Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Ceder en Ellemeet over het onderzoek van het Europees Parlement naar Frontex
Vragen van de leden Ceder (ChristenUnie) en Ellemeet (GroenLinks) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het onderzoek van het Europees parlement naar Frontex (ingezonden 16 juli 2021).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 7 september
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 3686.
Vraag 1
Welke conclusies trekt u uit de bevindingen van rapporteur Tineke Strik dat Frontex
op de hoogte was van misstanden als pushbacks, maar daar geen actie op ondernam?1
Antwoord 1
Het kabinet heeft kennisgenomen van het rapport dat door de Frontex Scrutiny Working
Group (FSWG) van het Europees Parlement op 15 juli jl. is gepresenteerd. Dit is één
van de onderzoeken naar het functioneren van Frontex en de betrokkenheid van Frontex
bij de vermeende pushbacks.
De FSWG heeft geen sluitend bewijs gevonden van schending van de grondrechten door
Frontex, maar concludeert tegelijkertijd dat Frontex onvoldoende opvolging heeft gegeven
aan de signalen, aanbevelingen en observaties, waaronder van de grondrechtenfunctionaris,
over eventuele misstanden aan de Europese buitengrenzen. Dat is zorgelijk.
Vooropgesteld, Frontex doet belangrijk werk aan de Europese buitengrenzen. Het is
van groot belang dat Frontex doeltreffend irreguliere immigratie en grensoverschrijdende
criminaliteit aan de Europese buitengrenzen bestrijdt. Daarbij dient het vanzelfsprekend
te zijn dat Frontex en de lidstaten de Europese en internationale wet- en regelgeving
naleven bij de uitvoering van het grensbeheer. Het is van groot belang om tekortkomingen
bij de uitvoering van het mandaat van Frontex effectief en voortvarend op te pakken.
Frontex, de Europese Commissie en/of de lidstaten moeten daarnaast adequate en tijdige
opvolging geven aan signalen en observaties over misstanden aan de buitengrenzen.
Het kabinet trekt als voornaamste conclusie uit het FSWG-rapport dat de bestaande
rapportage-, klachten- en monitoringsmechanismen onvoldoende hebben gewerkt. Dit blijkt
ook uit de reeds verschenen rapporten van het Europees Parlement, de werkgroep van
de Frontex Management Board (FRaLO) en de Europese Ombudsman. In de verschillende
rapporten worden aanbevelingen gedaan met als doel bovengenoemde mechanismen en de
opvolging ervan aan te passen en te verbeteren. Door het agentschap zijn inmiddels
al eerste stappen gezet om de aanbevelingen op te volgen. Daarnaast loopt er momenteel
nog een onderzoek door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) inzake Frontex.
De uitkomsten van alle verschillende onderzoeken en van het speciale verslag van de
Europese Rekenkamer moeten in totaliteit worden bezien door betrokken en verantwoordelijke
partijen, zoals Frontex, de Management Board, de Raad, het Europees Parlement en de
Europese Commissie. Op basis hiervan kunnen verdere stappen worden gezet voor het
verbeteren van het functioneren van Frontex.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de rol van directeur Leggeri?
Antwoord 2
Het kabinet heeft kennisgenomen van de verschillende aanbevelingen die zijn gericht
aan de uitvoerend directeur van Frontex. De uitvoerend directeur van Frontex heeft
de verantwoordelijkheid om de aanbevelingen die in het rapport van de FSWG en in andere
rapporten worden gegeven, op te volgen en de nodige veranderingen in de organisatie
aan te brengen. Bovendien kunnen de aanbevelingen in het rapport van het Europees
Parlement aan verschillende actoren, zoals de uitvoerend directeur van Frontex, de
Frontex Management Board, de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad,
niet los van elkaar worden gezien en opgevolgd. Deze actoren hebben tezamen een verantwoordelijkheid
voor het goed functioneren van het agentschap. Het kabinet is daarom van mening dat
in de relevante gremia, zoals de Frontex Management Board en in de Raad, de aanbevelingen
en de opvolging ervan dienen te worden besproken. Het kabinet acht het van belang
het nog lopende onderzoek van OLAF daarbij te betrekken.
Vraag 3
Vindt u het nodig dat er naar de bevindingen van dit onderzoek opnieuw onderzoek wordt
gedaan of kunt u op grond van dit onderzoek aangeven wat er nu aan deze situatie gedaan
moet worden? Indien dat laatste, wat moet er volgens u nu gebeuren?
Antwoord 3
Het kabinet vindt niet dat er opnieuw onderzoek moet worden gedaan naar de bevindingen
van dit onderzoek. Bovendien zijn nog niet alle lopende onderzoeken gereed: het onderzoek
door OLAF moet nog afgerond worden. Het is van belang dat Frontex, de Management Board,
de Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement de uitkomsten van de verschillende
onderzoeken in totaliteit bezien en bepalen hoe er opvolging kan worden gegeven aan
de aanbevelingen van alle onderzoeken en welke eventuele aanvullende maatregelen moeten
worden genomen.
