Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paul over het bericht ‘Kaag wilde Kamer informeren over fraudemelding bij stichting, ambtenaren hielden brief tegen’
Vragen van het lid Paul (VVD) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht «Kaag wilde Kamer informeren over fraudemelding bij stichting, ambtenaren hielden brief tegen» (ingezonden 12 mei 2021).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 16 juli 2021).
Vraag 1
Kunt u aangeven waarom u aanvankelijk wel het voornemen had de Kamer te informeren
over mogelijke fraude bij de stichting Mayday Rescue, die zegt de Witte Helmen in
Syrië te steunen, en daarbij de naam van de stichting te noemen? Wat heeft de u van
gedachten doen veranderen? Waarom heeft u afgezien van de Kamerbrief? Waartussen ging
de weging waarover uw woordvoerder spreekt? Wat lag er op de balans tegenover het
informeren van de Kamer?
Antwoord 1
Het advies van mijn ambtenaren was, conform staand beleid hieromtrent, de Kamer niet
in te lichten op basis van vermoedens, maar eerst het onafhankelijke onderzoek af
te wachten om a) het onderzoek ongestoord plaats te laten vinden en b) om te voorkomen
dat een organisatie mogelijk ten onrechte schade wordt toegebracht. Dit advies, dat
was afgestemd met de juridische dienst van het ministerie, heb ik opgevolgd en op
basis daarvan heb ik destijds besloten niet over te gaan tot het (tussentijds) informeren
van de Kamer. Toen vervolgens in de loop van 2020 uit het onderzoek bleek dat er geen
bewijs was voor malversatie, verviel daarmee de grond om de Kamer te informeren: er
was immers geen sprake van een bewezen malversatie.
Overigens sluit het advies van de juridische dienst aan op de Nota Beheer en Toezicht
uit 1998. Deze Nota stelt dat uitsluitend bewezen malversaties aan de Kamer worden
gemeld. Dat gebeurt jaarlijks via een bijlage van het departementaal jaarverslag waarin
een overzicht van de bewezen malversaties wordt gegeven. Tevens wordt een numerieke
telling opgenomen over het totaal aantal ontvangen vermoedens, de niet bewezen vermoedens
en vermoedens die nog in onderzoek zijn (inclusief het jaar van oorsprong). In de
afgelopen vijf jaar is gemiddeld 0,12 procent van de officiële ontwikkelingshulp (ODA)
vanuit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking onderhevig
geweest aan bewezen malversaties.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de Kamer recht heeft op dit soort informatie? Waarom heeft u
besloten de Kamer uiteindelijk helemaal niet te informeren, ook niet zonder de naam
van de stichting te noemen? Hoe verhoudt dit zich volgens u tot de informatieplicht
richting de Kamer? En hoe verhoudt dit zich tot de cultuur en openheid die u zegt
belangrijk te vinden?
Antwoord 2
Ik onderschrijf uiteraard het in artikel 68 Grondwet opgenomen recht van de Kamer
om inlichtingen te vragen aan ministers. Dat geldt eveneens voor de ongeschreven actieve
plicht tot het verstrekken van informatie die ons democratisch stelsel kent. Die actieve
plicht ziet er op dat bewindspersonen de Kamer uit eigen beweging informeren wanneer
dat in het belang van een goede en democratische bestuursvoering wenselijk is. Voor
het afleggen van verantwoording over de bestedingen in het kader van ontwikkelingssamenwerking
is dit geconcretiseerd in de Nota Beheer en Toezicht.
Voor wat betreft het onderhavige geval heb ik, zoals tevens aangegeven in het antwoord
op vraag 1, in lijn met de Nota Beheer en Toezicht besloten eerst het onafhankelijke
onderzoek af te wachten om a) het onderzoek ongestoord plaats te laten vinden en b)
om te voorkomen dat een organisatie mogelijk ten onrechte schade wordt toegebracht.
Met het anonimiseren van een organisatie kan dit niet volledig worden ondervangen,
omdat met het delen van de context de desbetreffende activiteit en organisatie achterhaald
kunnen worden.
Vraag 3
Heeft u inzicht in waar de stichting het overgemaakte geld aan heeft besteed? En aangezien
de hulp aan de Witte Helmen vorig jaar is hervat via een Canadese stichting, kunt
u garanderen dat u nu (wel) inzicht heeft in waar het geld aan wordt besteed?
