Schriftelijke vragen : Het nagenoeg gelijkblijvende gebruik van landbouwgif, ondanks beloftes voor een drastische afname
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het nagenoeg gelijkblijvende gebruik van landbouwgif, ondanks beloftes voor een drastische afname (ingezonden 19 augustus 2021).
Vraag 1
Kunt u bevestigen dat Nederland in 2018 het meeste landbouwgif per hectare landbouwgrond
gebruikte in de Europese Unie?1
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat in Nederland in 2019 slechts één procent minder landbouwgif
is verkocht en gebruikt dan in 2018?2 Hoe beoordeelt u deze summiere daling?
Vraag 3
Deelt u het inzicht dat het gebruik van landbouwgif variabel is door wisselende weersomstandigheden
en dat een afname van één procent dus geïnterpreteerd kan worden als nagenoeg gelijkblijvend
gebruik?
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat in 2019 in de gehele Europese Unie de verkoop van landbouwgif
6% lager lag dan in 2018?3
Vraag 5
Kunt u bevestigen dat Nederland zijn «koploperpositie» in het overmatig gebruik van
landbouwgif in 2019 hiermee verder heeft versterkt?
Vraag 6
Kunt u de verkoop- en gebruikscijfers van landbouwgif in Nederland in het jaar 2020
met de Kamer delen?
Vraag 7
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat de verkoop van landbouwgif in Nederland
minder snel afneemt dan het Europese gemiddelde? Bent u tevreden over het huidige
beleid, waarvan dit het resultaat is?
Vraag 8
Welke lessen trekt u uit de ontwikkeling in bijvoorbeeld Denemarken, waar de verkoop
van landbouwgif in 2019 met 42% afnam ten opzichte van 2018?
Vraag 9
Deelt u het inzicht dat als Nederland de huidige reductietrend – met de huidige maatregelen
– voortzet, we het doel uit de Farm to Fork-strategie van 50% minder gifgebruik pas
tegen 2070 zullen halen? Hoeveel insecten verwacht u dat er tegen die tijd, bij dat
scenario, nog zijn? Kunt u omschrijven wat hiervan het ecologische impact is en de
gevolgen voor mens en dier?
Vraag 10
Kunt u bevestigen dat Frankrijk zich met het Ecophyto II+-plan ten doel heeft gesteld
om het gebruik van landbouwgif reeds in 2025 te halveren ten opzichte van 2015?4 Wat vindt u van deze ambitie?
Vraag 11
Deelt u het inzicht dat wanneer u belooft dat het «radicaal anders» zou gaan met het
gebruik van landbouwgif, of schrijft dat het gebruik «drastisch zou afnemen», maar
u vervolgens geen kwantitatief doel stelt, u de voortgang van uw beleid niet kan meten?5,
6
Vraag 12
Kunt u uw belofte voor «radicaal anders» en «drastisch minder» specifieker formuleren,
alsmede meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden, zoals bijvoorbeeld ook
Frankrijk heeft gedaan?
Vraag 13
Kunt u aangeven wat de voortgang is op de kwantitatieve doelen uit de Nota Gezonde
Groei, Duurzame Oogst voor 2023, namelijk: 90% minder normoverschrijdingen van de
ecologische waterkwaliteitsdoelen ten opzichte van 2013, 95% minder normoverschrijdingen
van de drinkwaternorm ten opzichte van 2013 en een toename van de hoeveelheid bloemrijke
akkerranden? Zijn we op koers om in ieder geval deze doelen te halen?
Vraag 14
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Indiener
L. Vestering, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.