Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Woude over het bericht ‘Bindend studieadvies zorgt voor betere prestaties en minder studievertraging
Vragen van het lid Van der Woude (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Bindend studieadvies zorgt voor betere prestaties en minder studievertraging» (ingezonden 4 juni 2021).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
29 juni 2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Bindend studieadvies zorgt voor betere prestaties en
minder studievertraging»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de conclusie uit het onderzoek dat studenten die eenmaal achterlopen
moeite hebben om die achterstand ook weer in te halen?
Antwoord 2
Ik denk zeker dat het een uitdaging is voor studenten om een opgelopen achterstand
in te halen. Dat zal per student, opleiding en context verschillen. Goede begeleiding
kan hierbij het verschil maken.
Vraag 3
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het aantal studenten dat achterstand
heeft opgelopen door de gevolgen van de coronacrisis en wat is de gemiddelde opgelopen
achterstand?
Antwoord 3
In mijn brief van 22 juni jongstleden heb ik uw Kamer geïnformeerd over de laatste
stand van zaken met betrekking tot de gevolgen van COVID-19 in het middelbaar beroeps-
en hoger onderwijs, waaronder het effect op de studievoortgang.2 De studievoortgang van studenten lijkt op basis van de nu beschikbare informatie
gemiddeld niet significant af te wijken van andere jaren.3 Specifieke studies met grote praktijkcomponenten en stages springen er negatief uit.
Extra zwaar is de situatie in medische opleidingen. De actuele cijfers in het wetenschappelijk
onderwijs worden door de VSNU zorgvuldig in de gaten gehouden, zodat bij zorgelijke
ontwikkelingen kan worden ingegrepen. In het hbo geldt dat de groep opleidingen met
een praktijkcomponent die last hebben gehad van de maatregelen, groter is dan in het
wo. Gezamenlijke repetities in het kunstonderwijs kunnen bijvoorbeeld maar beperkt
doorgaan. Het aandeel studenten dat in de studentenmonitor rapporteert studievertraging
te hebben opgelopen, is met vier procentpunten gestegen.
Vraag 4
Op welke manier gaat u de studenten met een grotere studieachterstand monitoren?
Antwoord 4
De hogeronderwijs instellingen monitoren zelf de studievoortgang van studenten. Ze
doen dat bijvoorbeeld met eigen geautomatiseerde studievoortgangsystemen. Hierdoor
kunnen tussen de administraties van de instellingen verschillen bestaan en is het
niet mogelijk om de gegevens van de verschillende instellingen op te tellen tot een
kwantitatief, eenduidig landelijk beeld over de studievoortgang van studenten in het
hoger onderwijs. De VSNU zal in een factsheet studieresultaten aan het einde van 2021
de cijfers weer samenbrengen. Landelijk is wel een indicatie te geven op basis van
informatie van een aantal hogeronderwijsinstellingen. In de brief van 22 juni jongstleden
is hier op ingegaan.4 Daarnaast wordt middels de Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs de in- en doorstroom
van studenten gevolgd. Dit gebeurt op basis van gegevens uit de Studentenmonitor (dit
betreft een studenten enquête, met laatste meting medio 2020). U heeft op 22 juni
jongstleden de Monitor beleidsmaatregelen 2020–2021 ontvangen, tezamen met mijn beleidsreactie.5 Later in het najaar komen eenduidige landelijke gegevens over in-, door- en uitstroom
beschikbaar van DUO.
Vraag 5
Hoe gaat u voorkomen dat studenten die een groter aantal studiepunten zijn misgelopen
gaan «zwerven» door het studieprogramma? En welke mogelijkheden hebben instellingen
om deze studenten door te verwijzen naar een andere studiekeuze, waar deze studenten
vaak beter af zijn?
