Schriftelijke vragen : De zaak van een uit de Oekraïne afkomstig gezin dat geen paspoort kan krijgen
Vragen van het lid Ceder (ChristenUnie) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de zaak van een uit de Oekraïne afkomstig gezin dat geen paspoort kan krijgen (ingezonden 27 september 2021).
Vraag 1
            
Wat is het beleid ten aanzien van vreemdelingen wier asielverzoek is afgewezen, maar
               die van hun land van herkomst geen paspoort of ander reisdocument kunnen krijgen,
               en daardoor in feite staatloos zijn geworden, zoals in het geval van een Oekraïens
               gezin, afkomstig uit De Krim, in Friesland?1
Vraag 2
            
Wat wordt verwacht van uitgeprocedeerde vreemdelingen wier paspoortaanvraag door het
               land van herkomst aantoonbaar geweigerd is en van wie de autoriteiten verklaren dat
               zij niet in de registers voorkomen? Wat zijn de consequenties wanneer zij een reisdocument
               aangevraagd hebben en zij dit toch niet krijgen van het (in sommige gevallen: vermoede)
               land van herkomst?
            
Vraag 3
            
Bent u het ermee eens dat in gevallen, zoals in vraag 2 beschreven, verblijf uiteindelijk
               toegestaan zou moeten worden? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 4
            
Na hoeveel tijd gaat het belang van in Nederland opgroeiende kinderen volgens u zwaarder
               wegen dan het belang van de Staat? Zou het na vijf jaar niet aan de Immigratie- en
               Naturalisatiedienst (IND) zijn om aan te tonen dat er geen schade ontstaat voor een
               kind bij terugkeer naar het land van de ouders, aangezien uit een rapport van de Rijksuniversiteit
               Groningen uit 2006 blijkt dat vijf jaar een omslagpunt is?
            
Vraag 5
            
Is het afgeven van een verblijfsvergunning volgens u in principe strijdig met het
               belang van de Staat? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, in welke gevallen kan het
               belang van de Staat ook gediend zijn met het verstrekken van een verblijfsvergunning
               aan een vreemdeling? Wat zijn volgens u de concrete belangen van de Staat in een dergelijke
               zaak, afgezien van het algemene restrictieve toelatingsbeleid?
            
Vraag 6
            
Op welke manier weegt u in de belangenafweging de aanwezigheid van een groot sociaal
               netwerk mee, blijkend uit vele steunbetuigingen zoals in het geval van het genoemde
               Oekraïense gezin?2 Kan de wens van de sociale omgeving van een vreemdeling in bepaalde gevallen de doorslag
               geven? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 7
            
Op welke manier weegt u de positieve bijdrage aan de Nederlandse samenleving die een
               vreemdeling kan leveren, zoals mede verwoord in werkinstructie 2020/16 van de IND,
               mee in uw beslissing over een verzoek?
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 Don Ceder, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
 
          