en/of strafrechtelijke instrumentarium zorgen dat de ruimte voor
                  problematisch gedrag wordt ingeperkt). De zogenoemde Escalatieladder geeft inzicht
                  in mogelijke handelingsperspectieven voor gemeenten en de afwegingen die gemaakt moeten
                  worden bij het kiezen van (een combinatie van) interventies. Centraal in deze afwegingen
                  staan proportionaliteit en contextuele effectiviteit. Samen met de gemeente in kwestie
                  wordt bezien welke combinatie van interventies in specifieke gevallen het meest voor
                  de hand ligt.
               
Kunt u garanderen dat er geen publiek geld gaat naar dit soort lesinstituten, vanuit
                     het Rijk noch vanuit de gemeenten? (VVD)
In de beantwoording van Kamervragen van het lid Becker (VVD) inzake «integratiesubsidies
                  in Nederland» is uitgebreid ingegaan op de controle op subsidies.26 Bij het verstrekken van subsidies wordt bij de beoordeling, toekenning en verantwoording
                  van de subsidie zorgvuldig gebruik gemaakt van een set aan maatregelen die mogelijke
                  risico’s onder controle houden. Desondanks kan het risico van misbruik of fraude nooit
                  helemaal worden voorkomen. Ten aanzien van misbruik van subsidies zijn in de Nederlandse
                  wet- en regelgeving voor subsidieverstrekking regels opgenomen die misbruik moeten
                  voorkomen.
               
Een subsidieverstrekking door een gemeente is een bevoegdheid op het niveau van de
                  gemeenten. Het kabinet treedt niet in deze bevoegdheid. Het is aan de gemeenten om
                  te beoordelen met welke partijen zij een subsidierelatie aangaan.
               
Coronaprotesten
De leden van de SP-fractie hebben enkele opmerkingen en vragen over terrorismebestrijding
                     en ze hebben vragen of de diensten voldoende uitgerust zijn om signalen van radicalisering
                     op te vangen. De leden maken zich zorgen over hoe extreem gedachtegoed meer vat lijkt
                     te krijgen gedurende te coronaperiode, terwijl er tegelijkertijd minder zicht is op
                     deze ontwikkelingen vanwege de lockdowns en het gebrek aan politiecapaciteit in de
                     wijken. Kunt u ingaan op deze zorgen? (SP)
Sinds de uitbraak van COVID-19 wordt in de samenleving een verbreding en verdieping
                  van maatschappelijk ongenoegen en de daarmee samenhangende maatschappelijke onrust
                  waargenomen. Deze toename kan ook leiden tot zorgelijke polarisatie en zo een voedingsbodem
                  vormen voor extremisme. De politie heeft in haar werk te maken met de effecten van
                  het maatschappelijk ongenoegen, waaronder radicalisering.
               
De manieren waarop mensen radicaliseren en de redenen waarom ze dat doen variëren.
                  Dit bij elkaar vraagt om een intensivering van de samenwerking tussen ketenpartners,
                  bij voornamelijk de politie en de AIVD. De politie erkent het fenomeen en investeert
                  daarom in kennis en inzicht in de meest recente ontwikkelingen in dit veld en de verschillende
                  vormen van radicalisering. Zo is er veel aandacht geweest voor extremistische complotdenkers
                  en de diverse gronden van hun onvrede, maar ook voor snelle nieuwe ontwikkelingen
                  in het rechts-extremisme.
               
Lokale aanpak
Erkent u dat het moeilijker is om signalen van radicalisering vroeg op te vangen door
                     het sluiten van buurthuizen, het gebrek aan agenten in de wijk en bijvoorbeeld het
                     sluiten van de scholen? Hoe wordt dit ondervangen? Hoe gaan de verschillende diensten
                     hiermee om? (SP)
Sinds 2015 is de brede aanpak van terrorisme in ons land geïntensiveerd. De lokale
                  integrale aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme is een belangrijk onderdeel
                  van deze brede aanpak. De gemeenten voeren de regie en werken samen met een groot
                  aantal partners «in de haarvaten» van buurten en wijken. Mede dankzij de versterkingsgelden
                  hebben gemeenten gedurende de afgelopen jaren geïnvesteerd in het opzetten van een
                  duurzame signaleringsstructuur, waarbij wijkagenten, docenten en vele andere eerstelijnsmedewerkers
                  zijn opgeleid in het herkennen van signalen van radicalisering en extremisme. Daarnaast
                  blijft het kabinet in dit kader deskundigheidsbevordering van professionals uit het
                  veiligheids- en sociale domein stimuleren.
               