Antwoord 3
Uit de ontvangen inhoudelijke en financiële rapportages blijkt dat met de overgemaakte
gelden het levensreddend werk van de Witte Helmen in Syrië is ondersteund. De Witte
Helmen en Stichting Mayday Rescue werkten nauw samen, maar het betrof twee aparte
organisaties. Stichting Mayday Rescue was de organisatie die de subsidie ontving en
via welke de financiële steun van een aantal donoren, waaronder Nederland, aan de
Witte Helmen verliep.
De Witte Helmen, en dus niet Stichting Mayday Rescue, hebben in 2020 financiële steun
ontvangen via het Grand Challenges Canada (GCC) fonds, waar Nederland samen met het
VK, VS en Canada aan bijdraagt. Dit fonds wordt ingezet ten behoeve van innovatieve
humanitaire hulp, te weten hulp aan gebieden waar reguliere kanalen moeilijker terecht
kunnen. In dit geval heeft de Nederlandse bijdrage de Witte Helmen in staat gesteld
om in Syrië lokaal PPE beschermingsmiddelen te produceren in de strijd tegen COVID-19.
De bijdrage is tot stand gekomen via een zogenaamde «call for proposals» (uitvraag
naar voorstellen) van het fonds voor projecten die de Covid-19 respons in crisisgebieden
ondersteunt. De bij het fonds ingediende voorstellen worden zonder actieve betrokkenheid
van de donoren beoordeeld op advies van een extern comité van experts.
Het Grand Challenges Canada fonds ziet na selectie van de voorstellen toe op gepaste
zorgvuldigheid («due diligence») en monitort de implementatie van het programma. Gepaste
zorgvuldigheid en monitoring van projecten zijn regelmatig onderwerp van gesprek tussen
GCC en Nederland, zowel in de donoroverleggen als bilateraal.
Vraag 4
Kunt u aangeven welke acties u heeft genomen c.q. gaat nemen om meer zicht en controle
te krijgen op de financiële administratie van ontwikkelingsorganisaties die door Nederland
worden gesteund? En bent u bereid de toezegging te doen dat u geen geld of andere
middelen ter beschikking stelt als niet op voorhand vast staat dat de boekhouding
op orde is en besteding dus kan worden gecontroleerd?
Antwoord 4
Het ministerie hanteert een set van beheersmaatregelen die robuust en proportioneel
is. Deze maatregelen richten zich op de beoordeling vooraf van onder meer de uitvoeringscapaciteit
van de partnerorganisatie, op de monitoring van de uitvoering (inhoudelijk en financieel)
en op de verantwoording achteraf van de gerealiseerde prestaties en de bestede middelen.
De financiële voortgangsrapportages zijn bij activiteiten van grote financiële omvang
of met extra risico’s voorzien van een controleverklaring van een externe accountant.
Als uit de beoordeling vooraf blijkt dat de uitvoeringscapaciteit van de partnerorganisatie
niet toereikend is, dan stelt het ministerie geen middelen beschikbaar. De kwaliteit
van deze beoordelingswerkzaamheden valt onder de reikwijdte van de onderzoeken die
de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer verrichten naar de verantwoording van
het ministerie. Overigens heeft de Algemene Rekenkamer in het Verantwoordingsonderzoek
2020 BHOS geconcludeerd dat de onvolkomenheid met betrekking tot de risicoanalyse
in beoordelingsmemoranda is opgelost.
Met de beheersmaatregelen worden de risico’s beperkt tot een vooraf acceptabel niveau.
Risico’s kunnen echter op voorhand niet altijd worden uitgesloten, zeker niet in fragiele
staten. Zoals tevens aangegeven in de beantwoording op vraag 1 is in de afgelopen
vijf jaar gemiddeld 0,12 procent van de officiële ontwikkelingshulp (ODA) vanuit de
begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking onderhevig geweest
aan bewezen malversaties. Incidenten met Nederlandse financiering worden goed geanalyseerd.
Dat levert belangrijke lessen op, waarmee de procedure zoals hierboven beschreven
eventueel verder aangescherpt kan worden.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het lid Eppink (JA21),
ingediend op 10 mei 2021 (vraagnummer 2021Z07610).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.