Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie inzake brief met betrekking tot lopende trajecten curriculumbijstelling (Kamerstuk 31332-105)
31 332 Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen
Nr. 106
                   VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 23 juli 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
                  opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
                  over de brief van 8 maart 2021 over de reactie op verzoek commissie inzake brief met
                  betrekking tot lopende trajecten curriculumbijstelling (Kamerstuk 31 332, nr. 105).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 19 mei 2021 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet
                  Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 9 juli 2021 zijn de vragen beantwoord.
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
– Inbreng van de leden van de D66-fractie
– Inbreng van de leden van de SP-fractie
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
– Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
– Inbreng van de leden van de SGP-fractie
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister «op korte termijn» een conceptwerkopdracht
                     voor het vernieuwen van examenprogramma’s aan de wetenschappelijke curriculumcommissie
                     zal aanbieden voor advies. Wat is «op korte termijn»? Tevens vragen zij wanneer de
                     wetenschappelijke curriculumcommissie zijn advies geeft. Ook vragen zij wat de stand
                     van zaken is betreffende de uitvoering van de motie van de leden Rog en Van Meenen
                     over overleg over een sterkere positie van de kenniscomponent over democratie en rechtsstaat1.
                  
Daarnaast vragen de leden op welke manier de motie van het lid Van Meenen2, met het verzoek om de centrale examens Nederlands en moderne vreemde talen te vernieuwen
                     en dit los te zien van de curriculumherziening, wordt uitgevoerd. Hoe verhoudt zich
                     dit met de aangekondigde bijstelling van examenprogramma’s in de brief van 8 maart
                     2021 (Kamerstuk 31 332, nr. 105)? Wat is precies het verschil tussen het vernieuwen van examens en het bijstellen
                     van een examenprogramma’s? En welk doel moet hiermee worden bereikt? Daarnaast vragen
                     de leden waarom er niet ook prioriteit komt te liggen bij de eindtermen lezen en rekenen
                     binnen het primair onderwijs, aangezien hier ook behoefte is aan snelle vernieuwing.
                  
Ook vragen de leden op welke manier doorlopende leerlijnen worden geborgd binnen het
                     po3 en vo4 wanneer de vakvernieuwingen in de bovenbouw starten zonder actualisering van de kerndoelen
                     po en onderbouw vo. Op welke manier borgt de Minister deze aansluiting?
                  
Waarom is, gelet op de daling van het behalen van de niveaus, het actualiseren van
                     de kerndoelen po en onderbouw vo voor de Minister niet het startpunt? De urgentie
                     is daar toch het hoogst? Voorts vragen de leden op welke manier er ook gekeken wordt
                     naar de inzet van academische leraren binnen de curriculumherziening.
                  
Verder lezen de leden dat de referentieniveaus Taal en Rekenen alleen kunnen worden
                     herzien als er duidelijkheid is over de bijstelling van de kerndoelen. Zij vragen
                     waarom dit is. Is het niet mogelijk dat de referentieniveaus wel worden herzien, ook
                     als er geen duidelijkheid is over de bijstelling van de kerndoelen? Tot slot vragen
                     de voornoemde leden waarom deze zo verbonden zijn aan elkaar.
                  
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister op
                  het verzoek van de commissie van 29 januari 2021 met betrekking tot het voortzetten
                  van enkele lopende trajecten rond onder meer de eindexamenprogramma’s wiskunde, levende
                  talen en de herziening van de referentieniveaus Taal en Rekenen en hebben hier kritische
                  vragen en opmerkingen over. Zo zijn zij van mening dat de herziening van het eindexamen
                  Nederlands en de moderne vreemde talen zo snel mogelijk doorgang moet vinden. Evenals
                  de vernieuwing van het wiskundeprogramma vmbo, de herziening van de indeling wiskundevakken
                  in de bovenbouw havo/vwo en de herziening van de referentieniveaus. Echter zij zijn
                  zeer ontevreden dat deze zaken gekoppeld worden aan het curriculum.nu traject. Deze
                  leden sporen de Minister aan deze zaken los van elkaar te behandelen, zoals de Kamer
                  hem ook heeft opgedragen in het besluit van de commissie van 29 januari 2021.
               
Kamerbrief van 8 maart 2021
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister stelt dat hij uitvoering geeft aan
                  het besluit van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het traject
                  rond de eindexamenprogramma’s wiskunde, levende talen en de herziening van de referentieniveaus
                  Taal en Rekenen voort te zetten. Deze leden zijn het met de Minister eens dat deze
                  zaken snel doorgang moeten vinden. Echter het is nadrukkelijk niet de bedoeling om
                  deze zaken te koppelen aan de curriculumherziening. Zij vragen dan ook waarom de Minister
                  advies vraagt over het vernieuwen van de examenprogramma’s aan de wetenschappelijke
                  curriculumcommissie? Ook vragen deze leden waarom hij de «bijstelling van enkele examenprogramma’s»
                  koppelt aan de motie van de leden Van Meenen en Rog over prioriteiten bij de verbetering
                  van het curriculum5, die vraagt om verbetering van het curriculum van de basisvaardigheden, en dus niet
                  de examenprogramma’s.
               
Wiskunde
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat de herziening
                     van het programma wiskunde voor het vmbo in eerste instantie geheel los van curriculum.nu
                     in gang was gezet. Waarom heeft hij deze zaken nu aan elkaar gekoppeld? Is hij het
                     met deze leden eens dat deze zaken los van elkaar gezien moeten worden? Kan de Minister
                     bevestigen dat een werkgroep al aan de slag is met deze herziening? Deze leden zijn
                     van mening dat deze werkgroep door moet gaan met hun werk, en dat hiervoor geen extra
                     advies nodig is van de curriculumcommissie. Daarbij hoeft ook geen werving plaats
                     te vinden van leraren, vakexperts en didactiekcommissie. Graag ontvangen zij hierop
                     een reflectie van de Minister.
                  
Deze leden constateren dat in 2017 de commissie Onderwijs Platform Wiskunde Nederland
                     (hierna: PWN) een eerste voorstel heeft gedaan voor de herziening van de indeling
                     van de wiskundevakken. Bovendien heeft PWN geheel los van curriculum.nu het voorstel
                     verder ontwikkeld en op 3 maart 2021 het voorstel definitief vastgesteld. Het voorstel
                     moet nu verder worden uitgewerkt door een werkgroep van SLO6-medewerkers en de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren (hierna: NVvW). Deze
                     leden zijn met de NVvW en PWN 7 van mening dat voor deze specifiek vaktechnische zaak geen advies nodig is van de
                     wetenschappelijke curriculumcommissie. De voornoemde leden vragen of de Minister dat
                     met hen eens is.
                  
