Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Maatoug, Gijs van Dijk, en Van Kent, over het artikel “Mensen in financiële nood door achterstand bij UWV”
Vragen van de leden Maatoug (GroenLinks), Gijs van Dijk (PvdA) en Van Kent (SP) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «Mensen in financiële nood door achterstand bij UWV» (ingezonden 12 augustus 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 30 augustus
2021).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel «Mensen in financiële nood door achterstand bij UWV»
van de Telegraaf?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van de inhoud van dit artikel. In de brief die ik u tegelijkertijd
met deze Kamervragen stuur ga ik in zijn algemeenheid in op deze situatie. In antwoord
op uw vragen reageer ik op enkele specifieke elementen.
Vraag 2
Vanaf welk jaar werkt het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) met voorschotten
voor de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)?
Antwoord 2
Sinds de inwerkingtreding van de WIA in 2006 bestaat er al de mogelijkheid om voorschotten
toe te kennen en worden ook voorschotten toegekend. Het voorschot overbrugt de periode
tussen beëindiging van de inkomsten van de WIA-aanvrager (loondoorbetalingsverplichting
van de werkgever of de Ziektewetuitkering) en de afgifte van de beslissing over het
recht op WIA-uitkering. Het verlenen van een voorschot is bedoeld om te voorkomen
dat zij in deze tijdelijk periode waarin nog geen duidelijkheid is over het uitkeringsrecht
zonder inkomsten zitten.
Een niet tijdige claimbeoordeling kan plaatsvinden om twee redenen.
Allereerst door redenen die bij de aanvrager liggen. Bijvoorbeeld omdat de WIA-aanvraag
te laat is gedaan door de verzekerde. In dat geval kan de WIA-beslissing niet worden
afgegeven vóór het einde van de wachttijd en kan een voorschot worden verstrekt om
in inkomen te voorzien. Ook als de aanvrager niet naar de afspraken met verzekeringsarts
of arbeidsdeskundige kan komen, kan de WIA-beslissing mogelijk niet op tijd worden
afgegeven, waardoor verstrekken van een voorschot noodzakelijk kan zijn.
Ten tweede kan de WIA-beslissing niet tijdig worden afgegeven door redenen die aan
de zijde van UWV liggen. Bijvoorbeeld door een (tijdelijke) toename in de aanvragen
of verminderde beschikbaarheid van verzekeringsartsen (vakantieperiodes) waardoor
de afspraak met de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige niet tijdig kunnen plaatsvinden.
Tot 2019 deed beide redenen zich periodiek voor. Vanaf eind 2019 is het aantal WIA-claimbeoordelingen
dat niet binnen de wettelijke termijn wordt uitgevoerd toegenomen. Dat is het gevolg
van de al langer bestaande mismatch tussen vraag en aanbod van de sociaal-medische
beoordelingen en de tijdelijke beperking van fysieke spreekuren door verzekeringsartsen
vanwege de coronamaatregelen. Een nadere toelichting hierop is gegeven in de Kamerbrief
die ik tegelijkertijd aan u toestuur.
Vraag 3
Kunt voor de jaren 2018, 2019 en 2020 aangeven hoeveel mensen langer dan de wettige
termijn van acht weken hebben moeten wachten op uitsluitsel van hun WIA-uitkering?
En hoeveel voorschotten terugbetaald moest worden in die periode? Kunt u ook aangeven
welk percentage van deze gevallen WIA 35-min betreft? Kunt u hierbij ook de gevallen
meenemen waar het voorschot direct is terugbetaald?
Antwoord 3
De aantallen verstrekte voorschotten in de jaren 2018 tot en met 2020 zijn hieronder
opgenomen in tabel 1. Dit zijn voorschotten aan WIA-aanvragers verstrekt, omdat niet
voor afloop van de wachttijd van 104-weken een beslissing over het uitkeringsrecht
kan worden gegeven. De redenen hiervoor kunnen, zoals bij vraag 2 aangegeven, liggen
aan de zijde van UWV, maar ook aan de aanvrager zelf. In deze getallen is geen splitsing
mogelijk naar de oorzaak van de te late beslissing.
Een voorschot wordt niet automatisch of verplicht verstrekt. Aanvragers kunnen ook
afzien van een voorschot. De groep die afziet van een voorschot is niet zichtbaar
is de cijfers, waardoor het aantal mensen dat langer dan de wettelijke termijn heeft
moeten wachten op uitsluitsel over het recht op WIA-uitkering waarschijnlijk wat hoger
ligt.
Gevraagd is naar het percentage van teruggevorderde voorschotten, omdat de betrokkene
minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Exacte cijfers hierover zijn niet te
geven, omdat de terugvorderingen die volledig kan worden verrekend met een WW-uitkering
niet als terugvordering geregistreerd worden.
