Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bikker over de toename van drugsgebruik onder studenten
Vragen van het lid Bikker (ChristenUnie) aan de Minister van Justitie en Veiligheid en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de toename van drugsgebruik onder studenten (ingezonden 11 juni 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Blokhuis (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens
            Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 24 september 2021). Zie ook Aanhangsel
            Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3495.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Afkicklijn roodgloeiend; Zorgen over cocaïnegebruik
               studenten door lockdownsleur»?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Wat zijn de meest recente gegevens over drugsgebruik en specifiek cocaïne-gebruik
               sinds de uitbraak van de coronacrisis? Wat zijn de meest recente gegevens over het
               beroep dat gedaan wordt op verslavingszorg met betrekking tot het afkicken van drugs?
               Wanneer verwacht u de eerste resultaten van het grootschalige onderzoek naar mentale
               gezondheid en middelengebruik onder studenten, uitgevoerd door RIVM, GGD GHOR Nederland
               en Trimbos-instituut?
            
Antwoord 2
            
Er zijn op dit moment geen landelijke cijfers over het middelengebruik onder specifiek
               de studentenpopulatie. Dat is de reden dat ik samen met de Minister van Onderwijs,
               Cultuur en Wetenschap opdracht heb gegeven voor een landelijke monitor mentale gezondheid
               en middelengebruik studenten die wordt uitgevoerd door de in de vraag genoemde partijen.
               De metingen zouden in de loop van 2020 worden uitgevoerd, maar zijn vanwege de coronasituatie
               uitgesteld naar begin dit jaar in de hoop dat het dan mogelijk zou zijn een meting
               te doen die niet beïnvloed werd door corona. Vanwege de aanhoudende coronaproblematiek
               zijn de digitale vragenlijsten voor het onderzoek aangevuld met vragen over de mogelijke
               gevolgen van het coronavirus voor studenten in het hoger onderwijs. De eerste resultaten
               van deze metingen verwacht ik in oktober, het complete rapport in november dit jaar.
               De rapporten zullen aan uw Kamer worden toegezonden vergezeld van de conclusies en
               mogelijke vervolgstappen.
            
In het grote Uitgaansonderzoek 2020 is het middelengebruik van uitgaande jongeren
               en jongvolwassenen in beeld gebracht, waarvan ook studenten deel uitmaken. Er zijn
               twee metingen uitgevoerd: de eerste over de periode voorafgaand aan de coronamaatregelen,
               vóór 13 maart 2020, en de tweede gedurende de coronamaatregelen over de periode juni
               tot september 2020. In mijn brief van 9 maart jl. aan uw Kamer2 heb ik u bericht over de resultaten van deze metingen en heb ik u de factsheet «Uitgaansgedrag
               en middelengebruik tijdens de coronapandemie van maart tot september 2020» doen toekomen.
               Samengevat is er in 2020 in vergelijking tot 2019 een daling geconstateerd in het
               gebruik van uitgaansdrugs zoals ecstasy, speed en lachgas. Het gebruik van middelen
               die vaker thuis worden gebruikt, zoals cocaïne en psychedelica is vrij stabiel gebleven.
               Ik verwijs u graag naar deze factsheet en brief waarin ik de recente ontwikkelingen
               op het terrein van drugsgebruik beschrijf.
            
Met betrekking tot cocaïne wijs ik u op mijn brief van 18 december jl.3 waarin ik u informeerde over de verkenning naar dit middel die in 2020 door het Trimbos
               instituut is uitgevoerd. Aanleiding voor deze verkenning vormde het gegeven dat voor
               cocaïnegebruik minder bekend is over de gebruikers, gebruiksredenen en mogelijke interventies.
               Bij deze verkenning zijn verschillende groepen gebruikers van cocaïne geïdentificeerd.
               Ik heb het Trimbos instituut opdracht gegeven om dit jaar een vervolgonderzoek uit
               te voeren gericht op de ontwikkeling van een op deze doelgroepen toegespitste preventieaanpak.
            
Ten aanzien van uw vraag over inzicht in het beroep dat wordt gedaan op de verslavingszorg
               met betrekking tot drugsproblematiek, ontbreekt het op dit moment helaas aan actuele
               data. We zijn hiervoor namelijk afhankelijk van de nationale database voor verslavingszorg
               LADIS (Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem). Het LADIS is momenteel niet
               operationeel, omdat de gegevensverwerking niet voldoet aan de vereisten van de AVG.
               Hierdoor is het sinds 2015 niet mogelijk om data van instellingen voor verslavingszorg
               in het systeem te verwerken. De Minister voor Medische Zorg heeft een wetsvoorstel
               ingediend waarmee de benodigde wettelijke grondslag voor de gegevensverwerking wordt
               geregeld. Dit wetsvoorstel, een wijziging van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen
               zorg (Wkkgz)4, is aanboden aan uw Kamer in het najaar van 2020 en is recentelijk als hamerstuk
               aanvaard. Zodra de wetgeving in werking is getreden, kunnen de cijfers met terugwerkende
               kracht vanaf 2015 beschikbaar komen. Vanaf dat moment kan de beheerder van LADIS,
               stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ), de trends en omvang van de hulpvraag in
               de verslavingszorg weer goed in beeld brengen.
            
