Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Berg over de berichten 'Kamervragen over nachtelijke HAP sluiting in Oostburg?' en 'Koester al het jonge bloed'
Vragen van het lid Van den Berg (CDA) aan de Minister voor Medische Zorg over de berichten «Kamervragen over nachtelijke HAP sluiting in Oostburg?» en «Koester al het jonge bloed.» (ingezonden 27 juli 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 7 september
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3717.
Vraag 1
Kent u de berichten Kamervragen over nachtelijke HAP sluiting in Oostburg? (Omroep
Zeeland1) en Koester al het jonge bloed (PZC2)?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van de pilot nachtelijke sluiting die de huisartsen willen uitvoeren eind
2021?
Antwoord 2
Hoe het zorgaanbod in de avond-, nacht-, en weekenduren is ingericht, is de gezamenlijke
verantwoordelijkheid van de huisartsen in de regio in samenwerking met de zorgverzekeraar.
Het is aan hen om hier samen in goed overleg uit te komen.
Van Nucleuszorg (de coöperatie van alle huisartsen in Zeeuws-Vlaanderen) heb ik begrepen
dat zij hebben verkend hoe de acute huisartsenzorg in Zeeuws-Vlaanderen zo kan worden
georganiseerd dat de continuïteit en kwaliteit het meest gewaarborgd is in de toekomst.
Hierbij spelen aspecten zoals de hoge dienstendruk en het huisartsentekort in Zeeland
een rol. Een oplossing die Nucleuszorg in een pilot gaat onderzoeken is het sluiten
van de huisartsenpost (HAP) in Oostburg voor consulten tussen 24:00 uur en 08:00 uur.
De HAP blijft in die nachtelijke uren telefonisch bereikbaar en voor een consult kan
de patiënt naar de HAP in Terneuzen. Indien nodig kan de huisarts ook een visite afleggen
bij de patiënt thuis, ongeacht waar de patiënt in Zeeuws-Vlaanderen woont.
Vraag 3
Wat vindt u ervan dat de reisafstand van plaatsen als Sluis, Aardenburg en Cadzand
naar Terneuzen niet voldoet aan de veldnorm (minimaal 90% van de inwoners van het werkgebied van de HAP kan binnen 30 minuten per
auto de HAP bereiken)?
Antwoord 3
Ik vind het belangrijk dat acute zorg toegankelijk is. De directie van Nucleuszorg
heeft mij laten weten dat de pilot twee belangrijke uitgangspunten heeft: er blijft
voldaan worden aan de veldnorm en eventuele andere risico’s moeten beheersbaar zijn.
Hiertoe is een grondige risicoanalyse gemaakt en berekend dat 92% van de inwoners
van het werkgebied van HAP binnen 30 minuten per auto de HAP kan bereiken. Er wordt
dus nog steeds voldaan aan de veldnorm die aangeeft dat minimaal 90% van de inwoners
van het werkgebied van de HAP binnen 30 minuten per auto de HAP kan bereiken.
Vraag 4
Kunt u andere regio’s aangeven waarbij voor grote groepen inwoners de veldnorm niet
wordt gehaald?
Antwoord 4
Van de inwoners van Nederland kan 99,9% binnen de veldnorm van 30 minuten op de dichtstbijzijnde
huisartsenpost zijn. Ongeveer 25.700 mensen moeten langer dan 30 minuten reizen naar
een HAP (dit is inclusief de Waddeneilanden). In sommige delen van Nederland (de Waddeneilanden
en in het Zuidwesten van Friesland) organiseren huisartsen zelf de ANW-diensten en
is er geen sprake van een centrale HAP.
Vraag 5
Kunt aangeven hoeveel, welke en wanneer HAP-zorg cq spoedzorg er nu door Knokke wordt
verricht (dit moet bekend zijn omdat verzekeraars de factuur betalen)?