Over het algemeen wordt gemiddeld zo’n 30% van de WIA-aanvragen afgewezen. De reden
voor de afwijzing kan zijn dat de aanvrager minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt
geacht, maar er kan een andere redenen zijn.
Van de groep met een WIA-afwijzing komt ongeveer de helft in aanmerking voor een WW-uitkering.
Gemiddeld mondt 15% van de verstrekte voorschotten uit in een terugvordering, omdat
er geen voorliggende voorziening is waarmee verrekend kan worden.
Tabel 1 Aantal WIA-voorschotten
2018
2019
2020
Totaal voorschotten
2.261
4.442
11.085
In tabel 2 is informatie gegeven over het aantal voorschotten dat «direct» terugbetaald
dient te worden, omdat er geen verrekening met een voorliggende voorziening, zoals
een WW-uitkering, mogelijk is. Hierbij is in tabel 2 het onderscheid gemaakt tussen
terugvordering die zijn ontstaan omdat er geen recht op uitkering is en om andere
redenen, waarbij gedacht moet worden aan een kortere WIA-loongerelateerde duur.
In tabel 3 is het aantal al volledig terugbetaalde voorschotten te zien.
Voor beide tabellen geldt dat 2021 voorlopige cijfers zijn.
Tabel 2 Aantal voorschotten dat niet verrekend kan worden met een andere uitkering
2018
2019
2020
2021
Totaal
< 35% AO
505
875
1.143
319
2.842
Overige uitkomsten
109
195
354
119
777
Totaal
614
1.070
1.497
438
3.619
Tabel 3 Aantal teruggevorderde voorschotten dat inmiddels is terugbetaald
2018
2019
2020
2021
Totaal
< 35% AO
421
699
646
132
1.898
Overige uitkomsten
87
155
242
50
534
Eindtotaal
508
854
888
182
2.432
Vraag 4
Wat is de gemiddelde overschrijding van de wettelijke beslistermijn? Zou u de spreiding
van deze gegevens in een figuur kunnen weergeven?
Antwoord 4
In tabel 4 is de verdeling van de voorschotten weergegeven naar duur voorschot.
In 2018 was in 87% van de WIA-aanvragen beslist binnen 3 maanden na aanvraag en binnen
6 maanden na aanvraag was dat in 98%. In 2019 en 2020 dalen de percentages. Van de
voorschotten uit 2020 was in 63% na 3 maanden beslist en in 92% na 6 maanden. In figuur
1 is de procentuele verdeling weergegeven.
De gemiddelde duur van de voorschotten bedroeg in 2018 2 maanden. In 2020 was dat
gestegen naar 3 maanden.
Tabel 4 Verdeling voorschotten naar maand van beslissing (gerekend vanaf de maand
ingang voorschot)
Jaar
Totaal aantal
Beslissingsmaand gerekend vanaf de startmaand van het voorschot
Gemiddelde duur (maand)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
2018
2.261
295
1.123
493
159
53
31
24
12
4
1
2
1
3
3
2,0
2019
4.442
341
1.847
1.077
557
278
127
57
39
21
20
4
7
7
5
2,5
2020
11.085
519
3.487
2.512
1.553
893
577
385
206
119
69
49
22
12
3
3,0
Figuur 1 Procentuele verdeling van de beslissingen van voorschotten naar maand
Vraag 5 en 6
Kunt u aangeven welke ondersteuning er is voor mensen die een afgekeurde aanvraag
krijgen? Wordt er gewezen op bestaande Werkloosheidswet (WW)-rechten?
Op welke manier wordt er door UWV, Belastingdienst en gemeenten samengewerkt voor
dienstverlening?
Antwoord 5 en 6
Verzekerden die geen recht blijken te hebben op een WIA-uitkering worden in de brief,
waarin de WIA-beslissing wordt gegeven, gewezen op de mogelijkheid om een WW-uitkering
aan te vragen. Ook wordt er tijdens het gesprek met de arbeidsdeskundige hiernaar
verwezen en wordt het Werkbedrijf middels een intern signaal op de hoogte gesteld
van de WIA-afwijzing en mogelijke WW-aanvraag.
Over de toekenning en omvang van de WW-rechten kan op dat moment geen exacte informatie
worden gegeven, omdat er voor de WW andere criteria gelden en er dus een andere beoordeling
dient plaats te vinden dan voor de WIA-beoordeling. Mocht al duidelijk zichtbaar zijn
dat er geen recht zal bestaan op een WW-uitkering, bijvoorbeeld omdat voor ziekte
het WW-recht is verbruikt, dan wordt bij de WIA-afwijzing direct verwezen naar de
mogelijkheid om een bijstandsuitkering aan te vragen.
