Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over het bericht 'Tussen Zwolle, Hasselt en Kampen een stad zo groot als Lelystad? 'Er is plek voor''
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Tussen Zwolle, Hasselt en Kampen een stad zo groot als Lelystad? «Er is plek voor»» (ingezonden 10 juni 2021).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
            5 juli 2021).
         
Vraag 1
            
Kent u het bericht «Tussen Zwolle, Hasselt en Kampen een stad zo groot als Lelystad?
               «Er is plek voor»» en het aangehaalde onderzoek van het Economisch Instituut voor
               de Bouw (EIB)?1
Antwoord 1
            
Ja, ik ken het bericht.
Vraag 2
            
Bent u het met de conclusies van het EIB eens? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
            
 In de brief «Voortgang versnelling woningbouw»2 en de meegestuurde inventarisatie plancapaciteit geef ik aan dat er tot 2030 voldoende
               plancapaciteit is om de verwachte huishoudensgroei te accommoderen alsmede het woningtekort
               te verminderen. Dit komt mede doordat de plancapaciteit het afgelopen halfjaar met
               140.000 woningen is toegenomen. Deze toename betreft grotendeels de provincie Zuid-Holland.
               Ten opzichte van een half jaar geleden in deze provincie voor de periode tot 2030
               met 110.000 woningen toegenomen. Ook in Gelderland en Overijssel is de capaciteit
               relatief sterk toegenomen. Ondanks deze toename in plancapaciteit zal ik intensief
               in gesprek blijven over de versnelling van de woningbouw en de voortgang monitoren.
            
Er zijn voldoende locaties waar gebouwd kan gaan worden, deels binnen- en deels buitenstedelijk.
               Ik zet me nu in op het tot uitvoering brengen van deze locaties. Dit doe ik met de
               woningbouwimpuls en de aanpak 14 grootschalige woningbouwgebieden. Door de inzet van
               de woningbouwimpuls en cofinanciering van medeoverheden worden er vanuit de eerste
               twee tranches 96.000 woningen sneller en meer betaalbaar gebouwd de komende jaren.
            
Met de NOVI leggen geven we voorkeur aan binnenstedelijke ontwikkeling, daarna de
               randen van de stad en dan buitenstedelijke locaties. Dit vanwege efficiënt gebruik
               van de bestaande infrastructuur, versterken van de agglomeratiekracht en efficiënt
               gebruik van de ruimte. Binnenstedelijke ontwikkeling en bijvoorbeeld de daaraan verbonden
               investeringen in OV-infrastructuur draagt ook bij aan verbetering van andere gebieden
               in de stad.
            
Met de regio’s maak ik een gezamenlijke afweging in de regionale verstedelijkingsstrategieën.
               Daar kijken we naar alle locaties, in samenhang met onder andere mobiliteit, landschap,
               klimaat en energie. Een aantal van de gebieden die het EIB aandraagt zijn hierbij
               ook in beeld. Dat buitenstedelijk bouwen snel en goedkoper zou zijn, geldt niet overal
               en is locatie gebonden. Buitenstedelijk bouwen betreft een complexe opgave: de genoemde
               locaties omvatten grote aantallen woningen met grote impact op bijvoorbeeld infrastructuurnetwerken
               en waterhuishouding. Er zijn investeringen nodig in weg en spoor om deze locaties
               te ontsluiten. Dat is vooralsnog niet haalbaar voor 2030. Het is aan het nieuwe kabinet
               om, samen met de regio, een afweging te maken voor nieuwe locaties na 2030. Daarbij
               zijn er meerdere opgaven die ruimte nodig hebben: de opwekking van duurzame energie,
               meer extensieve landbouw vraagt meer ruimte, de klimaatopgave vraagt om meer ruimte
               voor waterberging.
            
Specifiek Polder Mastenbroek waar in dit bericht naar wordt verwezen wordt meegenomen
               binnen de Verstedelijkingsstrategie Regio Zwolle van Rijk en regio gezamenlijk. Daarin
               onderzoeken we op welke manier de groei van wonen en werken in de regio op de lange
               termijn plaats kan vinden in samenhang met andere opgaven zoals bereikbaarheid, klimaatadaptatie,
               de energietransitie en natuur en landschap. Voor deze regio telt de klimaatopgave
               zwaar mee gezien de ligging in een Deltagebied.
            
