Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het lozen van verontreinigd water boven Schiermonnikoog
Vragen van lid Beckerman (SP) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het lozen van verontreinigd water boven Schiermonnikoog (ingezonden 31 mei 2021).
Antwoord van Minister Blok (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 28 juni 2021).
Vraag 1
Wat is uw reactie op uw toezichthouders, die zeggen zich zorgen te maken over de forse
dumping van verontreinigd water 20 kilometer boven Schiermonnikoog?1
Antwoord 1
Het gaat hier om de voorgenomen gaswinning door ONE Dyas in de Noordzee op 20 km boven
Schiermonnikoog en Borkum. ONE Dyas heeft hiervoor een milieueffectrapportage (MER)
opgesteld en de benodigde vergunningen aangevraagd. Het MER en de aanvragen zijn voor
advies voorgelegd aan de wettelijk adviseurs. Ik heb deze adviezen betrokken bij de
beoordeling van de aanvragen. In de adviezen met betrekking op het winningsplan hebben
het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en de Mijnraad gewezen op het forse volume
productiewater dat zal worden geloosd in zee. Daarbij heeft SodM opgemerkt dat deze
lozing niet ongebruikelijk is en voldoet aan de regelgeving, maar dat dit niet de
meest wenselijke route is. Omdat momenteel geen andere optie voorhanden is, zoals
een put die voor waterinjectie kan worden gebruikt, heeft SodM mij geadviseerd om
drie jaar na aanvang van de winning door ONE Dyas een evaluatie te verlangen van de
daadwerkelijke hoeveelheid geloosd productiewater, de karakteristieken daarvan en
van de mogelijkheden om op een natuurvriendelijker manier met dit water om te gaan.
Het kan dan gaan om verdere zuivering van het water, de verplichting om het water
alsnog te injecteren in een put of een andere manier om het productiewater te verwerken.
Het advies van SodM heb ik overgenomen door deze voorwaarden op te nemen als voorschrift
bij de omgevingsvergunning voor het platform.
De Mijnraad heeft in zijn advies opgemerkt dat lozingen op de Noordzee zullen plaatsvinden
in zowel de boorfase als de productiefase. De Mijnraad wijst er op dat de effecten
van de sedimentatie van het geloosde boorgruis dienen te worden geadresseerd in het
MER. De effecten van zowel de lozing van boorgruis als productiewater zijn uitgebreid
onderzocht in het MER. De Mijnraad stelt dat ten aanzien van de lozing van het productiewater
in Duitsland strengere eisen gelden en dat vanwege het feit dat de gasvelden grensoverschrijdend
zijn er voor aanvang van de productie een unitisatie-overeenkomst tussen beide landen
moet worden gesloten. De Mijnraad adviseert om de gelegenheid aan te grijpen om de
milieueisen meer op elkaar te laten aansluiten, bij voorkeur in de richting van de
strengere regelgeving in Duitsland.
Met de Mijnraad deel ik de mening dat rekening moet worden gehouden met geldende normen
in Duitsland. Voor het gehele project is in samenwerking met de Duitse autoriteiten
een grensoverschrijdend milieueffectrapport opgesteld, waarin de potentieel nadelige
effecten op natuur en milieu zijn onderzocht en beschreven. Daarbij zijn de potentieel
nadelige effecten beoordeeld aan de geldende regelgeving in beide landen. Ik acht
het daarom niet noodzakelijk om de milieueisen meer op elkaar te laten aansluiten.
De hier ingediende aanvragen dienen beoordeeld te worden aan de in Nederland geldende
regelgeving. Voor de boringen en winning in Duitsland worden overigens vergelijkbare
maar separate procedures doorlopen waarbij de Duitse autoriteiten hun eigen afweging
maken.
Vraag 2
Welke gevolgen zijn er volgens u voor de natuur in de Noordzee en Waddenzee wanneer
stoffen als benzeen, kwik, zink en methanol in tientallen duizenden liters water dagelijks
worden gedumpt in zee? Welke gevolgen zijn er voor het oesterbankhersteltraject? Wat
zijn volgens u de gevolgen van het in zee terecht komen van 16.000 ton boorgruis?
Op welke feiten heeft u deze mening gebaseerd?