Vraag 3
            
Bent u van plan om uitvraag te doen of te laten doen bij aanbieders van verslavingszorg
               hoe groot de vraag is naar verslavingszorg met betrekking tot drugs en hoeveel deze
               is toegenomen?
            
Antwoord 3
            
Voor de verstrekking van gegevens door aanbieders van verslavingszorg is voornoemde
               wettelijke grondslag benodigd. Het streven is dat deze gegevensuitwisseling vanaf
               begin 2022 weer mogelijk zal zijn.
            
Aan de hand van periodieke overleggen met Verslavingskunde Nederland (VKN) houden
               we de vinger aan de pols over de ontwikkelingen binnen de verslavingszorg als het
               gaat om drugsgebruik. VKN geeft aan dat er geen signalen zijn dat er sprake is van
               een grote toename van verslavingen onder studenten en constateert eerder een afname
               in het drugsgebruik gedurende het afgelopen jaar. Het drugsgebruik lijkt nu weer toe
               te nemen. Dit leidt echter niet direct tot een toename in verslaving.
            
Naast de eerdergenoemde metingen van het Trimbos-Instituut zijn er ook metingen naar
               middelengebruik uitgevoerd op initiatief van Jellinek en de Hogeschool van Amsterdam
               met vergelijkbare resultaten.5
Vraag 4
            
Wie coördineert structurele landelijke gegevensverzameling en monitoring van verslavingen
               en verslavingszorg rond drugs? Bent u tevreden met de manier waarop dit nu gebeurt?
               Zo nee, wat bent u van plan daarin te verbeteren?
            
Antwoord 4
            
De stichting IVZ beheert het LADIS dat al 30 jaar lang goed inzicht geeft in de hulpvraag
               in de verslavingszorg. Naast het Ministerie van VWS, dat de informatie uit LADIS onder
               andere benut voor de vorming en ontwikkeling van beleid, zijn partijen als het Trimbos
               instituut en het European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA)
               belangrijke afnemers van de data uit LADIS. Zoals eerder aangegeven ontbreken op dit
               moment de landelijke cijfers uit de verslavingszorg, wat ik een groot gemis vind.
               Met voornoemd wetsvoorstel beogen we spoedig weer toegang te hebben tot deze cijfers.
            
Vraag 5
            
Tot welke gezondheidsschade leidt het regulier gebruik van cocaïne? En tot welke overige
               maatschappelijke schade leidt cocaïnegebruik, zoals criminaliteit en economische schade?
               Deelt u de mening dat het zeer onwenselijk is dat jongeren zo gemakkelijk drugs kunnen
               kopen? Zo nee, waarom niet?6
Antwoord 5
            
Het is zonder meer onwenselijk wanneer jongeren relatief eenvoudig aan drugs kunnen
               komen en dat het gebruik van drugs is genormaliseerd. Samen met de Minister van Justitie
               en Veiligheid span ik mij in om deze normalisering tegen te gaan door de ontwikkeling
               en inzet van interventies gericht op het voorkomen dat jongeren beginnen met het proberen
               van drugs en op het motiveren van gebruikers om te minderen of te stoppen.
            
Het gebruik van cocaïne is belastend voor hart en bloedvaten en verhoogt het risico
               op een hartinfarct of beroerte. Het kan zorgen voor uitputting of vermoeidheid, bijdragen
               aan het ontstaan van agressief gedrag en een neerslachtig gevoel in de dagen na gebruik.
               Cocaïne kan op korte termijn de cognitieve prestaties verbeteren, maar ook tot gevolg
               hebben dat mensen zichzelf overschatten en te grote risico’s nemen, bijvoorbeeld in
               het verkeer. Daarnaast is cocaïne geestelijk verslavend. Niet alleen cocaïne zelf
               is schadelijk, maar ook toegevoegde hulpstoffen of versnijdingsmiddelen kunnen nadelige
               effecten hebben. Gebruik van cocaïne wordt vaak met alcohol gecombineerd, wat extra
               risico’s met zich meebrengt met een grotere kans op ernstige cardiologische en neurologische
               aandoeningen.
            