Referentieniveaus
De leden van de D66-fractie constateren dat de referentieniveaus in 2010 zijn vastgesteld
                  en dat in het regeerakkoord van Rutte III is afgesproken deze te herzien. Waarom is
                  dit niet gebeurd? Ook lezen deze leden dat de Minister met de herziening van de referentieniveaus
                  wil wachten op de bijstelling van de kerndoelen. Echter de NVvW en PWN willen juist
                  met de herziening van de referentieniveaus beginnen. Onder andere omdat bij het opstellen
                  van kerndoelen voor wiskunde en andere vakken men rekening moet houden met deze referentieniveaus.
                  Zij stellen: «Daarom is het van belang dat de evaluatie vooraf, dus op korte termijn,
                  plaatsvindt en met het veld wordt gedeeld, waarna de kerndoelen eventueel kunnen worden
                  bijgesteld.»8 Zij vragen of de Minister kan toezeggen dat deze evaluatie op korte termijn zal worden
                  uitgevoerd, de referentieniveaus waar nodig worden herzien en vervolgens de kerndoelen
                  worden bijgesteld.
               
Burgerschap en maatschappijleer
De leden van de D66-fractie vernemen verder in de brief van 8 maart 2021 dat aandacht
                  wordt besteed aan burgerschap in relatie tot maatschappijleer, waarbij wordt verwezen
                  naar de motie van de leden Rog en Van Meenen over overleg over een sterkere positie
                  van de kenniscomponent over democratie en rechtsstaat9. Echter deze leden zien niet wat deze motie te maken heeft met het besluit van de
                  commissie van 29 januari 2021 over «het voortzetten van enkele lopende trajecten rond
                  onder meer de eindexamenprogramma’s wiskunde, levende talen en de herziening van de
                  referentieniveaus Taal en Rekenen». De motie burgerschap en maatschappijleer gaat
                  in het geheel niet over de genoemde lopende trajecten. Deze zaken moeten dan ook niet
                  aan elkaar gekoppeld worden. Over de uitvoering van de motie zou de Kamer uiterlijk
                  1 april 2021 worden geïnformeerd. Tot slot vragen zij hoe het staat met de uitvoering
                  van de bovengenoemde motie van de leden Rog en Van Meenen10.
               
Motie van het lid Van Meenen over de centrale examens Nederlands en moderne vreemde
                     talen hernieuwen11
                     
De leden van de D66-fractie constateren dat op 20 april 2021 de motie van het lid
                  van Meenen is aangenomen die de regering verzoekt de centrale examens Nederlands en
                  moderne vreemde talen te hernieuwen en dit los te behandelen van de curriculumherziening.
                  Is de Minister al in gesprek getreden met de Vereniging van Leraren in Levende Talen,
                  de Raad voor de Neerlandistiek en het Meesterschapsteam Nederlands? Zo ja, wat zijn
                  de eerste indrukken uit deze gesprekken? Zo nee, op welke termijn gaat hij deze gesprekken
                  voeren? Bovendien constateren deze leden helaas dat de Minister deze motie niet uitvoert.
                  Zo hebben zij signalen ontvangen dat de herziening van de genoemde examens álsnog
                  wordt gelinkt aan curriculum.nu. Terwijl de motie expliciet vraagt dit niet te doen.
                  Waarom kiest de Minister ervoor de motie naast zich neer te leggen ondanks een ruime
                  Kamermeerderheid? Zij vragen of de Minister deze zaken alsnog gaat ontkoppelen, naar
                  wens van de Kamer.
               
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van
                  de commissie inzake de brief met betrekking tot de lopende trajecten van de curriculumbijstelling.
                  Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
               
De leden van de SP-fractie vragen allereerst waar precies in het traject van Curriculum.nu
                     we ons nu bevinden. Wat wordt er nu gedaan qua ontwikkeling en uitvoering? En hoe
                     loopt het met de werving en selectie van leraren, vakexperts en -didactici om de vakvernieuwingscommissies
                     in te richten? Zij vragen of de Minister het verstandig vindt om curriculum.nu door
                     te laten gaan op de ingezette koers, gebukt onder het lerarentekort en de coronacrisis,
                     terwijl brede betrokkenheid van en draagvlak onder de beroepsgroep juist noodzakelijk
                     zijn om het überhaupt te laten slagen. Wat vindt de Minister bijvoorbeeld van de suggestie
                     van de AOb12 om de integrale herziening van het curriculum voor onbepaalde tijd uit te stellen
                     en enkel het proces van herziening van de kerndoelen doorgang te laten vinden?13 De voornoemde leden vinden het belangrijk dat leraren en schoolleiders zich tijdens
                     deze crisis zoveel als mogelijk kunnen richten op hun leerlingen en het inlopen en
                     tegengaan van achterstanden die opgelopen zijn. Is de Minister het met deze leden
                     eens dat het onderwijs daarom niet opgezadeld moet worden met allerlei andere projecten
                     op dit moment. Graag ontvangen zij een toelichting hierop.
                  
Tevens vragen de leden van de SP-fractie waarom de Minister voorbij gaat aan de wens
                     van het onderwijsveld om tijdens de demissionaire periode apart van curriculum.nu in te zetten op het oplossen van de knelpunten in het CE14 van Nederlands en de moderne vreemde talen, de vernieuwing van het wiskundeprogramma
                     vmbo, de herziening indeling wiskunde vakken in bovenbouw havo/vwo en de herziening
                     van de referentieniveaus. Deze leden merken op dat de Minister van alles onder curriculum.nu
                     wil laten vallen, terwijl dit eerder nog controversieel verklaard was. Hoe verklaart
                     de Minister dit, zo vragen de eerdergenoemde leden. De Minister geeft daarnaast in
                     de brief aan dat hij een conceptwerkopdracht voor het vernieuwen van de examenprogramma’s
                     aan de wetenschappelijke curriculumcommissie gaat aanbieden voor advies. Waar is dit
                     besluit op gebaseerd? Klopt het dat dit in eerste instantie niet één van de taken
                     van deze commissie zou zijn? Kan de Minister toezeggen dat de wetenschappelijke curriculumcommissie
                     geen advies hierover gaat uitbrengen en de herziening van de examenprogramma’s losgekoppeld
                     wordt van curriculum.nu conform de motie van het lid Van Meenen15, ook als het gaat om wiskunde (zoals ook de NVvW verzoekt16), maatschappijleer en het bètacurriculum? En kan de Minister tevens toezeggen dat
                     de kerndoelen pas na de evaluatie van de referentieniveaus Taal en Rekenen worden
                     herzien? Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie hoe het staat met de uitvoering
                     van de motie van de leden Van Meenen en Kwint17 die verzocht tot het opstellen van een beoordelingskader voor curriculum.nu vanuit
                     het perspectief van goed leren lezen, schrijven en rekenen in het kader van het bevorderen
                     van kansengelijkheid.
                  