Wanneer na de beoordeling op het WW-recht blijkt dat er eveneens geen recht is op
een WW-uitkering, bijvoorbeeld omdat niet aan de wekeneis is voldaan of omdat het
recht voorafgaand aan ziekte al is verbruikt, dan wordt de verzekerde in de WW-afwijzingsbrief
gewezen op de mogelijkheid om een bijstandsuitkering aan te vragen.
Vraag 7
Kunt u aangeven welke gevolgen de terugvordering heeft voor de inkomensgegevens bij
de Belastingdienst? Kunnen mensen altijd de nettobedragen terugbetalen?
Antwoord 7
Voor het terugbetalen van een vordering aan UWV geldt dat als die in hetzelfde belastingjaar
wordt terugbetaald, voldaan kan worden met het nettobedrag. In dat geval kan UWV de
afgedragen loonheffing verrekenen met de Belastingdienst.
Lukt het niet om het gehele verschuldigde bedrag vóór het einde van het boekjaar te
voldoen, dan moet de verzekerde het brutobedrag terugbetalen aan UWV. In dat geval
kan de afgedragen loonheffing niet meer met de Belastingdienst verrekend worden, omdat
het boekjaar al gesloten is.
De verzekerde zelf heeft de mogelijkheid om de onterecht afgedragen loonheffing terug
te vorderen van de Belastingdienst. Dit kan door het teruggevorderde bedrag als negatief
inkomen op te geven in de aangifte Inkomstenbelasting. Op de site van de Belastingdienst
is hierover meer informatie te vinden.
Vraag 8
Waarom kunnen mensen geen bijstandsuitkering met terugwerkende kracht aanvragen bij
de gemeente als er sprake is van een afgekeurde WIA-uitkering? Bent u bereid alle
belemmeringen bij de rijksoverheid hiervoor weg te nemen?
Antwoord 8
De wetgever heeft in de Participatiewet opgenomen dat een bijstandsuitkering in beginsel
per datum van de melding wordt toegekend. In bijzondere omstandigheden kan de uitkering
met terugwerkende kracht worden toegekend. Ik ga nader in gesprek met VNG en UWV om
te bezien of dit kader toereikend is.
Vraag 9
Het UWV geeft in het Telegraaf artikel aan dat er binnenkort een oplossing komt voor
deze problematiek, wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over een mogelijke oplossing?
Antwoord 9
Reeds voor het verschijnen van dit artikel hebben mijn medewerkers met UWV de afgelopen
weken gesproken over een oplossing voor deze problematiek. In de Kamerbrief die ik
gelijktijdig aan u toestuur, wordt hier nader informatie over aan u verstrekt.
Vraag 10
Klopt het dat er bij de terugvorderingen geen rekening gehouden wordt met een beslagvrije
voet? Kunt u aangeven hoe u voornemens bent om de strenge terugvorderingsregels bij
de WIA-uitkering aan te passen?
Antwoord 10
Bij het terugbetalen van een verschuldigd bedrag aan UWV wordt rekening gehouden met
de beslagvrije voet. Er is echter een verschil tussen de terugvordering en invordering
van onverschuldigd betaalde uitkering. Bij de terugvordering wordt vastgesteld of
er sprake is van een onverschuldigde betaling. Hierbij wordt niet gekeken naar iemands
financiële draagkracht, behalve in de zin van het criterium «dringende redenen» van
artikel 77 lid 6 WIA om af te zien van terugvordering. In de Kamerbrief WIA-voorschotten
die ik tegelijkertijd aan u toestuur is meer informatie over dit criterium gegeven.
Bij de invordering van het verschuldigde bedrag wordt er, als mensen aangeven niet
in één keer het verschuldigde bedrag te kunnen betalen, een betalingsregeling vastgesteld.
Hierbij wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet en de geldende regels voor
de vaststelling hiervan.
De regels rondom terugvordering van WIA-uitkering zijn strikt. De wetgever heeft bepaald
dat als er onverschuldigd uitkering is verstrekt, deze altijd terugbetaald dient te
worden. Mocht echter blijken dat de betrokkene niet in staat is om het bedrag terug
te betalen, dan kan een betalingsregeling worden vastgesteld. In nadere regels is
eveneens vastgesteld dat in individuele gevallen kan worden overgegaan tot kwijtschelding,
als aan voorwaarden is voldaan.
Vraag 11
Deelt u dat de bestaanszekerheid van deze mensen in het geding is?
Antwoord 11
De mensen die een voorschot moeten terugbetalen waardoor een schuld aan UWV ontstaat,
kunnen in voorkomende gevallen in financiële problemen komen. Bij UWV zijn casussen
bekend waarin deze problemen tot schrijnende situaties leiden met schuldenproblematiek
en langdurige onzekerheid over de toekomst.