In de Nationale Drug Monitor 2020 van het Trimbos-instituut wordt gemeld dat er voor
               2019 in totaal 6629 drugs gerelateerde incidenten waren gerapporteerd door landelijk
               werkzame EHBO-organisaties en ambulancediensten, ziekenhuizen en forensisch artsen
               uit acht regio’s in Nederland. Er is geen totaaloverzicht van Nederland beschikbaar,
               het daadwerkelijke aantal drugsincidenten voor heel Nederland zal derhalve hoger zijn.
               Van de 6629 gerapporteerde incidenten was bij 1091 gevallen (17%) sprake van snuifcocaïne
               al dan niet in combinatie met alcohol en/of andere drugs, waarbij relatief vaak sprake
               was van een combinatie met andere drugs. In 496 incidenten (45%) was er sprake van
               gebruik van cocaïne waarbij geen andere drugs gemeld waren. Tussen 2010 en 2019 lag
               het aantal sterfgevallen waarbij een cocaïnestoornis -of vergiftiging expliciet als
               doodsoorzaak was geregistreerd op gemiddeld 32 per jaar. Hierbij gaat het om gebruikers
               van zowel crack als van snuifcocaïne.
            
Cocaïnegebruik heeft niet alleen negatieve gevolgen voor de gebruiker zelf, maar ook
               voor diens omgeving. Tot de negatieve gevolgen die rechtstreeks uit het gebruik kunnen
               voortvloeien behoren overlast en geweld als gevolg van verhoogde agressie, verkeersongevallen
               en ziekteverzuim. Minder direct zichtbaar is de georganiseerde criminaliteit die onvermijdelijk
               met het gebruik van drugs zoals cocaïne samenhangt. Ondermijnende (drugs)criminaliteit
               en de voortdurende noodzaak deze te bestrijden brengen hoge kosten met zich mee. De
               Minister van Justitie en Veiligheid heeft uw Kamer op 21 januari jl. geïnformeerd
               over onderzoeken naar de maatschappelijke kosten van drugs7. In vervolg daarop heeft hij uw Kamer tijdens het Commissiedebat criminaliteitsbestrijding
               en georganiseerde misdaad/ondermijning van 16 juni jl. toegezegd de in opdracht van
               het Aanjaagteam Ondermijning opgestelde rapportage over drugscriminaliteit en de daaraan
               gerelateerde kosten vóór Prinsjesdag met uw Kamer te delen.
            
Zowel uit het oogpunt van volksgezondheid als het voorkomen van overige schade voor
               de samenleving is het van groot belang om het gebruik van cocaïne tegen te gaan. Zoals
               eerder aangegeven is vorig jaar onderzocht welke type gebruikers van cocaïne onderscheiden
               kunnen worden en vindt dit jaar onderzoek plaats naar de meest geschikte preventieaanpak
               voor deze groepen. Dit zal uitmonden in de ontwikkeling van interventies specifiek
               gericht op vermindering van cocaïnegebruik, naast de interventies die reeds worden
               ingezet om het gebruik van partydrugs tegen te gaan.
            
Vraag 6
            
Maakt u zich zorgen over de normalisering van het gebruik van drugs, waaronder lachgas
               en cocaïne, onder studenten? Wat doet u momenteel om het gebruik van drugs onder studenten
               te ontmoedigen en te voorkomen dat drugsgebruik in de studentenwereld normaal wordt?
            
Antwoord 6
            
Het baart mij zeker zorgen dat jongeren het gebruik van drugs steeds normaler lijken
               te gaan vinden. Er zijn veel verschillende soorten drugs en bovendien komen er steeds
               nieuwe stoffen bij, denk aan designerdrug 3-MMC. Door goede monitoring van de drugsmarkt
               houden we zicht op nieuwe trends en ontwikkelingen en de aanwezigheid van drugs op
               de gebruikersmarkt die een extra risico met zich meebrengen. Het is mijn taak om de
               gezondheidsschade ten gevolge van drugsgebruik zoveel mogelijk te beperken. Dat doe
               ik onder andere door stoffen die een gevaar vormen voor de volksgezondheid te verbieden.
               Daarmee geven we een waarschuwing af over de risico’s van deze drugs. En door in te
               zetten op preventie door er via zoveel mogelijk kanalen als het onderwijs, ouders,
               horeca en evenementen waar jongeren komen voor te zorgen dat jongeren zich bewust
               zijn van de risico’s. Hierbij wordt onder meer gebruik gemaakt van social media.
            