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat dit voorjaar de werving en selectie van
                  leraren, vakexperts en -didactici om vakvernieuwingscommissies in te richten zijn
                  begonnen. Is deze werving doorgegaan ondanks de coronacrisis? Ook vragen zij of er
                  voldoende leraren zijn die zich hebben aangemeld. Hebben leraren hier op dit moment
                  genoeg tijd en ruimte voor, wetende dat er ook sprake is van een lerarentekort en
                  uitvallende leraren door de coronacrisis? Zo niet, hoe gaat u ervoor zorgen dat leraren
                  voldoende betrokken blijven bij het traject, zo vragen de eerder genoemde leden.
               
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het goed te lezen dat er gevolg wordt
                     gegeven aan het verzoek om de noodzakelijke voorbereidingen te treffen voor de bijstelling
                     van enkele examenprogramma’s in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Het is
                     belangrijk dat het werk van curriculum.nu en de wetenschappelijke curriculumcommissie
                     doorgang kan vinden. Het dossier curriculum is controversieel verklaard, maar een
                     eventuele politieke discussie zou deze doorgang niet mogen ophouden. Deze leden hebben
                     vertrouwen in het onderwijsveld en in curriculum.nu. Daarbij willen zij wel vragen
                     of de Kamer regelmatig geïnformeerd kan worden over de voortgang.
                  
In de brief schrijft de Minister dat het noodzakelijk is «dat er ook voorbereidend
                     werk wordt verricht om vast te stellen waar bepaalde inhouden van burgerschap en digitale
                     geletterdheid in de verschillende examenprogramma’s een plek moeten krijgen». Op 9 november
                     2020 heeft de commissie uitgebreid stilgestaan bij de burgerschapsopdracht aan scholen
                     in het funderend onderwijs. Toen hebben de leden van de ChristenUnie-fractie gepleit
                     voor terughoudendheid bij de kerndoelen en eindtermen als het gaat om de invulling
                     van het burgerschapsonderwijs. Zij vinden het van belang dat scholen de ruimte houden
                     om invulling te geven aan burgerschapsonderwijs op een manier die passend is bij de
                     identiteit van de school en bij de vrijheid van onderwijs die we in Nederland kennen.
                     De eerder genoemde leden vragen of de Minister kan verzekeren dat bij het noodzakelijke
                     voorbereidende werk niet enkel gekeken wordt naar waar burgerschap een plek moet krijgen,
                     maar dat scholen, ook conform de wet Burgerschapsonderwijs, de ruimte krijgen om eigen
                     invulling te geven aan het burgerschapsonderwijs.
                  
Het proces rondom de herziening van het curriculum is een precair proces en is gebaat
                  bij goed overleg tussen en advies naar de diverse betrokkenen. De voornoemde leden
                  zijn dan ook enthousiast over de rol van de wetenschappelijke curriculumcommissie.
                  De opdracht die deze commissie meekreeg bij oprichting was om de Minister te adviseren
                  over de gewenste aanpassingen in het landelijke curriculum en de werkwijze waarop
                  de herijking moet worden vormgegeven. Het is goed dat deze commissie dan ook om advies
                  wordt gevraagd over de conceptwerkopdracht. De wetenschappelijke curriculumcommissie
                  heeft aangeboden een toelichting te geven aan de Kamer over hun werk. De voornoemde
                  leden kijken uit naar een toelichting en gesprek met deze commissie.
               
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsbrief. Deze leden
                     hebben enkele vragen.
                  
De leden vragen waarom de door de Kamer verzochte prioriteit voor vakken als Nederlands
                     en wiskunde niet heeft geleid tot een versnelling op deze gebieden ten opzichte van
                     andere vakken, zodat de inhoudelijke uitwerking eerder afgerond kan zijn. Deze leden
                     constateren dat geen sprake lijkt van voorrang indien voor alle gebieden eerst wordt
                     afgewacht wat de inhoud van de werkopdracht zal zijn. Op welke wijze kan ervoor worden
                     gezorgd dat de gewenste urgentie ook daadwerkelijk tot snellere resultaten leidt?
                     Tevens vragen zij of het mogelijk is om voor bepaalde vakken en gebieden eerder tot
                     concepteindtermen te komen zodra de werkwijze voor de vakvernieuwing bekend is.
                  
De leden van de SGP-fractie constateren dat de Minister schrijft over een beoogde
                     herziening en bijstelling van het referentiekader Rekenen en Taal. Deze leden wijzen
                     erop dat de Minister in het kader van de bespreking van curriculum.nu heeft aangegeven
                     dat het fantastisch zou zijn als de referentieniveaus helemaal zouden kunnen verdwijnen
                     en dat deze ambitie in ieder geval zo ver mogelijk moet worden nagestreefd18. Blijft deze ambitie onverkort geldend en op welke wijze geeft dat ook richting aan
                     de evaluatie? Deze leden menen dat het onwenselijk is een uitgebreid systeem van niveaubeschrijvingen
                     te handhaven indien in het nieuwe curriculum de aanboddoelen concreter en uitgebreider
                     beschreven worden. Tot slot vragen zij of de vraag naar de wenselijkheid van het referentiekader
                     ook uitdrukkelijk onderwerp is van onderzoek.
                  
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
               
VVD
De leden van de VVD-fractie vragen verheldering over de planning van de adviezen van
                  de wetenschappelijke curriculumcommissie. Het derde tussenadvies is samen met een
                  verdiepende studie over het beoordelingskader kansengelijkheid gelijktijdig met de
                  beantwoording van dit schriftelijke overleg aan uw Kamer verzonden. De curriculumcommissie
                  komt nog met nadere aanbevelingen voor samenhang en verbindende vaardigheden.
               
De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van zaken betreffende de uitvoering
                  van de motie Rog en Van Meenen waarin wordt verzocht om overleg te voeren met betrokken
                  partijen over de kenniscomponent over democratie en rechtsstaat in het voortgezet
                  onderwijs.19 Zoals aangekondigd in mijn brief van 8 maart 2021 voert SLO momenteel onderzoek uit
                  om te bepalen waar bepaalde inhouden van burgerschap – zoals kennis van democratie
                  en rechtsstaat – een plek moeten krijgen.20 Dit onderzoek doet SLO samen met relevante vakexperts en vakverenigingen en zal worden
                  meegenomen in de vakvernieuwing maatschappijleer.
               
Er wordt ook gevraagd naar het verschil tussen het bijstellen van examenprogramma’s
                  en het vernieuwen van examens. Een examenprogramma beschrijft het beoogde curriculum voor een specifiek vak in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Dit examenprogramma geldt voor een specifieke schoolsoort
                  of leerweg. Het examenprogramma beschrijft de inhoudelijke eisen die aan een vak gesteld
                  worden wat betreft kennis en vaardigheden en is uitgedrukt in eindtermen. Het examenprogramma
                  vormt daarmee de basis van een vak en is leidend in het onderwijs en in de afsluiting
                  daarvan. Er zijn meer dan 100 verschillende examenprogramma’s met voor ieder vak vaak
                  meerdere varianten (Nederlands vmbo gemengde en theoretische leerweg, Nederlands havo,
                  etc.). De examenprogramma’s maken in combinatie met de slaag-zakregeling duidelijk
                  wat een leerling dient te beheersen om een diploma te behalen in het voortgezet onderwijs.
               