Antwoord 2
ONE-Dyas heeft de gevolgen voor de natuur van de lozing van productiewater laten onderzoeken
in het MER dat opgesteld is ter voorbereiding van de aanvraag voor omgevingsvergunning
voor de oprichting van het productieplatform. In het MER2 en de bijbehorende Natuurtoets worden de effecten beoordeeld van het worstcasescenario,
dit betreft 210 m3 water per dag, bestaande uit condensatiewater3 en formatiewater4. Dit scenario doet zich voor aan het einde van het leven van een put. Het is niet
zeker of de putten bij N05-A überhaupt formatiewater zullen produceren en het is zeker
niet waarschijnlijk dat dit zich voordoet in de eerste 3 jaar van productie. De verwachting
is dat gedurende de overgrote periode alleen condensatiewater wordt geproduceerd met
een verwachte hoeveelheid van 30 tot 60 m3 per dag.
Voor de concentraties verontreinigende stoffen in het te lozen water is voor de beoordeling
van de effecten uitgegaan van de maximaal wettelijk toegestane concentraties en bij
de beoordeling van de hoeveelheid toe te passen methanol is uitgegaan van een worstcasescenario.
De effecten van de lozing van deze stoffen is beoordeeld in de Natuurtoets5 in het MER. Uitgangspunt zijn de toegepaste Best Available Technology (BAT, best
beschikbare technieken)6, die een aantal technieken adviseert om toe te passen. De voorkeurstechniek is het
herinjecteren van water. Dit is echter pas mogelijk als een lege gasput voorhanden
is. Daar is in dit geval geen sprake van. Daarom heb ik, conform het advies van het
SodM, de voorwaarde opgenomen dit na 3 jaar productie te evalueren. ONE-Dyas past
bij N05-A wel andere best beschikbare technieken toe, zoals bijvoorbeeld de plaatsing
van een olieafscheider om de lozing van schadelijke stoffen te reduceren.
Voor de lozing van boorgruis is specifiek voor het N05-A project een pluimmodel gemaakt
om inzichtelijk te maken hoe en waar de geloosde boorgruis en boorspoeling terecht
komt.7 In de Natuurtoets8 is op basis van de gegevens uit het pluimmodel en wetenschappelijke literatuur beoordeeld
dat door de lozing van boorgruis weliswaar een gebied van 3,5 ha voor langere tijd
verstoord wordt, maar binnen dit verstoringsgebied geen bijzondere hardsubstraat soorten
aanwezig zijn en dat dit in verhouding tot het geheel van de Borkumse Stenen (60 000
ha) niet tot significante effecten leidt.
Vraag 3
Waarom moet er methanol aangevoerd worden bij de gaswinning door ONE-Dyas? Welke minder
belastende alternatieven zijn er?
Antwoord 3
Methanol is nodig bij het opstarten van putten omdat door het drukverschil tussen
het reservoir en de procesinstallatie hydraatvorming9 kan optreden. Op basis van de Mijnbouwregeling is ONE-Dyas gehouden de meest milieuvriendelijke
stof toe te passen. Methanol is op basis van het OSPAR-verdrag gekwalificeerd als
PLONOR: Pose Little or No Risk to the environment. Een alternatief is MEG (monoethyleenglycol)
dat ook gekwalificeerd is als PLONOR. Hiervan is echter een grotere hoeveelheid nodig.
Vraag 4
Klopt de uitspraak van de oliebedrijven dat de boorplek niet geschikt is om de verontreinigende
stoffen die mee omhoog komen, niet teruggepompt kunnen worden? Kunt u uw antwoord
toelichten?
Antwoord 4
Ja. Om het geproduceerde water terug te pompen in de ondergrond is een reservoir nodig
dat geen gas meer produceert, waarvan het gesteente voldoende doorlatend is en waar
de druk voldoende laag is om water in te pompen. Deze situatie kan zich alleen voordoen
als al aanzienlijke tijd gas is geproduceerd uit het reservoir. In dat geval zal onderzocht
worden of het geproduceerde water daar geïnjecteerd kan worden. Het bewust boren van
een put speciaal voor het injecteren van water voordat gas is geproduceerd heeft geen
zin, omdat bij aanvang van de gasproductie de waterproductie laag is en de milieueffecten
van het boren van een put speciaal voor dit doeleinde niet opwegen tegen de effecten
van het lozen van het geproduceerde water.
Vraag 5
Op welk onderzoek baseren de oliebedrijven zich wanneer zij zeggen dat het afvoeren
van boorgruis belastender is voor de onderwaternatuur dan het dumpen ervan in zee?
Antwoord 5
In het MER10 zijn de nadelige milieueffecten van het afvoeren van het boorgruis vergeleken met
het lozen in zee. Hierbij zijn de emissies naar lucht en effecten voor klimaat en
de hoeveelheid afval die op land verwerkt moet worden vergeleken met de effecten van
de vertroebeling, sedimentatie en verontreiniging door de lozing van boorgruis. Nu
de nadelige effecten van lozing beperkt zijn, is in het MER geconcludeerd dat afvoer
naar land meer belastend voor het milieu.