Er zijn echter ook gevallen waarin het verschuldigde bedrag laag is en de financiële
gevolgen te overzien zijn. Of waar de betrokkene financiële middelen heeft, bijvoorbeeld
door een partner met inkomen of vermogen, waardoor de financiële gevolgen een minder
grote impact hebben.
Afhankelijk van de individuele casus kan iemand door de onvoorziene schuld in het
bestaanszekerheid worden aangetast. Om die reden heeft UWV het beleid voorgesteld
rondom kwijtschelding c.q. compensatie van terugvorderingen van voorschotten in bepaalde
gevallen, zoals ook is toegelicht in de gelijktijdig toegezonden Kamerbrief over dat
onderwerp.
Vraag 12
Kunt u aangeven wat de instroom in de opleiding is geweest sinds 2009, aangezien in
2011 in een raming2 in opdracht van de Kamer Sociale Geneeskunde van het capaciteitsorgaan wordt aangegeven
dat «De verwachting is dat het aantal werkzame verzekeringsartsen drastisch aan het
afnemen is en dat dit steeds problematischer wordt als gevolg van vergrijzing van
de beroepsgroep en de kleine instroom in de opleiding», en geconcludeerd wordt dat
«Om deze tekort te voorkomen zouden in de komende jaren vanaf het bijstellingsjaar
2012 veel meer AIOS moeten worden opgeleid dan de huidige 28 per jaar. Hanteren we
het «midden-scenario» dan gaat het om 111 (voor evenwicht in 2022) en 79 (voor evenwicht
2028) op te leiden AIOS per jaar. Dit betekent dus minstens een verdrievoudiging van
de instroom»?
Antwoord 12
UWV heeft toegezegd na te gaan of deze informatie geleverd kan worden, maar kan daar
niet op korte termijn uitsluitsel over geven. Omwille van tijdige beantwoording van
uw overige vragen, heb ik de verzending van deze antwoorden daar niet op laten wachten.
In een Kamerbrief later dit jaar zal ik terugkomen op deze vraag.
Vraag 13
Kunt u aangeven welke stappen er zijn gezet sinds 2011 voor het voorkomen van de verwachtte
tekorten in het aantal verzekeringsartsen? Kunt u ook aangeven welke maatregelen nog
ingezet gaan worden en wat het verwachtte effect er van is?
Antwoord 13
UWV spant zich al jaren maximaal in om (verzekerings-)artsen te werven, op te leiden
en te behouden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het coördineren van de wervingsactiviteiten,
het inzetten van activerend personeelsbeleid richting verzekeringsartsen die langer
en/of meer willen werken en om het toekennen van een arbeidsmarkttoeslag op hun loon.
Bovendien zet UWV in overleg met de verzekeringsartsen steeds meer in op verdergaande
taakdelegatie.
In mijn Kamerbrief3 van 9 april jl. ben ik nader ingegaan op de problematiek rondom de verwachtte tekorten
in het aantal verzekeringsartsen. Zoals daar en in de Kamerbrief WIA-voorschotten
aangegeven speelt de mismatch ten behoeve van sociaal-medische beoordelingen helaas
al langere tijd. De afgelopen jaren is gezocht naar een andere manier van werken.
Dat heeft ertoe geleid dat UWV twee nieuwe werkwijzen gaat hanteren: een regiemodel
voor sociaal-medische dienstverlening en een effectievere inzet van de verzekeringsarts
in de Ziektewet. Deze nieuwe werkwijzen spelen op de kortere termijn echter onvoldoende
capaciteit vrij om de achterstanden in de WIA-claimbeoordelingen op te lossen.
Ook op de lange termijn verwacht ik niet dat deze maatregelen voldoende zijn om de
groeiende vraag naar sociaal-medisch beoordelingen op te vangen. Daarom concludeer
ik dat er meer nodig is. Dat beeld wordt versterkt door de komst van de verplichte
arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen die de mismatch verder zal doen
toenemen. Er vinden gesprekken plaats met NVVG en UWV hierover. Via de Kamerbrief
«Stand van de uitvoering» wordt u elk half jaar van de voortgang van deze gesprekken
op de hoogte gebracht.
Vraag 14
Bent u het eens dat mensen nooit als gevolg van handelen door de overheid in financiële
problemen mogen komen?
Antwoord 14
Het is inderdaad ongewenst als mensen als gevolg van handelen door de overheid in
de financiële problemen komen. Waar mogelijk zal ernaar gestreefd worden om dit enerzijds
te voorkomen en anderzijds, als het zich voordoet, deze mensen zo goed mogelijk te
ondersteunen. In de Kamerbrief die ik tegelijkertijd aan u toestuur, wordt daarom
beschreven welke oplossing wordt geboden voor de groep mensen die een voorschot heeft
ontvangen door de achterstanden bij UWV.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.