In de examenprogramma’s staat aangegeven welke eindtermen in het centraal examen worden
                  getoetst en welke eindtermen in het schoolexamen. Die beide onderdelen, schoolexamen
                  en centraal examen, vormen samen het eindexamen.
               
Scholen zijn voor het schoolexamendeel van een examenprogramma zelf aan zet voor het
                  vormgeven van het onderwijs en een goede afsluiting daarvan. Het centrale examendeel
                  van een examenprogramma valt onder de verantwoordelijkheid van het College van Toetsen
                  en Examens (CvTE) en Cito.21 Het CvTE geeft een nadere specificatie van de eindtermen uit het centraal examen-deel
                  in een syllabus die scholen kunnen gebruiken bij het vormgeven van hun onderwijs.
                  Deze syllabi worden elk jaar door het CvTE opnieuw vastgesteld met kleine aanpassingen
                  om zowel onderwijs als examinering actueel te houden. Op basis van de syllabi stellen
                  toetsdeskundigen van Cito samen met leraren centrale examens op. Het CvTE stelt vervolgens
                  deze examens vast.
               
Het verschil tussen het bijstellen van een examenprogramma en een examen zit dus in
                  het verschil tussen het bijstellen van de inhoud (of omvang) van het curriculum of alleen de afsluiting ervan. Bij curriculumbijstellingen in het verleden zijn altijd zowel het examenprogramma
                  als de bijbehorende afsluiting aangepast. Enkel het centraal examen bijstellen is
                  mogelijk, maar grote wijzigingen in het centraal examen (zoals het opnemen van meer
                  inhoud of met een andere vorm van toetsing) vereisen een wijziging in het examenprogramma.
               
In het geval van het vak Nederlands en de moderne vreemde talen roept de vereniging
                  van Leraren Levende Talen (VLLT) op om zowel het examenprogramma als het centraal-
                  en het schoolexamen bij te stellen. In lijn met de motie van het lid Van Meenen, -waar
                  de VVD-leden expliciet naar vragen- wordt er sinds september 2020 gewerkt aan een
                  project om de vraagtypen voor het centraal examen Nederlands havo/vwo te verbeteren.22 Dit project wordt mede uitgevoerd door havo/vwo-leraren die via de VLLT zijn aangetrokken.
                  Ook een vertegenwoordiger vanuit het Meesterschapsteam Nederlands is nauw betrokken.23 Voor de moderne vreemde talen is tijdelijk de cesuur van de centrale examens Frans
                  en Duits aangepast.24
De leden van de VVD vragen hoe deze aanpassingen in de examens zich verhouden tot
                  de bijstellingen van de examenprogramma’s. Naast de aanpassingen van de centrale examens
                  die op korte termijn kunnen plaatsvinden binnen de huidige examenprogramma’s, zijn
                  er ook knelpunten die alleen kunnen worden opgepakt met een bijstelling van het examenprogramma.
                  Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een evenwichtiger verdeling en weging van kennis
                  en vaardigheden over het centraal examen en het schoolexamen en een sterkere koppeling
                  van het examenprogramma aan het Europees Referentiekader voor de talen (ERK).
               
Daarom worden ook de examenprogramma’s Nederlands en moderne vreemde talen (leerwegen
                  vmbo, havo en vwo) met urgentie opgepakt, zoals aangegeven in mijn brief van 8 maart
                  2021. Dit gebeurt in goed overleg met de vakverenigingen, De Raad voor de Neerlandistiek
                  en het Meesterschapsteam Nederlands. Deze vernieuwingen in de bovenbouw starten separaat
                  van de beoogde bijstelling van het curriculum in het primair onderwijs en de onderbouw
                  van het voortgezet onderwijs (de kerndoelen). Ik geef met dit antwoord gehoor aan
                  het verzoek van de Kamer om een reactie te geven op de brief van de Vereniging van
                  Leraren in Levende Talen van 15 maart 2021 die mij is toegekomen onder het kenmerk
                  2021D13363.
               
In het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs wordt het curriculum
                  niet uitgedrukt in eindtermen, maar in kerndoelen, die voor alle leerlingen gelijk zijn.25 De huidige kerndoelen beschrijven globaal wat leerlingen moeten kennen en kunnen
                  aan het eind van groep 8 van het primair onderwijs en het einde van de onderbouw van
                  het voortgezet onderwijs.26 De kerndoelen van alle leergebieden zijn verenigd in twee kerndoelenbesluiten, één
                  voor het primair onderwijs in één voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
                  Zoals de VVD-leden aangeven, is de bijstelling hiervan urgent onder andere om aan
                  de dalingen van de niveaus op het gebied van basisvaardigheden te werken.
               
Zoals de leden opmerken, zijn er negatieve gevolgen voor de doorlopende leerstoflijnen
                  als de bijstelling van het kerndoelenbesluiten niet ook op korte termijn plaats vindt.
                  Met het controversieel verklaren van het curriculumdossier na het aftreden van het
                  kabinet Rutte III en het verzoek om slechts enkele lopende zaken in de bovenbouw en
                  het referentiekader voort te zetten, heeft de Kamer hiermee een keuze gemaakt. Daarom
                  is het actualiseren van de kerndoelen po en onderbouw vo nu niet het startpunt. Hieronder
                  staat een overzicht van de curriculumonderdelen die in afwachting zijn conform het
                  verzoek van de Kamer en onderdelen die worden doorgezet.
               
Status
Curriculumonderdeel
In afwachting
Bijstellen kerndoelen po
Bijstellen kerndoelen onderbouw vo
Bijstellen examenprogramma’s en centrale examens bovenbouw vo (m.u.v. hieronder genoemde
                              vakken)
                           
Lopend
Evaluatie referentiekader taal en rekenen
Voorbereidingen voor bijstellen examenprogramma’s Nederlands, wiskunde, moderne vreemde
                              talen, maatschappijleer en bètavakken en daarop volgend bijbehorende centrale examens.
                           
Via enkele ingrepen in het proces kan de doorlopende leerlijn zoveel mogelijk worden
                  geborgd. Allereerst is het van belang dat er overlap bestaat in de betrokken partijen
                  die enerzijds de examenprogramma’s gaan bijstellen en anderzijds de kerndoelen. Dit
                  is onder meer geborgd doordat dezelfde (vakinhoudelijke) curriculumexperts van SLO
                  bij beide bijstellingen zijn betrokken. Ook wordt bij beide bijstellingen bekeken
                  hoe er overlap kan komen in de betrokken leraren en/of vakexperts. Daarnaast wordt
                  in de werkopdracht voor beide bijstellingen expliciet ingebouwd dat de (tussen)producten
                  met elkaar worden afgestemd. Hierbij is het uiteraard wel van belang dat er in de
                  tijd overlap bestaat tussen de bijstellingen van de kerndoelen en examenprogramma’s.
               