Vraag 4
Wat moet er gedaan worden om zeker te stellen dat Frontex volgens vastgelegde Europese
waarden en normen handelt? Gebeurt dit nu voldoende? Zo nee, wat gaat u hier aan doen?
Antwoord 4
Aan Frontex, de Europese Commissie maar ook aan de lidstaten (zoals de Management
Board van Frontex) worden in het rapport van de FSWG aanbevelingen gedaan. Ook ziet
het Europees Parlement een grotere rol voor zichzelf weggelegd. De FSWG acht het van
belang dat deze instellingen hun rol versterken ten aanzien van het agentschap om
zeker te stellen dat Frontex volgens de geldende wet- en regelgeving opereert en verantwoording
aflegt. Het kabinet deelt de mening van de FSWG dat de Management Board de strategische
sturing dient te versterken, mede gezien de verantwoordelijkheid die de Management
Board heeft om strategische beslissingen te nemen ten aanzien van het agentschap en
toezicht te houden op het agentschap. Hierover worden reeds discussies gevoerd in
de Management Board. Daarnaast dient de Raad volgens het kabinet de uitkomsten van
de verschillende onderzoeken naar Frontex en de verdere ontwikkelingen over het functioneren
van het agentschap te bespreken en waar nodig op te volgen. De verwachting van het
kabinet is dat de komende maanden in alle relevante gremia hierover verder van gedachten
wordt gewisseld.
Vraag 5
Bent u bereid de verslagen van de Nederlandse inbreng in de overleggen van het management
board van Frontex van de afgelopen twee jaar met de Kamer te delen? Binnen welke termijn
kan de Kamer die ontvangen?
Antwoord 5
De officiële verslagen van de Frontex Management Board bevatten de weergave van de
Nederlandse inbreng in de overleggen van de Management Board. Deze verslagen worden
beheerd door Frontex. De inhoud van deze verslagen is vertrouwelijk en bevat uitingen
van alle lidstaten, Frontex en de Europese Commissie.
Wel kan het kabinet in algemene zin toelichten wat de Nederlandse inbreng is geweest
in de Management Board van de afgelopen jaren. De Nederlandse inbreng in de overleggen
is proactief en richt zich op het constructief meedenken over hoe de Europese grens-
en kustwacht nog beter kan opereren om ervoor te zorgen dat de ondersteuning van Frontex
aan de lidstaten goed functioneert en van meerwaarde is voor de lidstaten. Het kabinet
heeft daarin een focus gelegd op onderwerpen zoals terugkeer, het permanente korps,
informatie-uitwisseling in operationele gebieden en grondrechten. Voorbeelden hiervan
zijn dat Nederland in de Management Board, samen met enkele andere lidstaten, proactief
mee heeft gedacht over het opzetten van een operationeel concept voor het permanente
korps en in het afgelopen jaar heeft Nederland een belangrijke bijdrage geleverd aan
de discussie in de Management Board over de incidenten en het rapport van de werkgroep
FRaLO. De Nederlandse inbreng over het finale rapport van de werkgroep FRaLO was dat
Nederland de aanbevelingen van de werkgroep kon steunen, maar tegelijkertijd vragen
stelde over de opvolging van de openstaande incidenten, waarbij Nederland heeft benadrukt
dat adequate opvolging noodzakelijk is. Nederland heeft tevens gepleit voor verlenging
van de werkgroep FRaLO, in de bestaande of een nieuwe vorm. Zoals het rapport van
het Europees Parlement al aangaf, heeft een meerderheid van de Management Board ervoor
gekozen om deze werkgroep niet te verlengen, vanwege de overlap met onder andere de
grondrechtenfunctionaris en de Executive Board2. Naar aanleiding van deze beslissing, bespreekt de Management Board hoe de rol van
de Executive Board en de Management Board kan worden versterkt. Nederland heeft tot
dusver ten behoeve van deze discussie aangegeven dat de capaciteit van de Executive
Board moet worden versterkt, dat de overlap tussen verschillende werkgroepen binnen
het agentschap, de Management Board en de toekomstige plaatsvervangend uitvoerend
directeuren moet worden voorkomen, de verschillende verantwoordelijkheden duidelijk
moeten worden gemaakt en de interactie tussen de Raad en de Management Board moet
worden versterkt. Het kabinet vindt dat de uitkomsten en aanbevelingen van de verschillende
onderzoeken tevens in deze vervolgdiscussie moeten worden meegenomen. Het kabinet
zal zich daarvoor blijven inzetten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.