Er is een schoolprogramma Helder op School dat zich richt op voorlichting aan leerlingen,
               ouders, een goed schoolbeleid en speciale aandacht voor het signaleren en begeleiden
               van leerlingen die problematisch drugs gebruiken. Helder op School richt zich vooral
               op het voortgezet onderwijs, het speciaal onderwijs en het mbo. Er is een speciale
               aanpak ontwikkeld voor het hbo en de universiteiten. Hierin vinden introductiecommissies,
               studentenverenigingen en onderwijsinstellingen interventiemogelijkheden waaronder
               informatiesheets om (de gevolgen van) drugsgebruik zoveel mogelijk terug te dringen.
               Daarnaast wordt ingezet op voorlichting via het programma Veilige en Gezonde Horeca
               Evenementen (VGHE) om uitgaande jongeren, waar vanzelfsprekend ook de studenten onder
               vallen, via folders, filmpjes en social media te informeren over veilig uitgaan.
            
Vraag 7
            
Wilt u gezien deze ontwikkelingen in het bijzonder in overleg met de steden met een
               vestiging van het hoger onderwijs, koepels van studentenverenigingen en koepels van
               het hoger onderwijs? Geven de huidige ontwikkelingen aanleiding om uw beleid te veranderen?
               Betrekt u onderwijsinstellingen bij het beleid om het gebruik te ontmoedigen en te
               voorkomen, en bij beleid met betrekking tot de gevolgen van drugsgebruik voor de student?
            
Antwoord 7
            
Het is belangrijk om onderwijsinstellingen en studentenvereniging en -bonden te betrekken
               bij de beleidsaanpak. Zoals ook aangegeven bij vraag 2, loopt er op dit moment een
               onderzoek naar zowel de mentale gezondheid als het alcohol- en middelengebruik van
               studenten in het hoger onderwijs. Bij (de aanloop naar) dit onderzoek zijn koepels,
               onderwijsinstellingen en studentenbonden nauw betrokken. Als blijkt dat de resultaten
               aanleiding geven om een ander beleid te voeren op het gebied van middelengebruik dan
               zullen eerdergenoemde partijen uiteraard worden betrokken.
            
Naast contact over het onderzoek naar de mentale gezondheid en middelengebruik heeft
               het Trimbos-instituut frequent en structureel contact met onderwijsinstellingen, studentenkoepels,
               Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU). Uit deze contacten
               komt onder andere een handreiking voor gemeenten voort die zich richt op preventie
               van problematisch alcoholgebruik van studenten. Mogelijk wordt deze handreiking ook
               toepasbaar gemaakt voor drugsgebruik.
            
Verder wordt in studentensteden samengewerkt tussen onderwijsinstellingen, studie-
               en studentenverenigingen en de lokale instellingen voor verslavingszorg. Hieronder
               valt onder andere de inzet op deskundigheidsbevordering van studentpsychologen als
               het gaat om signaleren, begeleiden en doorverwijzen naar de verslavingszorg indien
               nodig, maar ook het bieden van voorlichting.
            
Vraag 8
            
Gelden de geschetste ontwikkelingen ook in het mbo? Wilt u ook in gesprek met vertegenwoordigers
               van het mbo om hier meer zicht op te krijgen en met deze onderwijsinstellingen ook
               beleid vorm te geven om drugsgebruik bij studenten te voorkomen en de gevolgen te
               beperken?
            
Antwoord 8
            
In het MBO zijn geen signalen dat het drugsgebruik sterk is toegenomen. Ook zonder
               corona is het middelengebruik van studenten een belangrijk aandachtspunt voor docenten
               en mentoren in het mbo. Zij zijn erop gericht in de klas mogelijke problemen in de
               thuissituatie te signaleren en proberen hierover samen met bijvoorbeeld de begeleider/zorgcoördinator
               in gesprek te gaan met de student. Bij ernstige problemen wordt ook de samenwerking
               gezocht met hulpverleningsorganisaties. Mbo-instellingen hebben al beleid hoe persoonlijke
               problematiek, waaronder middelengebruik, opgepakt kan worden en welke organisaties
               hierbij betrokken kunnen worden. Op landelijk niveau wordt ook gewerkt aan de versteviging
               van de samenwerking tussen het mbo-onderwijs en de hulpverlening in de verbeteragenda
               passend onderwijs.
            
Daarnaast richt het Trimbos-instituut zich met het programma Helder op School op het
               creëren van drugsvrije schoolterreinen. Hierbij worden scholen ondersteund in het
               opstellen van beleid hiervoor en het trainen van personeel op scholen in het signaleren
               en behandelen van drugsgebruik.
            