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier er gekeken wordt naar de inzet
                  van academische leraren binnen de curriculumbijstelling. De academische leraren kunnen
                  met hun achtergrond zeker van meerwaarde zijn in de verschillende fases van het bijstellen
                  van het curriculum. Dit geldt voor het bijstellen van kerndoelen en wanneer de scholen
                  aan de slag gaan met de bijgestelde kerndoelen. We zullen dan ook in overleg met de
                  academische lerarenopleidingen, de Beroepsvereniging voor Academici in het Basisonderwijs
                  (BAB) en SLO op zoek gaan naar een manier waarop deze leraren zo goed mogelijk worden
                  ingezet. De werving van deelnemers zal openbaar zijn, zodat alle academische leraren
                  met interesse zich kunnen melden.
               
Tot slot stellen de VVD-leden enkele vragen over de relatie tussen de bijstelling
                  van het referentiekader taal en rekenen en de kerndoelen. Het referentiekader Taal
                  en Rekenen is een landelijk curriculumdocument opgesteld voor leergebied-/vakoverstijgend
                  gebruik in het primair- en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs.
                  Het beschrijft gedetailleerde beheersingsniveaus op het gebied van taal en rekenen.
                  Bij de ontwikkeling ervan is gebruik gemaakt van bestaande curriculumdocumenten (o.a.
                  kerndoelen en examenprogramma’s), om samenhang te borgen. Daarmee is het huidige referentiekader
                  onlosmakelijk verbonden met de kerndoelen (en examenprogramma’s). Ook in de toekomst
                  vind ik het belangrijk dat er samenhang is tussen verschillende landelijke curriculumdocumenten.
                  Zo ontstaat er eenduidigheid over de opdracht van scholen op het gebied van taal en
                  rekenen.
               
Diverse kenmerken van het huidige referentiekader zijn ook ontwerpprincipes voor de
                  bij te stellen kerndoelen en eindtermen, zoals een doorlopende leerstoflijn en richtinggevender
                  doelformuleringen. Om te voorkomen dat de ontwikkelaars van verwante kerndoelen een
                  opdracht krijgen die botst of overlapt met de opdracht van ontwikkelaars van een referentiekader,
                  laat ik beide bijstellingen bij voorkeur gelijk oplopen. Daarom vind ik het niet wenselijk
                  als de referentieniveaus worden bijgesteld voordat er gestart wordt met de bijstelling
                  van kerndoelen of van relevante examenprogramma’s. Ter voorbereiding op de bijstelling
                  van het referentiekader loopt er momenteel een evaluatie. De evaluatie is dit najaar
                  voltooid en kan dus worden meegenomen in de bijstelling van de kerndoelen en examenprogramma’s.
                  De eventuele bijstelling van het referentiekader kan direct na de evaluatie plaatsvinden
                  en parallel lopen met de bijstelling van kerndoelen en examenprogramma’s.
               
D66
De leden van de D66-fractie vragen naar de reden van de adviesaanvraag bij de wetenschappelijke
                  curriculumcommissie over het vernieuwen van examenprogramma’s. Op verzoek van de Tweede
                  Kamer is in de zomer van 2020 een wetenschappelijke curriculumcommissie ingesteld
                  met als taak te adviseren over een vernieuwd curriculum voor het primair onderwijs
                  en voortgezet onderwijs.27 Deze commissie heeft geadviseerd over de technische en inhoudelijke bruikbaarheid
                  van de opbrengsten van Curriculum.nu. Daarnaast doet zij richtinggevende aanbevelingen
                  voor de bijstelling van het formele, wettelijk vastgelegde curriculum (kerndoelen
                  en eindtermen). Ook wordt de commissie gevraagd aanbevelingen te doen voor de inrichting
                  van een systematiek van periodieke herijking van het curriculum.28 Een van de taken die expliciet zijn benoemd in het instellingsbesluit is advies over
                  de werkopdracht voor het bijstellen van examenprogramma’s (artikel 3, lid c).
               
Verder vragen de leden van de D66-fractie waarom het bijstellen van de examenprogramma’s
                     zoals genoemd in mijn brief gekoppeld wordt aan de motie over de prioritering van
                     basisvaardigheden.29
Er zijn veel meningen over welke vaardigheden tot de basis behoren. Meestal gaat het
                     om vaardigheden die je nodig hebt om te kunnen functioneren in de maatschappij, zoals
                     het goed mondeling en schriftelijk kunnen communiceren, het kunnen begrijpen van brieven,
                     wisselgeld berekenen, kennis over de democratie en handelingen uitvoeren op de computer.
                     Iets smaller betreft het vaardigheden die voorwaardelijk zijn voor het kunnen verwerken
                     van lesstof van andere leergebieden. De ontwikkeling van deze vaardigheden is meestal
                     niet voltooid na het primair onderwijs, of zelfs niet na de onder- of bovenbouw van
                     het voortgezet onderwijs.30
Deze vaardigheden moeten daarom een plek krijgen in zowel het curriculum van het primair
                  onderwijs, in de onderbouw en in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Voor het
                  primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs betekent dit een plek
                  in de kerndoelen. In mijn brief van 9 september 2020 heb (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr.547) ik daarom aangegeven dat de motie van de leden Van Meenen en Rog onder andere wordt
                  opgepakt door in de bijstelling van de kerndoelen voor de leergebieden Nederlands,
                  Engels, Mens en Maatschappij en Rekenen en Wiskunde ervoor te zorgen dat er tijdig
                  voldoende voorbeeldmateriaal beschikbaar is voor leraren om met het verbeterde curriculum
                  te werken. Voor de bovenbouw voortgezet onderwijs betreft dit het versneld bijstellen
                  van de vakken waar de basisvaardigheden sterk in terug komen, zoals Nederlands, wiskunde,
                  Engels en maatschappijleer.
               