Vraag 6
Wat vindt u van de optie die de bedrijven zelf noemen, namelijk dat het plaatsen van
een koolstoffilter die de meeste schadelijke stoffen uit het water filtert? Bent u
bereid er voor te zorgen dat de bedrijven deze filters gaan plaatsen? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 6
ONE-Dyas heeft gekozen voor een olie-waterscheider in plaats van een zgn. actief koolstoffilter.
Bij gebruik van een actief koolstoffilter ontstaat afval, dat afgevoerd moet worden.
Bij een olie-waterscheider is dat niet het geval. De milieuaspecten van beide opties
zijn tegen elkaar afgewogen in het MER (paragraaf 5.4.3.3.). Uit het onderzoek blijkt
dat positieve effecten van het toepassen van de actief koolstoffilter niet opwegen
tegen de nadelige effecten. ONE-Dyas geeft echter aan dat zij zal blijven kijken naar
mogelijkheden om met de best beschikbare technieken de impact nog verder te minimaliseren
en dat zij daarover graag in gesprek blijft met stakeholders.
Vraag 7
Vindt u een onderzoek, naar een plek waar de verontreinigende stoffen teruggepompt
kunnen worden, na drie jaar niet veel te laat? Bent u bereid deze termijn in te korten?
Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 7
Nee, zie daarvoor ook het antwoord op vraag 2. In het begin van de productiecyclus
wordt niet de grote hoeveelheid productiewater verwacht die is aangenomen bij de beoordeling
in het MER. In het MER is nadrukkelijk uitgegaan van een worstcasescenario. De voorgestelde
boringen worden in de eerste jaren van de productie uitgevoerd, zodat dan kan worden
onderzocht of een van de geboorde putten geschikt is voor waterinjectie.
Vraag 8
Kan overzichtelijk gemaakt worden welke verschillen er zijn tussen de regelgeving
in Duitsland en Nederland?
Antwoord 8
In het MER is bij ieder thema aan het begin van het betreffende hoofdstuk de Nederlandse
en Duitse wetgeving toegelicht aan de hand waarvan de effecten beoordeeld zijn.
Vraag 9
Bent u bereid het advies van de Mijnraad op te volgen en deze gelegenheid aan te grijpen
om de milieueisen meer op elkaar te laten aansluiten, bij voorkeur in de richting
van de strengere regelgeving in Duitsland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 9
Nee, de milieueisen die in Nederland worden gehanteerd gelden voor alle bedrijfssectoren
in Nederland. Het aanpassen daarvan naar aanleiding van een specifieke casus is onwenselijk.
De wetgever in elke afzonderlijke lidstaat van de Europese Unie heeft het mandaat
om voor haar territoir op basis van Europese wetgeving de eisen vast te stellen die
zij noodzakelijk acht. In deze kwestie moeten de milieueffecten van de activiteit
in Duitsland tevens voldoen aan de Duitse normen, zie mijn antwoord op vraag 1. Daarom
is het niet nodig dat ik deze overneem.
Vraag 10
Welke mogelijkheden zijn er nog om deze gaswinning, zo dicht bij het Unesco Werelderfgoed
gebied De Wadden, te stoppen?
Antwoord 10
Ik heb de aanvragen beoordeeld aan de hand van de geldende wet en regelgeving. Ik
heb vooralsnog geen aanleiding de gevraagde vergunningen te weigeren. Het vergunningsproces
wordt met grote transparantie en zorgvuldigheid gevoerd in afstemming met de Duitse
autoriteiten. Voordat corona deze mogelijkheden beperkte, zijn er voorlichtingsbijeenkomsten
geweest in Het Hogeland, Borkum en Schiermonnikoog. Daarbij zijn bewoners en stakeholders
in de gelegenheid gesteld om inspraak te leveren op de reikwijdte en het detailniveau
van het op te stellen MER. In het MER en de onderliggende onderzoeken is bijzondere
aandacht besteed aan de ligging van het project ten opzichte van de nabijgelegen waardevolle
gebieden en natuurwaarden van de omgeving. De Wadden liggen op ruime afstand van de
productielocatie. Het MER en de ontwerpbesluiten hebben gedurende 6 weken in Nederland
en Duitsland (digitaal) opengestaan voor zienswijzen en vragen. Eind juni zal de commissie
MER nog een onafhankelijk advies geven op het MER. Het advies van de commissie MER
en de ingekomen zienswijzen zal ik betrekken bij de definitieve besluitvorming. Dit
zal naar verwachting aan het eind van de zomer zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.