Voor de realisatie van de woningbouwopgave, binnen de integrale afweging, is versterking
               van de regie in samenwerking met alle overheden, corporaties en marktpartijen nodig.
               Samen met medeoverheden en met betrokkenheid van marktpartijen en corporaties werk
               ik de wijze waarop deze regie vorm moet worden gegeven nader uit.
            
Vraag 3
            
Deelt u de mening, dat de bouw van een nieuwe stad een belangrijke stap voor het bestrijden
               van woningtekort kan zijn? Zo nee, waarom niet, en welke stappen wil het kabinet dan
               wel nemen om het woningtekort te bestrijden?
            
Antwoord 3
            
Uit mijn voortgangsbrief op de versnelling van de woningbouw blijkt dat er tot 2030
               voldoende plancapaciteit is om de verwachte huishoudensgroei te accommoderen alsmede
               het woningtekort te verminderen. Deze toename geldt ook voor de provincies met grootste
               bouwopgave. Er zijn dus voldoende locaties waar gebouwd kan gaan worden, deels binnen-
               en deels buitenstedelijk. Ik zet me nu in op het tot uitvoering brengen van deze locaties.
               Voor de stappen die het Kabinet zet om het woningtekort te bestrijden verwijs ik naar
               het antwoord op vraag 2.
            
Vraag 4
            
Ziet het kabinet andere locaties waar het woningtekort groot is voor het bouwen van
               een nieuwe stad, en zo ja welke?
            
Antwoord 4
            
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
            
Hoeveel van de zoekgebieden, die in het kader van Nationaal Programma RES voor het
               plaatsen van windturbines worden aangewezen, zijn ook geschikt voor woningbouw?
            
Antwoord 5
            
Ik heb geen compleet beeld van de mogelijkheden voor woningbouw in zoekgebieden die
               worden aangewezen voor windenergie in de Regionale Energiestrategieën. En wanneer
               er overlap is zal vanuit een zorgvuldige afweging keuzes worden gemaakt. Dat doen
               we ook gezamenlijk in de regio’s waarin we werken aan de verstedelijkingsstrategieën.
               Wanneer deze gebieden overlappen hoeft niet te betekenen dat er geen woningbouw plaats
               kan vinden.
            
Vraag 6
            
Bent u bereid te onderzoeken hoeveel woningen er gebouwd zouden kunnen worden als
               het Nationaal Programma RES wordt losgelaten en er dus ruimte vrijkomt omdat alle
               zoekgebieden voor windturbines geschrapt worden?
            
Antwoord 6
            
Er is op dit moment voldoende plancapaciteit en aanvullingen daarop worden door Gemeenten
               en door Rijk en regio samen in de Verstedelijkingsstrategieën, in samenhang met de
               Regionale Energiestrategieën zorgvuldig afgewogen. Ik zie daarom geen noodzaak voor
               een dergelijk onderzoek.
            
Vraag 7
            
Deelt u de mening dat het woningtekort een urgent probleem is en dat het oplossen
               hiervan zou moeten prevaleren boven de bouw van windturbines in het groen?
            
Antwoord 7
            
Ik deel de mening dat het woningbouwtekort een urgent probleem is, maar zie dat er
               in Nederland meerdere urgente maatschappelijke opgaven zijn die ruimte vragen. De
               afweging tussen locaties voor opwekking van duurzame energie en woningbouw wordt regionaal
               en lokaal gemaakt. Zoals ik in mijn antwoord bij vraag 1 aangeef is er tot 2030 voldoende
               plancapaciteit om de verwachte huishoudensgroei te accommoderen alsmede het woningtekort
               te verminderen. Samen met mederoverheden en corporaties werk ik aan de aanpak van
               het woningtekort door te sturen op plancapaciteit en realisatie. Hierbij worden ook
               marktpartijen betrokken.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