De leden van D66 stellen ook vragen over de aanpak van de curriculumbijstelling binnen
                  het vak wiskunde in het vmbo en de relatie met het project Curriculum.nu. Het project
                  Curriculum.nu had als doel om bouwstenen en aanbevelingen op te leveren voor een actualisatie
                  van het curriculum voor het gehele funderend onderwijs, dus ook voor het examenprogramma
                  wiskunde in de leerwegen van het vmbo, het havo en het vwo. Met de eerste tussenadviezen
                  van de wetenschappelijke curriculumcommissie eerder dit jaar over de voorstellen van
                  Curriculum.nu, kan het project Curriculum.nu als zodanig als afgerond worden beschouwd.
                  De opbrengsten kunnen in lijn met het advies van de wetenschappelijke curriculumcommissie
                  worden benut in de diverse trajecten die op de planning staan; de bijstelling van
                  de kerndoelen, de evaluatie van het referentiekader taal en rekenen en de bijstelling
                  van diverse examenprogramma’s.31 Het gaat onder andere om de bijstelling van het examenprogramma wiskunde vmbo. Deze
                  is gestart in januari 2020 en daar hoeft dus niet voor geworven te worden. Mijn opmerking
                  over de werving voor vakvernieuwingscommissies had betrekking op de aanvulling voor
                  wiskunde havo en vwo en op andere examenprogramma’s, te weten: Nederlands, moderne
                  vreemde talen, maatschappijleer en het bètacurriculum.
               
De commissie vakvernieuwing wiskunde vmbo heeft de opdracht gekregen om de opbrengsten
                  van Curriculum.nu te gebruiken in haar werkzaamheden en is op die manier dus inhoudelijk
                  gekoppeld. Ook dient de commissie wiskunde vmbo ervoor te zorgen dat het conceptexamenprogramma
                  samenhangt met verwante (toekomstige) examenprogramma’s, zoals de examenprogramma’s
                  wiskunde havo en vwo en andere vakken waarin rekenen/wiskunde een rol spelen (e.g.
                  natuurkunde).32 Om dat te kunnen bewerkstelligen volgt de commissie ontwikkelingen op het gebied
                  van algemene ontwerpprincipes binnen de curriculumbijstelling, waaronder de adviezen
                  die de wetenschappelijke curriculumcommissie hierover uitbrengt. Ook dat vind ik belangrijk,
                  met het oog op doelstellingen zoals samenhang en het voorkomen van overladenheid.
                  Ik deel uw mening dus niet dat het advies van de wetenschappelijke curriculumcommissie
                  hierover onnodig is.
               
De commissie wiskunde vmbo staat overigens niet stil in afwachting op de adviezen
                  van de wetenschappelijke curriculumcommissie. Wel vindt de oplevering van het conceptexamenprogramma
                  een jaar later plaats dan eerder aan uw Kamer is gemeld, dit als direct gevolg van
                  de coronabeperkingen.33 De oplevering van het eindadvies van de commissie vmbo wiskunde is nu voorzien voor
                  de zomer van 2022. Daardoor is er voldoende ruimte om het advies door de wetenschappelijke
                  curriculumcommissie over het bijstellen van examenprogramma’s mee te nemen.
               
Verder vragen de leden van de D66-fractie naar de afspraak in het regeerakkoord van
                  Rutte III over de referentieniveaus. In het regeerakkoord staat dat de referentieniveaus
                  rekenen in het kader van de curriculumherziening tegen het licht worden gehouden.
                  Dat is gebeurd bij het ontwikkelen van de bouwstenen doordat het referentiekader en
                  de werking daarvan als bron is gebruikt. Daarnaast loopt er zoals eerder gemeld in
                  reactie op de vragen van de VVD-fractie, momenteel een evaluatie naar de werking van
                  het huidige referentiekader in de praktijk. Die evaluatie vormt input voor het bijstellen
                  van het referentiekader taal en rekenen en zal voltooid worden voordat de kerndoelen
                  ontwikkeld worden. Dit is naar verwachting dit najaar. Dit is conform de wens van
                  de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren en het Platform Wiskunde Nederland.
               
De leden van de D66-fractie vragen hoe de motie van de leden Rog en Van Meenen zich
                  verhoudt tot het verzoek van de Tweede Kamer om lopende trajecten rond onder meer
                  wiskunde, levende talen en het referentiekader voort te zetten. 34 Onder «lopende zaken» versta ik naast de hiervoor genoemde talen en wiskunde ook
                  de bijstelling van de examenprogramma’s die de Kamer heeft aangemerkt als prioriteit,
                  te weten maatschappijleer in verband met burgerschap en het bètacurriculum.35
De motie van de leden Rog en Van Meenen spreekt uit dat de kenniscomponent van democratie
                  en rechtsstaat een sterkere positie in het voortgezet onderwijs moet krijgen. D66
                  vraagt naar de uitvoering van deze motie. Hiervoor onderneem ik twee activiteiten.
                  Ten eerste worden deze kenniscomponenten in het curriculum verankerd. Deze kenniscomponenten
                  horen bij meerdere vakken, zoals maatschappijleer, geschiedenis en filosofie. Aangezien
                  niet al deze vakken met prioriteit worden bijgesteld is het van belang om vooraf een
                  inschatting te maken waar onderdelen van deze onderwerpen een logische plek moeten
                  krijgen. Anders ontstaan er onnodige dubbelingen of hiaten. Daarom heb ik SLO opdracht
                  gegeven om vooronderzoek uit te voeren samen met relevante vakexperts en vakverenigingen.
                  De inzichten uit het vooronderzoek zullen in ieder geval worden gebruikt voor de bijstelling
                  van het examenprogramma maatschappijleer.
               
Ten tweede geef ik gevolg aan de motie door het voornemen om maatschappijleer een
                  groter aandeel van het totale curriculum te laten beslaan. Momenteel buigt de wetenschappelijke
                  curriculumcommissie zich over een voorstel voor de ontwerpruimte van het totale curriculum,
                  met rekenschap voor het aandeel maatschappijleer in relatie tot andere vakken en in
                  het licht van andere prioriteiten. Als het aandeel van een bepaald vak wordt vergroot,
                  dan betekent dat namelijk automatisch ook dat het aandeel voor andere vakken kleiner
                  wordt.
               
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie naar de invulling van de motie om de centrale
                     examens levende talen te hernieuwen los van de curriculumbijstelling.36 In antwoord op de vragen van de VVD-fractie heb ik aangegeven dat de desbetreffende
                     motie deels al wordt ingevuld door binnen de grenzen van het huidige examenprogramma
                     een aantal aanpassingen te doen in de centrale examens. Het gaat hierbij om een lopend
                     project waarbij de vraagtypen in het centraal examen Nederlands worden aangepast in
                     samenwerking met de vakvereniging, en met betrokkenheid van leden van het Meesterschapsteam
                     Nederlands en door de tijdelijke aanpassing van de cesuur in de centrale examens voor
                     de moderne vreemde talen Duits en Frans havo.
                  
Zoals ook regelmatig besproken met Levende Talen Nederlands worden met deze acties
                     echter niet alle knelpunten weggenomen. Daar is een bijstelling van de examenprogramma’s
                     voor nodig en vervolgens een bijpassend centraal examen. Zoals eerder vermeld, zullen
                     deze bijstellingen van de examenprogramma’s Nederlands en moderne vreemde talen spoedig
                     plaatsvinden in goed overleg met belanghebbenden. Hierbij wordt niet gewacht op de
                     bijstelling van de kerndoelen of andere examenprogramma’s. Ik wil dan ook benadrukken
                     dat de motie Van Meenen wordt uitgevoerd.
                  