Antwoord 5
Ik beschik niet over deze informatie. Uit de declaratiegegevens is dit ook niet te
destilleren. Daarnaast zou ik ook deze bedrijfsvertrouwelijke informatie van de zorgaanbieder
in Knokke niet openbaar maken.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat zorgverleners in België geen toegang mogen hebben tot zorgsystemen
in Nederland, niet vallen onder Wkkgz en Inspectie IGJ niet bevoegd is?
Antwoord 6
Het klopt dat buitenlandse zorgverleners niet zondermeer toegang hebben tot zorgsystemen.
Echter, als er sprake is van een behandelrelatie is het mogelijk om toegang te krijgen
tot (een samenvatting van) de patiëntgegevens. Hierover dienen dan wel aanvullende
afspraken gemaakt te worden tussen de zorgverleners in België en Nederland, zodat
de patiëntgegevens veilig en betrouwbaar uitgewisseld kunnen worden binnen de Europees
geldende richtlijnen.
Indien de uitvoering van de zorg plaatsvindt in het buitenland, is de toezichthouder
in het desbetreffende land verantwoordelijk voor toezicht op de zorg in dat land.
De IGJ kan geen toezicht houden in het buitenland of onderzoek doen en kan daar dus
ook niet handhavend optreden. Alleen de toezichthouder in het betreffende land mag
dit. De IGJ houdt wel toezicht op de in Nederland op grond van de WTZi toegelaten
zorginstellingen die tevens een vestiging in het buitenland hebben.
Als een buitenlandse zorgaanbieder in Nederland zorg gaat aanbieden, moet deze voldoen
aan de Nederlandse wetgeving. Dus als het een zorgaanbieder betreft die zorg aanbiedt
als bedoeld in de Wkkgz, moet aan alle toepasselijke wetgeving worden voldaan en valt
de aanbieder dus onder het toezicht van de IGJ.
Zorgverleners die met een buitenlands diploma in Nederland willen werken, kunnen dat
alleen als het diploma van gelijkwaardige inhoud en niveau is als een diploma dat
in Nederland is behaald. Om dit te bepalen moet het diploma erkend worden. Hiervoor
gelden verschillende procedures, welke afhangen van het land waarin het diploma is
behaald, de nationaliteit en het beroep.
Vraag 7
Kunt u aangeven waarom blijkbaar alleen een arts mag schouwen en bijvoorbeeld geen
verpleegkundig specialist? Waardoor wordt dat bepaald?
Antwoord 7
Bij overlijden moet er altijd een lijkschouwing plaatsvinden. Het doel hiervan is
om te onderzoeken of een verklaring van overlijden kan worden afgegeven. Een verklaring
van overlijden kan worden afgegeven door een behandelend arts of door een gemeentelijk
lijkschouwer (forensisch arts). Dit is vastgelegd in Artikel 3 van de Wet op de lijkbezorging (Wlb).
De wet maakt verschil tussen natuurlijke en niet-natuurlijke dood, waarbij de arts
alleen een verklaring van overlijden mag afgeven als hij ervan overtuigd is dat de
patiënt door een natuurlijke oorzaak is overleden. De behandelend arts is in eerste
instantie verantwoordelijk voor de lijkschouw omdat deze op grond van zijn/haar professionele
inzicht en zijn/haar kennis van de persoonlijke omstandigheden van de overledene kan
inschatten of er sprake is van een natuurlijke dood. Indien er twijfel is, moet de
arts de gemeentelijke lijkschouwer inschakelen. Indien ook de gemeentelijk lijkschouwer
geen overtuiging van natuurlijk overlijden heeft, brengt die verslag uit aan de officier
van justitie. Voor lijkschouw bij het overlijden van een minderjarige moet de behandelend
arts altijd eerst overleggen met de gemeentelijk lijkschouwer (forensisch arts) voordat
hij een verklaring van overlijden afgeeft.
De Ministeries van BZK, J&V en VWS vinden de kwaliteit van een goede lijkschouw van
groot belang. Uit de Taskforce Lijkschouw 2018, is gebleken dat de kwaliteit van zowel
de lijkschouw door de behandelend arts als de lijkschouw door de gemeentelijk lijkschouwer
verbetering behoeft. De ministeries hebben sindsdien gezamenlijk een aantal acties
uitgezet ten behoeve van de professionalisering van het beroep en de keten van lijkschouw.
Onderdeel daarvan is het verkennen in hoeverre taakherschikking mogelijkheden biedt
bij de uitvoering van de lijkschouw in de zin van de Wlb. Het gaat hierbij specifiek
om de rol die de verpleegkundig specialist (VS) en physician assistant (PA), bij het
uitvoeren van de lijkschouw in de langdurige zorg zouden kunnen aannemen. Bij de verkenning
zal inzicht worden verkregen in kwaliteitsaspecten, lastenverlichting, tijds- en/of
kostenbesparing bij de mogelijkheid tot het verruimen van lijkschouwen door de PA/VS.
De verkenning start dit najaar.
Via ZonMw is binnen het programma Forensische Geneeskunde (looptijd 2020–2025), een
programmalijn kwaliteitsbevordering en richtlijnontwikkeling opgezet. Binnen deze
programmalijn is specifiek aandacht voor het thema Taakherschikking, mede door te
onderzoeken of andere beroepsgroepen, waaronder bijvoorbeeld verpleegkundig specialisten,
bij kunnen dragen aan de schouw.
Vraag 8
Kunt u aangegeven hoeveel uur landelijk gemiddeld een huisarts Avond/Nacht/weekend
(A/N/W) werkt?
Antwoord 8
Het totaal aantal actieve ANW-uren van huisartsen (uitgevoerd door praktijkhouders
en waarnemers) lag in 2019 op 1,57 miljoen uur. Dit komt neer op gemiddeld 189 uur
per normpraktijk. De normpraktijk is het aantal ingeschreven patiënten per fulltime
werkende huisarts-eigenaar (praktijkhouder). Het is een landelijk gemiddelde dat de
NZa via het kostenonderzoek berekent. Sinds 2018 telt een normpraktijk 2095 patiënten.
Vraag 9
Kunt u aangeven wat de grootte is van de huisartsenpraktijken in Zeeland, in Zeeuws-Vlaanderen
en hoe dat is in de rest van Nederland?
Antwoord 9
In Nederland zijn er gemiddeld 3.317 patiënten ingeschreven per praktijk, wat neerkomt
op 2.095 patiënten per fte huisarts-eigenaar (praktijkhouder). De NZa is momenteel
toe aan het werken naar een nieuw kostenonderzoek.
De precieze cijfers over de grootte van de huisartsenpraktijken in Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen
zijn op deze schaal niet bekend.
Vraag 10
Kunt u aangeven hoe de verhouding huisarts/waarnemer is en hoe dat is in de rest van
Nederland?
Antwoord 10
De personeels-samenstelling is per praktijk verschillend. Gemiddeld genomen werkt
een vaste waarnemer (gewogen) 0,20 fte en een incidenteel waarnemer 0,11 fte (gewogen)
per praktijk. Een huisarts in dienst van een huisarts (Hidha) werkt 0,20 fte (gewogen).
Daarnaast zijn huisartsen in opleiding (Haio) gemiddeld 0,04 fte werkzaam.
De precieze cijfers over de grootte van de huisartsenpraktijken in Zeeland en Zeeuws-Vlaanderen
zijn op deze schaal niet bekend.
Vraag 11
Deelt u de mening dat beeldbellen mogelijk moet zijn voordat de pilot van start kan
gaan?
Antwoord 1
Het gebruik van beeldbellen in een consult kan op verschillende manieren van meerwaarde
zijn voor zowel de zorgverlener als de patiënt. Het is aan de zorgverlener zelf om
te bepalen of de inzet van een beeldbelconsult wenselijk is.
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat door de investering in de apotheek-robot er meer medicijn afgiftes
zijn in de A/N/W-uren? Zo ja, hoeveel procent meer?
Antwoord 12
De apotheek in kwestie geeft aan dat er sinds de plaatsing veel gebruik van de apotheek-robot
wordt gemaakt, maar kan dit niet verder specificeren.
Vraag 13
Wat betekent de pilot nachtelijke sluiting HAP volgens u voor het gebruik van de apotheek-robot?
Wordt dit minder?
Antwoord 13
Het gebruik van de apotheek-robot is afhankelijk van het voorschrijven van medicatie
door de huisarts. Als patiënten uit Oostburg en omstreken zich melden bij de HAP in
Terneuzen kunnen zij nog steeds gebruik maken van de apotheek-robot in Oostburg, aangezien
de werking van de apotheek-robot niet afhankelijk is van de HAP in Oostburg.
Hoe het gebruik van de apotheek-robot zal zijn gedurende de pilot is pas met zekerheid
te zeggen als dit in een later stadium geëvalueerd zal worden.
Vraag 14
Wat vindt u ervan dat er in de nacht geen taxi’s rijden in Zeeuws-Vlaanderen?
Antwoord 14
Ik heb van Nucleuszorg vernomen dat er in deze pilot rekening is gehouden met het
feit dat er ’s nachts geen taxi’s rijden in Zeeuws-Vlaanderen. Er is een visite-auto
beschikbaar voor de huisarts als het bezoek medisch noodzakelijk is.
Vraag 15
Deelt u de mening dat huisartsen in opleiding vaak blijven werken in de regio waar
ze zijn opgeleid?
Antwoord 15
Jonge huisartsen werken in het begin van hun loopbaan inderdaad veelal in de regio
waar zij hun opleiding hebben gevolgd.
Vraag 16
Deelt u de mening dat er niet alleen voldoende huisartsen opgeleid moeten worden maar
dat er ook een goede verspreiding over het land moet zijn?
Antwoord 16
Ja.
Vraag 17
Kunt u aangegeven wat de inhoudelijk motivatie is dat huisartsen in opleiding pas
na succesvol afronden eerste opleidingsjaar van locatie mogen ruilen en niet bij de
start van de opleiding?
Antwoord 17
De plaatsingsprocedure is zo ingericht dat alle sollicitanten op zijn of haar hoogste
voorkeur worden geplaatst. Ruilen meteen na de plaatsing is daarom dan niet aan de
orde. Het kan zijn dat de sociale of persoonlijke omstandigheden van een aios veranderen,
waardoor hij of zij mogelijk wil ruilen. Na afronding van het eerste jaar is dat wel
mogelijk.
Vraag 18
Kunt u aangeven welke studiefinanciering c.q. tegemoetkoming huisartsen in opleiding
krijgen als ze twee keer buiten de boot zijn gevallen en na drie jaar weer opnieuw
mogen solliciteren, maar begrijpelijk intussen een andere studie zijn gestart?
Antwoord 18
Een dergelijke tegemoetkoming is mij niet bekend. Indien een sollicitant uitgeloot
wordt kan hij of zij als basisarts werken. Indien de sollicitant een andere medische
vervolgopleiding is gaan volgen kan in het kader van die opleiding wordt bekeken wat
daar de mogelijkheden zijn.
Vraag 19
Kunt u aangeven waarom de hoofden van huisartsenopleiding allen verbonden zijn aan
een academisch ziekenhuis https://www.huisartsopleiding.nl/over-de-organisatie/bestuur-en-organis…? Wat zijn de voorwaarden om huisartsen-opleidingsinstituut te worden en hoe wordt
bestuur daarvan gekozen?
Antwoord 19
Het College Geneeskundige Specialismen is verantwoordelijk voor de opleidingsregelgeving.
Zij bepaalt aan welke voorwaarden moet worden voldaan om bijvoorbeeld te kunnen worden
aangemerkt als opleidingsinstituut. Zie hiervoor het Kaderbesluit CGS.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.