Brief Kamer : Reactie op het nader verzoek om informatie van het lid Leijten inzake de toelichting op de verenigbaarheid van de benoeming van de leden Yesilgöz-Zegerius, Wiersma en Van Weyenberg tot staatssecretaris in het demissionair kabinet
35 896 Verenigbaarheid van functies met het Kamerlidmaatschap
Nr. 5 BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL
Aan de leden
Den Haag, 6 september 2021
Op woensdag 1 september 2021 kreeg ik per e-mail een nader verzoek om informatie van
het lid Leijten (SP) inzake mijn toelichting op de verenigbaarheid van de benoeming
van de leden Yesilgöz-Zegerius, Wiersma en Van Weyenberg tot Staatssecretaris in het
demissionair kabinet. Graag deel ik met u mijn antwoorden op deze gestelde vragen.
- Hoe heeft u uw standpunt bepaald in antwoord op het verzoek van Van Houwelingen
om artikel 2.2 van het Reglement van Orde niet in te roepen? Met wie heeft u daarover
contact gehad tussen het verzoek en uw reactie? Welke juristen of bronnen heeft u
geraadpleegd om tot uw conclusie te komen dat de benoeming van de staatssecretarissen
niet in strijd is met de Grondwet artikel 57, tweede en derde lid? Kunt u de gebruikte
bronnen met de antwoorden meesturen?
Op 25 mei 2021 trad mevrouw Yesilgöz-Zegerius toe tot het demissionaire kabinet. Na
haar benoeming tot Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, heb ik bezien
of deze aanstelling verenigbaar is met het lidmaatschap van de Kamer. lk heb mij daarbij
zoals gebruikelijk laten bijstaan door onze ambtelijke organisatie. Mij is toen niet
gebleken dat de benoeming strijdig was met artikel 57, tweede lid, Grondwet (en ik
heb u op 30 augustus 2021 toegelicht hoe ik tot deze interpretatie gekomen ben). Nadat
er een opinie op de website van het Montesquieu Instituut was gepubliceerd met de
strekking dat het een fout zou zijn dat mevrouw Yesilgöz-Zegerius nog steeds lid van
de Kamer was, is er op 7 juni 2021 ook een ambtelijke notitie ter zake opgesteld.
De conclusie in deze notitie was in lijn met de gevolgde interpretatie, namelijk dat
er geen sprake was van onverenigbaarheid van functies. Deze notitie voeg ik bij deze
antwoorden bij1.
Na de toetreding van de leden Wiersma en Van Weyenberg tot het demissionaire kabinet
op 10 augustus 2021 heb ik langs eenzelfde lijn geconcludeerd dat er geen sprake was
van onverenigbaarheid van functies. Vanaf dat moment kwam er een brede publieke discussie
op gang over de verenigbaarheid van functies.
lk heb daarna nog enkele malen met onze ambtelijke organisatie gesproken en enkele
personen uit mijn netwerk informeel gevraagd naar hun opvatting over de uitleg van
het wettelijk kader ten aanzien van de (on)verenigbaarheid van functies. In combinatie
met berichtgeving in de media werd het duidelijk dat er hierover verschillend werd
gedacht en was voor mij aanleiding te bezien of de Raad van State bereid zou zijn
voorlichting te geven over dit vraagstuk.
- Heeft u een analyse gemaakt, of laten maken, van de toepasbaarheid van artikel X.3
van de Kieswet? Waarom niet? Zo ja, kunt u die analyse sturen?
Over de toepasbaarheid van artikel X.3 heb ik geen analyse laten maken. Uit de gevolgde
interpretatie van artikel 57, derde lid, Grondwet, volgde dat de toetreding van het
lid Yesilgöz-Zegerius tot een demissionair kabinet niet onverenigbaar was met het
lidmaatschap van de Kamer. Op grond van dezelfde interpretatie gold dat uiteraard
ook voor de benoemingen van de leden Van Weyenberg en Wiersma tot Staatssecretaris.
- Heeft u contact gehad met de Raad van State over deze kwestie? Zo ja, wanneer?
Zoals ik hierboven al aangaf, heb ik geconstateerd dat na de benoemingen van de leden
Wiersma en Van Weyenberg op 10 augustus 2021 er uiteenlopende opvattingen naar voren
werden gebracht in het publieke debat over de (on)verenigbaarheid functies. lk heb
daarom op 13 augustus 2021 contact opgenomen met de vicepresident van de Raad van
State om te bezien of de Raad van State bereid zou zijn voorlichting te geven, mocht
een meerderheid van de Kamer hiertoe besluiten. lk heb vervolgens op 16 augustus 2021
de Kamer laten weten dat mijn interpretatie van de Grondwet is, dat er geen sprake
was van onverenigbaarheid, maar dat de Kamer kan besluiten voorlichting te vragen
aan de Raad van State en dat hierover een debat gevoerd kan worden. Ter voorbereiding
van de vergadering van 18 augustus 2021, heb ik op 17 augustus 2021 contact opgenomen
met de vicepresident van de Raad van State en gevraagd of een voorlichting op korte
termijn mogelijk zou zijn, zou de Kamer daarmee instemmen. Op 18 augustus 2021 heeft
de vicepresident van de Raad van State laten weten dat dit voorlichtingsverzoek een
doorlooptijd van ongeveer twee weken zou hebben. Op 24 augustus 2021 heeft de vicepresident
van de Raad van State mij laten weten dat de voorlichting naar verwachting op 1 september
2021 zou worden vastgesteld. Tot slot heeft de vicepresident van de Raad van State
op 1 september 2021 gemeld dat de voorlichting nog die dag naar de Kamer gezonden
zou worden (Kamerstuk 35 896, nr. 3).
- Heeft u contact gehad met de Kiesraad over deze kwestie? Zo ja, wanneer?
Nee.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Bergkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.A. Bergkamp, Voorzitter van de Tweede Kamer