SP
De leden van de SP-fractie vragen naar de stand van zaken van Curriculum.nu en de
                  werving en selectie voor vakvernieuwingen. Op 10 oktober 2019 hebben de negen ontwikkelteams
                  van Curriculum.nu voorstellen opgeleverd voor een vernieuwd curriculum. Op verzoek
                  van de Tweede Kamer is in de zomer van 2020 een wetenschappelijke curriculumcommissie
                  ingesteld met als taak te adviseren over een relevant curriculum voor het primair
                  onderwijs en voortgezet onderwijs. Met het eerder dit jaar aangeboden advies van de
                  wetenschappelijke curriculumcommissie over de voorstellen kan Curriculum.nu als afgerond
                  worden beschouwd.
               
Inmiddels heeft de wetenschappelijke curriculumcommissie haar eerste twee tussenadviezen
                  opgeleverd. Kaders voor de toekomst gaat in op de technische en inhoudelijke bruikbaarheid van de voorstellen van Curriculum.nu
                  voor het ontwikkelen van kerndoelen. Doel en ruimte is gericht op de werkopdracht aan SLO voor het ontwikkelen van kerndoelen. Beide tussenadviezen
                  zijn 4 februari 2021 aan de Kamer aangeboden.37 Met de antwoorden op dit schriftelijk overleg wordt ook het derde tussenadvies Examenprogramma’s in perspectief aangeboden aan uw Kamer. Hierbij ontvangt u ook de nadere aanbevelingen voor het
                  beoordelingskader kansengelijkheid Kaders voor kansen van de curriculumcommissie.
               
Parallel hieraan worden de nodige voorbereidingen getroffen om te kunnen starten met
                  het bijstellen van de examenprogramma’s wiskunde (enkel havo-vwo, want vmbo is reeds
                  gestart), Nederlands, moderne vreemde talen, maatschappijleer en het bètacurriculum.
                  Belangrijk onderdeel van de voorbereidingen is de werving van leden voor de vakvernieuwingscommissies.
                  Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de vakverenigingen en SLO.
               
De SP-fractie uit zorgen over de betrokkenheid van leraren bij de curriculumbijstelling
                  gegeven het lerarentekort en de coronacrisis. Zij vraagt mijn mening over de suggestie
                  om de integrale bijstelling daarom voor onbepaalde tijd uit te stellen, zoals de AOb
                  bepleit en enkel de kerndoelen bij te stellen. Ik onderschrijf het belang van brede
                  betrokkenheid en draagvlak onder de beroepsgroep bij de curriculumbijstelling. Daarbij
                  moet er oog zijn voor andere thema’s die de aandacht van ons onderwijzend personeel
                  vragen, zoals de coronacrisis. Het beroep dat op de sector wordt gedaan verschilt
                  per fase in de curriculumbijstelling. In de fase voor het bijstellen van de kerndoelen
                  po en onderbouw vo wordt een beroep gedaan op een beperkt deel van de leraren. Naar
                  verwachting gaat het om enkele tientallen leraren op een beroepsgroep van ongeveer
                  250.000 leraren. Pas wanneer over minstens een jaar (bij snelle doorgang van de kerndoelen)
                  of twee jaar (voor de geprioriteerde examenprogramma’s) een pilotfase aanbreekt en
                  nog later de implementatiefase, zullen meer leraren betrokken raken.
               
Ik ben het dus met de SP-leden eens dat de bijstelling van de kerndoelen snel doorgang
                  moet vinden. Gedurende de hele bijstelling blijft het wel van belang om steeds te
                  wegen of er balans is tussen activiteiten in het kader van de curriculumbijstelling
                  en de werkdruk in de sector. Hierover blijf ik in gesprek met het onderwijsveld. Dat
                  geldt ook voor eventueel parallel lopende bijstellingen van examenprogramma’s van
                  vakken in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Daarnaast is het zo dat wanneer
                  het beroep op leraren groter wordt, de coronacrisis naar verwachting ten einde is.
                  Om leraren nu niet te veel te belasten maar wel diepgaande betrokkenheid en kwalitatief
                  goede input te krijgen, zullen de vakverenigingen een nadrukkelijke rol krijgen in
                  de bijstelling van kerndoelen en examenprogramma’s. Hier zal ik hen ook in faciliteren.
                  Daarom is het niet nodig om het proces van bijstelling van zowel kerndoelen als eindtermen
                  te pauzeren en daarmee vertraging op te lopen.
               
De SP-leden vragen net als de VVD- en D66-leden waarom het centraal examen Nederlands
                  en de moderne vreemde talen en de vernieuwing van wiskunde in vmbo, havo en vwo niet
                  apart worden voortgezet. Zoals in mijn eerdere antwoorden te lezen valt, is het een
                  misverstand dat de bijstellingen van deze vakken afhankelijk zijn van bijstellingen
                  van andere vakken of de bijstelling van de kerndoelen. De bijstelling van deze examenprogramma’s
                  start eerder dan de bijstelling van andere vakken en apart van de kerndoelen. Wel start de bijstelling na ontvangst van het advies van de wetenschappelijke
                  curriculumcommissie over de algemene conceptwerkopdracht, die zal worden uitgewerkt
                  in een vakspecifieke werkinstructie. De algemene werkopdracht is nodig om zaken als
                  consistentie, samenhang en het voorkomen van overladenheid te bewerkstelligen. De
                  reden dat dit advies wordt ingezet, is dat uw Kamer heeft verzocht om de wetenschappelijke
                  curriculumcommissie een dergelijke adviesfunctie te geven bij curriculumbijstellingen.38 De advisering over de conceptwerkopdracht is conform het instellingsbesluit van de
                  curriculumcommissie (artikel 3 lid c) en is dus niet een nieuwe taak van de commissie,
                  zoals de leden van de SP-fractie aangeven. Ik kan daarom niet toezeggen dat de wetenschappelijke
                  curriculumcommissie hier geen advies over uitbrengt. Ik kan wel toezeggen dat de kerndoelen
                  pas worden bijgesteld na voltooiing van de evaluatie van het referentiekader taal
                  en rekenen.
               
Verder vraagt de SP-fractie om te verklaren waarom Curriculum.nu wordt voortgezet
                  ondanks de controversieel verklaring. De wetenschappelijke curriculumcommissie heeft
                  op verzoek van uw Kamer advies uitgebracht over de technische en inhoudelijke bruikbaarheid
                  van de voorstellen van Curriculum.nu uit 2019. Curriculum.nu kan daarmee als afgerond
                  worden beschouwd. Volgens de wetenschappelijke curriculumcommissie bieden de voorstellen
                  een goede basis om te kunnen starten met de daadwerkelijke ontwikkeling van bijgestelde
                  kerndoelen en eindtermen. Vanwege de controversieel verklaring is de bijstelling van
                  de kerndoelen nu gepauzeerd, maar vanwege uw verzoek om lopende zaken voort te zetten
                  wordt er wel gestart met het bijstellen van enkele examenprogramma’s, zoals ik in
                  mijn brief heb toegelicht.
               