Antwoord 5
Instellingen zetten zich in om studenten van de juiste ondersteuning en begeleiding
te voorzien om studievertraging zoveel mogelijk te voorkomen en in te halen. In het
kader van het Nationaal Programma Onderwijs krijgen instellingen extra middelen om
deze begeleiding, ondersteuning en inhaalonderwijs te organiseren. Indien een studie
toch niet passend blijkt voor de student, zetten hogescholen en instellingen zich
ervoor in deze zo goed mogelijk naar een andere opleiding te verwijzen. Dit kunnen
zij doen door middel van een (studiekeuze)gesprek met de student. Daarnaast hebben
instellingen de mogelijkheid om eventueel een bindend studieadvies (bsa) af te geven.
Bij een negatief bsa dient de student de opleiding te verlaten. Hogescholen hebben
aangegeven dat studenten die door de coronacrisis vertraging hebben opgelopen, dit
studiejaar geen bsa zullen krijgen. Zij krijgen de mogelijkheid de bsa-norm te halen
in het volgende studiejaar. Universiteiten hebben de bsa-norm op opleidingen generiek
verlaagd met een bandbreedte van 10 tot 15 procent.6 Bij het geven van een negatief bsa dienen opleidingen rekening te houden met de persoonlijke
omstandigheden van een student. Goede begeleiding van de student is daarnaast cruciaal.
Vraag 6
Hoe beoordeelt u de conclusie uit het artikel dat studenten de focus moeten houden
om aan de eisen van de eerstejaarsvakken te voldoen, om te voorkomen dat studievertraging
op studievertraging wordt gestapeld? Ziet u mogelijkheden binnen het Nationaal Programma
Onderwijs om samen met instellingen studenten, die de facto een compensatie hebben
gekregen van een half studiejaar, de focus te laten houden om te voldoen aan de eisen
van de eerstejaarsvakken?
Antwoord 6
In het artikel staat dat wanneer studenten slechts een beperkt aantal eerstejaarsstudiepunten
dienen in te halen, ze vrij gericht studeren om die vakken alsnog te halen. Indien
het bij studenten gaat om een grotere vertraging, hebben zij meer moeite om deze vertraging
in te halen. Het is aan de opleiding om samen met de student te bezien op welke manier
de studievertraging het best ingehaald kan worden. De opleiding kan zelf de student
het beste adviseren in het maken van een studieplan, zoals welke eerstejaarsvakken
het beste afgerond kunnen zijn, alvorens te starten met de tweedejaarsvakken. In het
kader van het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs) heb ik een bestuursakkoord
met hogescholen en universiteiten gesloten over het voorkomen en wegwerken van studievertraging
onder studenten.7 Eén van de thema’s waar instellingen de middelen uit het NP Onderwijs aan kunnen
besteden is de soepele in- en doorstroom van studenten, met daarbij aandacht voor
het eerste jaar. Voor het herfstreces zal uw Kamer een brief ontvangen over de voortgang
van het Nationaal Programma Onderwijs. Goede voorbeelden in het kader van het NP Onderwijs
zullen worden uitgewisseld en verspreid onder instellingen, ook als het gaat om hoe
instellingen kunnen voorkomen dat er studievertraging op studievertraging wordt gestapeld.
Vraag 7
Wat is de stand van zaken van uitvoering van de motie Wiersma, die vraagt om het gesprek
met onderwijsinstellingen over het bindend studieadvies te verbreden naar een gesprek
over adequate sturingsinstrumenten voor onderwijsinstellingen op toelating en selectie
voor en tijdens de opleiding?8 En op welke manier borgt u de vrijheid van instellingen om zelf te sturen op studentsucces?
Antwoord 7
In de brief van 22 juni jongstleden, waarin ik inga op de Monitor beleidsmaatregelen
2020–2021, het bsa, de Ad-monitor en de evaluatie eigen bijdrage selectieprocedures,
heb ik uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie Wiersma.9 De vrijheid van instellingen om te sturen op studentsucces is op dit moment geborgd.
In de hiervoor genoemde brief ga ik in op het bsa in relatie tot het studentsucces.
Vraag 8
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het wetgevingsoverleg «Onderwijs en corona mbo
en ho» van maandag 5 juli 2021?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.