Overigens is de afgelopen jaren de Nederlandse jihadistische beweging verzwakt en
                  zowel sociaal als ideologisch gefragmenteerd. De beweging voelt de druk van repressieve
                  overheidsmaatregelen, hetgeen heeft geleid tot afgenomen motivatie om activiteiten
                  te organiseren.27
Ik kan niet ingegaan op de werkwijze van de AIVD.
Worden gemeenten voldoende ondersteund in het herkennen en tegengaan van radicalisering
                     en deelt u de zorgen dat als elke gemeente apart beleid heeft of moet maken, dit minder
                     effectief is? (SP)
Het kabinetsbeleid richt zich erop gemeenten in staat te stellen zelfstandig nieuwe
                  ontwikkelingen en dreigingen te kunnen detecteren en daarop succesvol te kunnen interveniëren.28 Binnen de lokale integrale aanpak hebben gemeenten een regierol en leggen daarvoor
                  verantwoording af aan hun eigen gemeenteraden. De regierol voor gemeenten is belangrijk
                  zodat het beleid en interventies recht doen aan de lokale context.
               
Het kabinet ondersteunt gericht gemeenten (inzetten waar de dreiging hoog is en weerbaarheid
                  laag), in de vorm van subsidieverlening en kennisdeling (o.a. handreikingen). In dit
                  verband is de lokale problematiek bepalend voor actieve ondersteuning vanuit het kabinet.
               
Momenteel ontvangen 19 gemeenten (en gemeenten in hun regio) Versterkingsgelden ter
                  ondersteuning van hun aanpak tegen radicalisering, (gewelddadig) extremisme en terrorisme.
                  De gemeenten kunnen geld aanvragen voor activiteiten die betrekking hebben op -onder
                  andere- de analyse van de lokale problematiek, de persoonsgerichte aanpak van geradicaliseerde
                  personen, de opbouw van een signaliseringstructuur en het vormgeven van een effectieve
                  preventieve aanpak.
               
Met deze ondersteuning wordt het lokale domein voldoende geëquipeerd om (gewelddadig)
                  extremisme richting terrorisme te signaleren, tegen te gaan en de daaruit voortkomende
                  dreiging te mitigeren, door: i) de beschikking van iedere gemeente die te maken heeft
                  met een gewelddadige dreiging over een op de actuele dreiging gebaseerde persoonsgerichte
                  en beleidsmatige aanpak van (gewelddadig) extremisme, en ii) het betrekken van lokale
                  inzichten bij nationale beleids- en besluitvorming teneinde de lokale partners beter
                  in staat te stellen om hun (persoonsgerichte) aanpak in te richten.
               
Evaluatie aanslag Utrecht
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de versnippering van de verschillende
                     diensten die signalen van radicalisering moeten opmerken, zowel van de zorginstanties
                     als de repressieve instanties. Hoewel genoemde leden uiteraard begrijpen dat nooit
                     elke aanslag voorkomen kan worden, lezen ze in het inspectierapport dat de tramschutter
                     onder de radar kon blijven, omdat instanties onder andere niet goed genoeg met elkaar
                     communiceerden. Kunt u hierop ingaan? (SP)
De Inspectie stelt dat partijen een beter en completer beeld van de dader van de aanslag
                  (verder: T.) hadden kunnen hebben, wat mogelijk aanleiding had gegeven tot maatregelen
                  die beter gepast zouden hebben bij de problematiek van betrokkene. Maar de Inspectie
                  stelt eveneens dat dit niet wil zeggen dat daarmee de aanslag op 18 maart 2019 voorkomen
                  had kunnen worden. Zij wijst er wel op dat het zaak is de risico’s voor de samenleving
                  zo klein mogelijk te maken.
               
In mijn brief van 26 mei jl. aan uw kamer, gaf ik, in reactie op de evaluatierapporten,
                  aan dat alle partijen in de veiligheidsketen zich bewust zijn van het belang van het
                  verkrijgen van een zo compleet mogelijk beeld van een persoon, waarbij de aansluiting
                  tussen straf, zorg en sociaal domein belangrijk is.29
Uiteraard wordt het belang onderschreven om de risico’s voor de samenleving zo klein
                  mogelijk te houden. De realiteit is echter ook dat niet alle personen met een veelvoorkomend
                  profiel zoals die van T. (veelpleger met multi-problematiek)voortdurend en afdoende
                  in de gaten kunnen worden gehouden. Bovendien blijft het buitengewoon complex om aan
                  de hand van incidentele en niet altijd eenvoudig te duiden uitlatingen en/of gedragingen
                  mogelijk toekomstig gedrag te voorspellen. Tegelijkertijd heeft de aanslag in Utrecht
                  de alertheid van de overheid verder vergroot. Zoals in de brief van 26 mei jl. uiteengezet
                  is, zijn geconstateerde knelpunten aangepakt en zijn werkwijzen aangepast om de uitwisseling
                  van informatie tussen de betrokken organisaties te verbeteren en de onderlinge samenwerking
                  te versterken, met gebruik van de daarvoor beschikbare gremia.
               
Wat gaat u ondernemen om te voorkomen dat er te veel instanties verantwoordelijkheid
                     dragen en wat gaat u ondernemen om te voorkomen dat er te weinig gecommuniceerd wordt
                     tussen de verschillende instanties? (SP)
De betrokken organisaties in de veiligheidsketen hebben aantal concrete verbeteringen
                     doorgevoerd en/of in gang gezet. Het gaat hierbij om:
                  
1. Een verbeterde opvolging en overdracht van signalen van radicalisering, zowel binnen
                           detentie als tussen justitiële inrichtingen en ketenpartners, zoals gemeenten (het
                           Multidisciplinaire Afstemmingsoverleg: MAR);
                        
2. Het zorgdragen voor een structurele communicatie tussen DJI en het OM over strafbare
                           feiten die in detentie plaatsvinden; en
                        
3. Een verbeterde aanpak van multi-problematiek.
In mijn brief van 26 mei jl. aan uw kamer ga ik uitgebreid op deze verbetertrajecten
                  in.30 Bij al deze onderdelen staat het optimaliseren van de informatiedeling centraal.
                  Het uitgangspunt daarbij is dat betrokken organisaties, bij gevallen waarin sprake
                  is van signalen van radicalisering, alert zijn en adequaat handelen.
               
Hoe is dit geregeld bij terugkeerders uit IS-gebieden? (SP)
DJI zorgt ten aanzien van gedetineerden, waaronder ook uitreizigers die bij terugkeer
                  worden aangehouden, voor de noodzakelijke aansluiting van de relevante ketenpartners,
                  zoals reclassering en gemeenten.
               
Om ervoor te zorgen dat informatie over een gedetineerde terugkeerder ook de betrokken
                  gemeente bereikt (waar de gedetineerde vandaan komt of na detentie weer naar zal terugkeren)
                  wordt de gemeente standaard uitgenodigd voor een casusbespreking in het MAR. De gemeente
                  kan vanuit de regierol die het vervult in het multidisciplinair casusoverleg radicalisering
                  ervoor zorgen dat informatie die in detentie verzameld is, verbonden wordt met hetgeen
                  rondom de gedetineerde bekend is buiten de penitentiaire inrichting.
               
Het MAR en de ontvangende gemeente vormen hierbij de verbinding tussen penitentiaire
                  inrichtingen en relevante partners in het Zorg- en Veiligheidshuis. Deze verbinding
                  zorgt ervoor dat er een goed en integraal beeld beschikbaar is binnen en buiten detentie
                  waarop een passende vervolgaanpak kan worden ontwikkeld, onafhankelijk van waar een
                  persoon zich bevindt.
               
Kunt u aangeven wat er na de tramaanslag in Utrecht is veranderd in de informatievoorziening
                     en opsporing van deze geradicaliseerde eenlingen? (SGP)
Zoals gezegd zijn alle partijen in de veiligheidsketen zich bewust van het belang
                  van het verkrijgen van een zo compleet mogelijk beeld van een persoon, waarbij de
                  aansluiting tussen straf, zorg en sociaal domein belangrijk is.
               
Hoewel alle betrokken organisaties het tijdig onderkennen van mogelijke radicalisering
                  als een gezamenlijke opdracht zien, blijft het buitengewoon complex om aan de hand
                  van incidentele en niet altijd eenvoudig te duiden uitlatingen en/of gedragingen mogelijk
                  toekomstig gedrag te voorspellen. Dat geldt zeker als er geen integraal beeld bestaat
                  van gedragingen en/of uitlatingen.
               
Om die reden hebben betrokken partijen een aantal concrete verbeteringen doorgevoerd
                  en/of in gang gezet. Deze zijn uitgebreid toegelicht in de beleidsreactie op de evaluatierapporten
                  d.d. 26 mei jl en staan tevens hierboven beschreven en.31 Bij al deze onderdelen staat het optimaliseren van de informatiedeling centraal.
                  Het uitgangspunt daarbij is dat betrokken organisaties, bij gevallen waarin sprake
                  is van signalen van radicalisering, alert zijn en adequaat handelen.
               
Voor het daderprofiel van T. is een aanpak ontwikkeld gericht op het vroegtijdig onderkennen
                  van signalen van extremisme en terrorisme. In het kader van de persoonsgerichte aanpak
                  werken de betrokken partijen op nationaal, regionaal en lokaal niveau al langer nauw
                  samen om signalen van (gewelddadig) extremisme en terrorisme vroegtijdig te herkennen
                  en op te volgen. Daarbij kan een beroep worden gedaan op externe expertise zoals die
                  van het Team dreigingsmanagement van de Nationale Politie waarbinnen politie- en zorgprofessionals
                  samenwerken om het risico op geweld vanuit o.a. (extremistische) potentieel gewelddadige
                  eenlingen goed te kunnen duiden.
               
Kunt u aangeven of de veiligheidsdiensten voldoende inzichtelijk hebben welke personen
                     een gevaar vormen voor de veiligheid? Is er voldoende capaciteit beschikbaar? Is er
                     extra capaciteit beschikbaar bij de veiligheidsdiensten om deze personen te monitoren?
                     (SGP)
De AIVD onderzoekt voortdurend de ontwikkelingen in de dreiging, ook als geradicaliseerde
                  personen zich in detentie bevinden of vrijkomen na het uitzitten van hun straf. Dit
                  binnen de kaders van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (2017). U mag
                  erop rekenen dat de AIVD, samen met nationale en internationale partners, de veiligheid
                  van Nederland blijft bewaken, maar 100% veiligheid is nooit te garanderen.
               
Op dit moment heeft de AIVD voldoende capaciteit om geradicaliseerde personen te onderzoeken.
                  Tegelijkertijd zien we een toename van het aantal terrorismeveroordeelden in detentie,
                  waarbij bovendien ook de bereidheid tot het gebruik van geweld in Nederland hoog is.
                  Daarnaast zullen we de komende jaren een toename zien van het aantal voor terrorisme
                  veroordeelde personen dat vrij gaat komen na detentie. Dit bij elkaar vraagt om een
                  intensivering van de samenwerking tussen ketenpartners en zal ook een extra inspanning
                  gaan vragen van de AIVD.
               
Richtlijn 2017/541 inzake terrorismebestrijding
Deze leden vragen hier wat wordt bedoeld met de bepaling dat «rechtsmacht moet worden
                     gevestigd wanneer het misdrijf in een andere lidstaat is gepleegd ten voordele van
                     een op het grondgebied van de betreffende lidstaat gevestigde rechtspersoon»(VVD)
Op grond van artikel 19 van richtlijn 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad
                  inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de
                  Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PbEU L 88/6) (hierna:
                  de richtlijn) is Nederland verplicht om in rechtsmacht te voorzien ten aanzien van
                  de in de richtlijn opgenomen misdrijven. Op grond van het eerste lid, onderdeel d,
                  van deze bepaling moet in rechtsmacht zijn voorzien indien het misdrijf is gepleegd
                  ten voordele («for the benefit») van een op het grondgebied van de lidstaat gevestigde
                  rechtspersoon («a legal person established in its territory»). In het verband van
                  terrorisme kan hierbij bijvoorbeeld worden gedacht aan een in Nederland gevestigde
                  rechtspersoon die een in het buitenland opererende terroristische organisatie financiert,
                  omdat de rechtspersoon een belang heeft bij de (buitenlandse) activiteiten van die
                  organisatie. Op grond van de richtlijn moet de Nederlandse wetgeving erin voorzien
                  dat Nederland in een dergelijk geval rechtsmacht heeft.
               
Nederland kan in dergelijke gevallen rechtsmacht uitoefenen. Allereerst biedt artikel
                  2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) hiervoor een wettelijke grondslag indien de
                  (functionele) gedraging (deels) in Nederland heeft plaatsgevonden.32 Daarnaast is artikel 7 Sr van belang voor de rechtsmacht ten aanzien van de in Nederland
                  gevestigde rechtspersoon. Op grond van deze bepaling heeft Nederland, kort gezegd,
                  rechtsmacht ten aanzien van Nederlanders (actief personaliteitsbeginsel), voor zover
                  op het feit straf is gesteld in het land waar het is begaan (vereiste van dubbele
                  strafbaarheid). Uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat onder «Nederlander»
                  eveneens wordt verstaan de Nederlandse rechtspersoon (vgl. HR 11 december 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC8649,
                  NJ 1991/466). Op grond van artikel 6 Sr jo. artikel 4, tweede lid, van het Besluit
                  internationale verplichtingen extraterritoriale rechtsmacht heeft Nederland ook rechtsmacht
                  ten aanzien van door Nederlanders in het buitenland gepleegde terroristische misdrijven
                  zonder dat aan het vereiste van dubbele strafbaarheid is voldaan. Ook op deze grondslag
                  kan in voorkomende gevallen dus rechtsmacht worden uitgeoefend ten aanzien van in
                  Nederland gevestigde rechtspersonen ten bate van wie de strafbare feiten zijn gepleegd.
                  Het kabinet is dan ook van mening dat Nederland op dit punt volledig aan de implementatieverplichtingen
                  heeft voldaan.
               
Nationale veiligheidsstrategie
Deze leden vragen of deze voortgangsrapportage aanleiding geeft om de Nationale Veiligheidsstrategie
                     2019 voortijdig te herzien, nu er meer focus is op de digitale en economische dreigingen.
                     Zo nee, waarom niet? (VVD)
Digitale dreigingen en dreigingen in het kader van onze economische veiligheid krijgen
                  reeds aandacht in de Nationale Veiligheid Strategie (NVS), wat vanzelfsprekend niet
                  betekent dat er minder aandacht moet zijn voor de andere in de NVS genoemde thema’s
                  waar versterkte aandacht voor nodig is, zoals polarisatie, terrorisme, criminele ondermijning
                  en statelijke dreigingen. De kracht van de NVS zit hem er immers in dat bedreigingen
                  voor onze nationale veiligheid en de maatregelen daartegen integraal worden bezien.
                  De midterm review brengt, anderhalf jaar na het verschijnen van de NVS, in beeld waar
                  we nu staan met de uitvoering van de NVS, zowel in termen van aanpak als in termen
                  van weerbaarheid. Ook daarin krijgen digitale en economische dreigingen de plek die
                  ze verdienen.
               
De NVS 2019 markeerde de start van een driejarige strategische cyclus. Dit betekent
                  dat er in 2022 een nieuwe strategie op stapel staat. Mede gelet op die cyclische aanpak
                  acht het kabinet het nu niet nodig om de NVS 2019 te wijzigen. Het proces om te komen
                  tot een onderliggende, geïntegreerde risicoanalyse ten behoeve van die nieuwe strategie
                  is reeds gestart. Het voornemen is deze geïntegreerde risicoanalyse begin 2022 af
                  te ronden. Vanzelfsprekend zullen digitale en economische dreigingen daarin ook aan
                  bod komen.
               
Het kabinet kan zich overigens voorstellen dat, zoals reeds eerder gemeld aan uw Kamer,
                  een nieuwe strategie op het gebied van (inter)nationale veiligheid vorm krijgt in
                  een daadwerkelijk geïntegreerde rijksbrede veiligheidsstrategie, die de bestaande
                  strategieën op dit gebied (de Nationale Veiligheid Strategie en de Geïntegreerde Buitenland-
                  en Veiligheidsstrategie) gaat vervangen en die in 2022 gereed zal zijn. Grondgedachte
                  voor deze samenvoeging is de toenemende verwevenheid tussen binnen- en buitenlandse
                  veiligheid en de groeiende samenhang tussen zogenoemde «safety» en «security» onderwerpen.
                  Het belang om tijdig te kunnen anticiperen en acteren op deze samenhang werd onder
                  andere duidelijk tijdens de COVID-19 crisis. Politieke besluitvorming op dit punt
                  moet nog plaatsvinden door het nieuwe kabinet.
               
CT-strategie
Hoe beoordeelt u de analyse dat er sprake is van een sterk gefragmenteerd veld bestaande
                     uit netwerken dat nog relatief jong en doelzoekend is? (VVD)
Ik herken mij niet in deze analyse. Het CT-beleidsterrein is inderdaad breed en multidisciplinair
                  en de verschillende betrokken partijen dragen zelf verantwoordelijkheid voor de uitvoering
                  van hun taken. Echter, sinds 2011 wordt gewerkt met een nationale CT-strategie welke
                  alle betrokken partners met elkaar verbindt en zorgt voor een integrale van de aanpak
                  van terrorisme. Het totale pakket aan beleidsmaatregelen en inzet op lokaal, nationaal
                  en internationaal niveau bouwt voort op deze strategie. Hierbij heeft de NCTV tot
                  taak heefalle partners te verbinden en de aanpak te coördineren. Om veranderingen
                  in de dreiging te ondervangen en beleidsmatig bij te kunnen sturen dient de aanpak
                  flexibel te zijn.
               
Wat betekent dit voor de doelmatigheid van het contraterrorismebeleid? (VVD)
In de afgelopen jaren is de werking van het beleid verschillende malen effectief gebleken.
                  Zo zijn er enkele grotere aanslagplots tijdig onderkent (o.a. Arnhem en Zoetermeer)
                  en groeide de jihadistische beweging in Nederland nauwelijks. De afgelopen jaren zijn
                  aanslagen in Europa veelal door islamitische en jihadistische alleen handelende daders
                  gepleegd. De lessen die hiervan geleerd zijn worden meegenomen in de nieuwe strategie
                  die momenteel wordt opgesteld. In het DTN nr. 53 (Kamerstuk 29 754, nr. 560) wordt reeds geconstateerd dat de jihadistische beweging de druk voelt van repressieve
                  overheidsmaatregelen, hetgeen heeft geleid tot afgenomen motivatie bij Nederlandse
                  jihadisten. Aanhoudende overheidsdruk is van belang om dit proces te bevorderen.
               
Welke rol speelt de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)
                        in het samenbrengen en doelgeven van de betrokken partijen? (VVD)
Op welke manier geeft hij dit vorm? (VVD)
Zoals ook gesteld in mijn brief d.d. 21 mei jl. is Binnen de rijksoverheid de NCTV
                  verantwoordelijk voor de coördinatie van crisisbeheersing, terrorismebestrijding,
                  cybersecurity, statelijke dreigingen en andere terreinen van nationale veiligheid.33 De regierol van de NCTV op het gebied van terrorismebestrijding heeft zich gemanifesteerd
                  in het samen met contraterrorismepartners ontwikkelen, uitdragen en uitvoeren van
                  beleid gericht op het tegengaan van terrorisme en extremisme. Deze aanpak wordt uitgevoerd
                  door de NCTV zelf, door betrokken ketenpartners en maatschappelijke partners. De NCTV
                  bewaakt daarbij de samenhang en doeltreffendheid van de contraterrorisme aanpak en
                  stimuleert de samenwerking en informatie-uitwisseling. Naast deze coördinerende rol,
                  fungeert de NCTV als centraal punt waar alle dreigingsinformatie die bij de verschillende
                  ketenpartners bekend is op hoofdlijnen wordt geïntegreerd en wordt verrijkt met eigen
                  expertise en informatie uit open bronnen waaruit periodieke dreigingsbeelden voortkomen.
               
Welke knelpunten in de randvoorwaarden ervaart hij om deze taak te vervullen? (VVD)
Zoals ook beschreven in de Kamerbrieven van 12 april jl.34 en 21 mei jl.35 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het feit dat de grondslag voor het identificeren
                  en analyseren van dreigingen en risico’s op het gebied van terrorisme en nationale
                  veiligheid, inmiddels juridisch kwetsbaar is geworden indien daarbij (bijzondere)
                  persoonsgegevens worden verwerkt. Het wetsvoorstel Wet verwerking persoonsgegevens
                  coördinatie en analyse terrorismebestrijding nationale veiligheid strekt er toe een
                  aantal taken van de Minister van Justitie en Veiligheid op het terrein van de bestrijding
                  van terrorisme en bescherming van de nationale veiligheid en de daarmee gepaard gaande
                  verwerking van (bijzondere) persoonsgegevens in verband met de verhoging van de weerbaarheid
                  van de samenleving wettelijk te verankeren.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 A.M. Brood, griffier