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie naar de stand van zaken betreffende de
                  uitvoering van de motie van Van Meenen en Kwint waarin verzocht wordt tot het opstellen
                  van een beoordelingskader kansengelijkheid. De curriculumcommissie heeft in haar eerste
                  tussenadvies Kaders voor de toekomst gereflecteerd op het concept beoordelingskader taal en rekenen en aangegeven dat
                  het concept kader verbreed en steviger kan. In de verdiepende studie Kaders voor kansen - die tegelijkertijd met deze antwoorden aan uw Kamer wordt aangeboden – doet de curriculumcommissie
                  daar enkele concrete aanbevelingen voor. Met het opvolgen van deze aanbevelingen wordt
                  er toegewerkt naar een beoordelingskader kansengelijkheid voor het hele curriculum.
               
GroenLinks
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de werving en selectie van leden voor
                  vakvernieuwingscommissies zijn doorgegaan ondanks de coronacrisis. Zij vragen of leraren
                  voldoende tijd en ruime hebben om deel te nemen aan de commissies. De werving en selectie
                  is nog niet gestart, maar zal voor de geprioriteerde vakken op korte termijn plaatsvinden.39 Het gaat om een beperkte groep leraren, waarbij de deelnemers worden gefaciliteerd.
                  Daarom zal de belasting voor de beroepsgroep beperkt zijn.
               
ChristenUnie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of zij geïnformeerd kunnen worden over
                  de voortgang van de noodzakelijke bijstellingen van examenprogramma’s. Uiteraard is
                  het mogelijk om de Kamer regelmatig te informeren over de ontwikkelingen op het terrein
                  van het curriculum. Communicatie over curriculum kan tevens worden benut in opmaat
                  naar een systematiek van periodieke herijking. Afspraken over frequentie en vorm zijn
                  aan uw Kamer en een nieuw kabinet.
               
Verder kan ik beamen dat scholen bij de invulling van hun burgerschapsonderwijs ruimte
                  moeten behouden om dit te doen op een wijze die past bij hun identiteit en grondslag.
                  Zowel bij het wetsvoorstel als bij (het vooronderzoek van) de curriculumbijstelling
                  is dit een belangrijk uitganspunt. De kerndoelen en eindtermen beschrijven enkel de
                  minimum vereisten aan kennis en vaardigheden waar iedere leerling mee in aanraking
                  moet komen. Hoe scholen vervolgens invulling geven aan deze kerndoelen en eindtermen
                  – en ook het burgerschapsonderwijs als geheel – is aan hen.
               
SGP
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de prioritering van bepaalde vakken niet
                  heeft geleid tot een versnelling van bijstellingen. Voor wat betreft de bijstelling
                  van het curriculum in het primair onderwijs en onderbouw van het voortgezet kan er
                  niet versneld worden zolang de controversieel verklaring van het dossier curriculum
                  geldt. Voor wat betreft de bijstelling van het curriculum in de bovenbouw van het
                  voortgezet onderwijs heb ik in mijn beantwoording op de vragen van de VVD-fractie
                  al aangegeven dat de examenprogramma’s van genoemde vakken zoals verzocht door de
                  Kamer juist wel versneld worden bijgesteld. Er is echter nog niet gestart met de geprioriteerde
                  vakken omdat de wetenschappelijke curriculumcommissie haar advies over de werkopdracht
                  nog moest uitbrengen, conform de wens van uw Kamer.
               
In tegenstelling tot wat wordt gedacht, vindt er geen vertraging plaats door het oordeel
                  van de curriculumcommissie af te wachten over de werkopdracht voor het bijstellen
                  van examenprogramma’s. Het advies is immers al klaar en direct aan het begin van het
                  nieuwe schooljaar 2021/2022 wordt gestart met werving en selectie voor de geprioriteerde
                  vakken. Daarna is het aan de leraren, vakexperts en curriculumexperts om een bijgesteld
                  examenprogramma op te leveren. Dit proces moet snel, maar ook zorgvuldig gebeuren.
                  Daarom acht ik het niet wenselijk om bepaalde fases in het proces in te korten of
                  te schrappen. Om de kwaliteit van het bijgestelde curriculum te garanderen is het
                  nodig om tijd te nemen voor bijvoorbeeld afstemming met het veld en het doen van pilots.
               
Vervolgens vragen de leden van de SGP-fractie of het klopt dat ik ambieer dat het
                  referentiekader verdwijnt en in hoeverre dit richting geeft aan de evaluatie van het
                  referentiekader. Ook vragen zij of de wenselijkheid van een referentiekader onderwerp
                  van onderzoek is in de evaluatie. In het debat waar u naar verwijst heb ik aangegeven
                  dat een voorschrijvend referentiekader idealiter niet nodig zou moeten zijn. Tegelijkertijd
                  is de realiteit dat lezen en rekenen niet op het gewenste niveau is. Uit de evaluatie
                  zal moeten blijken waarom het kader niet naar behoren functioneert. Op basis daarvan
                  kan besloten worden of en zo ja in welke vorm, het referentiekader doorgang zou moeten
                  krijgen. Het referentiekader is overigens niet beperkt tot het funderend onderwijs.
                  Het kader is ook van toepassing op het mbo. Het referentiekader taal en rekenen is
                  bij uitstek een voorbeeld van hoe een doorlopende leerlijn eruit kan zien.
               
De leden van de SGP-fractie menen dat een uitgebreid systeem van niveaubeschrijvingen
                  zoals in het referentiekader onwenselijk is, indien een nieuw curriculum een concretere
                  beschrijving van aanbodsdoelen geeft. Het klopt dat de beoogde kerndoelen concreter
                  beschreven zullen worden, waarmee er mogelijk overlap ontstaat met het huidige referentiekader.
                  Toch kunnen er redenen zijn om het referentiekader (in aangepaste vorm) te behouden.
                  Het referentiekader is namelijk ook van toepassing op het mbo. Daarnaast functioneert
                  het referentiekader door het niveau van gedetailleerdheid als leidraad voor het toezicht
                  en de constructie van leermiddelen en toetsen. Uiteraard is het niet wenselijk dat
                  er bij taal en rekenen twee verschillende sets onderwijsdoelen naast elkaar bestaan.
                  Daarom heb ik eerder in deze brief ook aangegeven dat bijstelling van de verwante
                  kerndoelen, eindtermen en het referentiekader bij voorkeur in samenhang plaatsvindt.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier