Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 929 Wijziging van de Wet op de loonbelasting 1964 tot wijziging van de fiscale regeling voor aandelenoptierechten met het oog op het wegnemen van een liquiditeitsprobleem in het geval van het verstrekken van aandelenoptierechten als loon (Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten)
ARTIKEL I
            ARTIKEL II
            ARTIKEL III
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
            
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
                     enz. enz. enz.
                  
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de fiscale regeling voor
                     aandelenoptierechten aan te passen met het oog op het wegnemen van een liquiditeitsprobleem
                     in het geval van het verstrekken van aandelenoptierechten als loon;
                  
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
                     overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
                     en verstaan bij deze:
                  
ARTIKEL I
                  
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. hetgeen ingevolge artikel 10a tot het loon behoort ter zake van een aandelenoptierecht
                                    als bedoeld in artikel 32bb, vijfde lid.
                                 
B
Artikel 10a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Ingeval in het kader van een dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking met een
                                    werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen, behoort niet de waarde van dat
                                    recht tot het loon doch:
                                 
a. de waarde in het economische verkeer van de bij uitoefening van dat recht verkregen
                                          aandelen ten tijde van:
                                       
1°. de uitoefening van dat recht ingeval de verkregen aandelen onmiddellijk verhandelbaar
                                                zijn; of
                                             
2°. het verhandelbaar worden van de verkregen aandelen ingeval deze niet onmiddellijk
                                                verhandelbaar zijn; of
                                             
b. hetgeen door de werknemer wordt genoten ter zake van de vervreemding van dat recht.
2. In het tweede lid wordt «ingevolge het eerste lid» vervangen door «ingevolge dit
                           artikel, met uitzondering van het dertiende lid».
                        
3. Het negende, tiende en elfde lid komen te luiden:
9. Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid
                                    verkregen aandelen op grond van een ter zake van dat aandelenoptierecht op de werknemer
                                    van toepassing zijnde contractuele bepaling gedurende een bepaalde periode niet verhandelbaar
                                    zijn als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, worden die aandelen voor
                                    de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, en artikel 13a, vierde lid, onderdeel
                                    a, uiterlijk na een periode van vijf jaar na beursgang van de vennootschap waarin
                                    de aandelen worden gehouden dan wel indien deze vennootschap bij uitoefening van het
                                    aandelenoptierecht reeds beursgenoteerd is uiterlijk na een periode van vijf jaar
                                    na uitoefening van het aandelenoptierecht geacht verhandelbaar te zijn, met dien verstande
                                    dat de aandelen ook na die periode van vijf jaar niet geacht worden verhandelbaar
                                    te zijn zolang de aandelen ingevolge een wettelijke bepaling niet verhandelbaar zijn.
                                 
10. Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid
                                    verkregen aandelen waarop het eerste lid, onderdeel a, nog geen toepassing heeft gevonden
                                    worden vervangen door andere aandelen als bedoeld in het derde lid, vindt de toepassing
                                    van het eerste lid, onderdeel a, artikel 13a, vierde lid, onderdeel a, en artikel 32bb,
                                    vijfde lid, onderdeel b, plaats met betrekking tot die andere aandelen, met dien verstande
                                    dat ingeval die andere aandelen onmiddellijk verhandelbaar zijn de waarde in het economische
                                    verkeer van die andere aandelen ten tijde van het vervangen van de verkregen aandelen
                                    door die andere aandelen in aanmerking wordt genomen.
                                 
11. Indien verkregen aandelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, niet
                                    onmiddellijk verhandelbaar zijn als gevolg van een op de werknemer van toepassing
                                    zijnde contractuele of wettelijke bepaling en de werknemer in strijd met die bepaling
                                    de verkregen aandelen vervreemdt voordat het aandelenoptierecht ingevolge het eerste
                                    lid, met inachtneming van de termijn, bedoeld in het negende lid, in de heffing is
                                    betrokken, behoort in zoverre in afwijking van het eerste lid tot het loon hetgeen
                                    met overeenkomstige toepassing van het vijfde lid door de werknemer wordt genoten
                                    ter zake van de vervreemding van de verkregen aandelen. Het loon dat ingevolge de
                                    eerste zin in aanmerking wordt genomen, wordt verminderd met het bedrag dat de werknemer
                                    ter zake van de schending van de bepaling, bedoeld in de eerste zin, in rekening is
                                    gebracht, maar niet verder dan tot nihil.
                                 
4. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
12. Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid
                                    verkregen aandelen niet onmiddellijk verhandelbaar zijn als bedoeld in het eerste
                                    lid, onderdeel a, onder 2°, wordt naar keuze van de werknemer in afwijking van het
                                    eerste lid, onderdeel a, onder 2°, tot het loon gerekend de waarde in het economische
                                    verkeer van de bij uitoefening van dat recht verkregen aandelen ten tijde van de uitoefening
                                    van dat recht. De eerste zin is slechts van toepassing indien de werknemer de keuze,
                                    bedoeld in de eerste zin, uiterlijk op het moment van uitoefening van het recht, bedoeld
                                    in de eerste zin, schriftelijk kenbaar maakt aan de inhoudingsplichtige. De inhoudingsplichtige
                                    bewaart de vastlegging van de keuze van de werknemer bij de loonadministratie.
                                 
13. Tot het loon ter zake van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid, onderdeel
                                    a, worden mede gerekend de voordelen die de werknemer geniet uit de bij uitoefening
                                    van dat aandelenoptierecht verkregen aandelen waarop het eerste lid, onderdeel a,
                                    en het twaalfde lid nog geen toepassing hebben gevonden, verminderd met de op die
                                    voordelen betrekking hebbende kosten, maar niet verder dan tot nihil.
                                 
14. Indien de bij uitoefening van een aandelenoptierecht als bedoeld in het eerste lid
                                    verkregen aandelen niet onmiddellijk verhandelbaar zijn als bedoeld in het eerste
                                    lid, onderdeel a, onder 2°, en het verhandelbaar worden van die aandelen deels of
                                    geheel afhankelijk is van onzekere factoren die grotendeels buiten de invloedsfeer
                                    van de werknemer liggen, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met
                                    betrekking tot situaties waarin bepaalde aandelen voor de toepassing van het eerste
                                    lid, onderdeel a, onder 2°, worden geacht niet, deels of geheel verhandelbaar te worden.
                                 
C
Artikel 13a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid worden, onder verlettering van de onderdelen a en b tot d en e,
                           drie onderdelen ingevoegd, luidende:
                        
a. wordt het bedrag dat als gevolg van de toepassing van artikel 10a, eerste lid, onderdeel a,
                                    onder 1°, of twaalfde lid tot het loon behoort geacht te zijn genoten ten tijde van
                                    de uitoefening van het aandelenoptierecht, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel a,
                                    onder 1°;
                                 
b. wordt het bedrag dat als gevolg van de toepassing van artikel 10a, eerste lid, onderdeel a,
                                    onder 2°, tot het loon behoort geacht te zijn genoten ten tijde van het verhandelbaar
                                    worden van de aandelen, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel a, onder 2°;
                                 
c. wordt het bedrag dat als gevolg van de toepassing van artikel 10a, elfde lid, tot
                                    het loon behoort geacht te zijn genoten ten tijde van de vervreemding van de aandelen,
                                    bedoeld in artikel 10a, elfde lid.
                                 
2. In het vijfde lid wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel e».
3. In het zesde lid wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel e».
D
Artikel 32bb wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «dat recht niet uiterlijk bij de beëindiging van de dienstbetrekking
                           is uitgeoefend of vervreemd» vervangen door «de werknemer ter zake van dat recht niet
                           uiterlijk bij de beëindiging van de dienstbetrekking ingevolge de artikelen 10a en
                           13a, met uitzondering van artikel 10a, dertiende lid, loon heeft genoten» en wordt
                           «de waarde van dat recht mede in aanmerking genomen, waarbij die waarde wordt gesteld
                           op hetgeen door de werknemer zou zijn genoten indien hij dat recht op het tijdstip
                           van beëindiging van de dienstbetrekking zou hebben vervreemd of uitgeoefend» vervangen
                           door «mede in aanmerking genomen:
                        
a. ingeval het recht nog niet is uitgeoefend: hetgeen tot het loon zou hebben behoord
                                    indien hij dat recht op het tijdstip van beëindiging van de dienstbetrekking zou hebben
                                    uitgeoefend en de daarbij verkregen aandelen onmiddellijk verhandelbaar zouden zijn;
                                    of
                                 
b. ingeval het recht wel is uitgeoefend: hetgeen tot het loon zou hebben behoord indien
                                    de bij uitoefening van het recht verkregen aandelen op het tijdstip van beëindiging
                                    van de dienstbetrekking verhandelbaar zouden worden».
                                 
2. In het zesde lid wordt «heeft genoten ter zake van de uitoefening of vervreemding
                           van een aandelenoptierecht als bedoeld in artikel 10a» vervangen door «ingevolge de
                           artikelen 10a en 13a heeft genoten ter zake van een aandelenoptierecht».
                        
E
Artikel 36 vervalt.
ARTIKEL II
                     
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2022.
ARTIKEL III
                     
Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
                        autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
                        de hand zullen houden.
                     
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Ondertekenaars
- 
              
                  
, 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.