Vraag 9
            
Heeft de verslavingszorg in (studenten)steden voldoende capaciteit om een te verwachten
               toename in de vraag aan te kunnen? Zo nee, wat doet u eraan om de capaciteit te vergroten?
               Bent u daarover in gesprek met zorgverzekeraars? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
            
Antwoord 9
            
Volgens VKN kunnen de verslavingszorginstellingen met de huidige capaciteit de hulpvraag
               goed aan. Het is onduidelijk of er een toename in de vraag naar verslavingszorg komt
               en daarom is het niet goed in te schatten of hierop moet worden geanticipeerd wat
               betreft de capaciteit. Bekend is dat er over het algemeen een periode zit tussen (problematisch)
               gebruik/verslaving en het zoeken van hulp. Een toename in gebruik is derhalve over
               het algemeen niet direct terug te zien in hulpvragen bij de verslavingszorg op het
               gebied van behandeling. Wel kan eerder een toename worden gezien bij de preventieafdelingen
               van verslavingszorginstellingen op het gebied van consultatie en advies en vroegtijdige
               interventies. Hierbij kan een deel van de vraag naar behandeling van verslaving voorkomen
               worden.
            
Indien een toename in gebruik op termijn leidt tot een toename in aanmeldingen voor
               verslavingszorg, en dit ook samenvalt met de verwachte inhaalzorg (zorgvraag die mensen
               hebben uitgesteld door corona), zal volgens VKN krapte kunnen ontstaan wat betreft
               beschikbare capaciteit van de zorg. Het is de taak van de zorgverzekeraars om voldoende
               zorg in te kopen. De Nederlandse Zorgautoriteit houdt daar toezicht op.
            
Vraag 10
            
Hebben onderwijsinstellingen in het hoger onderwijs en het mbo voldoende capaciteit
               om een te verwachten toename in de vraag naar psychische hulp, vanwege mentale problemen
               door de coronacrisis, aan te kunnen?
            
Antwoord 10
            
Onderwijsinstellingen hebben zicht op de behoefte van studenten en hoe studenten kunnen
               worden ondersteund en begeleid. Dit gebeurt door middel van studentpsychologen, maar
               ook via peer-to-peer bijeenkomsten, een buddy-systeem of extra begeleidingsteam met
               een mentor. Vanuit het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) zijn middelen beschikbaar
               besteld om achterstanden
            
aan te pakken bij studenten in het hoger onderwijs en het mbo. Het vergroten van de
               capaciteit van studentpsychologen is één van de mogelijkheden om deze middelen te
               besteden.
            
Vraag 11
            
Zijn de middelen uit het steunpakket sociaal en mentaal welzijn en leefstijl en de
               middelen uit het Nationaal Programma Onderwijs beschikbaar voor preventie van drugsgebruik
               en preventie van drugsverslaving, voor zover dit gerelateerd is aan de negatieve gevolgen
               van de coronacrisis op het mentale welzijn? Om hoeveel geld gaat het in deze context?
               Is dit volgens u toereikend? Zo nee, hoeveel meer middelen zijn nodig om voldoende
               ondersteuning aan jongeren te bieden op dit vlak?
            
Antwoord 11
            
Het nu toegekende steunpakket voor gemeenten bedraagt 23 miljoen euro. Dat is breed
               inzetbaar voor de inzet van leefstijlinterventies. De verslavingszorg is als partner
               ook expliciet vermeld in de «Handreiking extra inzet gezonde leefstijlinterventies
               en impuls op bewegen», die de VNG samen met haar landelijke partners heeft opgesteld
               en gepubliceerd8. Dat betekent dat gemeenten via dit steunpakket mogelijkheden hebben om met de verslavingszorg
               of andere instellingen afspraken te maken over de uitvoering van extra preventieactiviteiten,
               naar gelang op lokaal niveau ervaren knelpunten en behoeften. Op dit moment bestaat
               nog geen beeld van de concrete activiteiten die gemeenten gaan inzetten. Evenmin is
               nu bekend welke hulpbehoefte er bij jongeren bestaat. Daarin zal de hiervoor genoemde
               studentenmonitor meer inzicht kunnen geven.
            
Het Nationaal Programma Onderwijs(NPO) is bedoeld voor het wegwerken, inhalen en tegengaan
               van onderwijsachterstanden. Mentale gezondheid is expliciet genoemd als een mogelijke
               factor van invloed hierop. Hoger onderwijsinstellingen kunnen ervoor kiezen om geld
               uit het NPO uit te geven aan extra (studie-)begeleiding voor studenten en in het kader
               van mentale gezondheid ook aandacht te besteden aan drugsgebruik, drugsverslaving
               en de preventie daarvan.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport - 
              
                  Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.