Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake het actieplan Duurzaam werken in het onderwijs (Kamerstuk 27923-417)
2021D20806 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media d.d. 9 april 2021 inzake het Actieplan
Duurzaam werken in het onderwijs (Kamerstuk 27 923, nr. 417).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, De Vrij
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
6
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
6
•
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
7
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
8
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Actieplan Duurzaam werken
in het onderwijs en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een notitie «Actieplan Duurzaam werken in
het onderwijs» is vastgesteld met sectororganisaties. Wat is precies de waarde van
dit actieplan? En wat is het gevolg van de waarde van dit actieplan nu blijkt dat
vakorganisaties het plan niet onderschrijven? Daarnaast lezen de leden dat de uitwerking
van het actieplan veel tijd heeft gekost en dat het nu tijd is om de implementatie
snel ter hand te nemen. Wat is precies de geschetste tijdlijn voor de implementatie?
Daarnaast lezen de leden dat in het overleg is afgesproken om de komende periode gezamenlijk
een inhaalslag te maken, wat houdt dit precies in? Ook lezen de leden dat er een «concreet
vervolgtraject» komt, wanneer kan de Kamer dit verwachten? Verder lezen de leden dat
het aan het nieuwe kabinet is om een besluit te nemen over de daarvoor door de verschillende
partijen gevraagde investeringen. Betekent dit dat dit actieplan dus feitelijk stilligt
tot aan een volgend kabinet? Hoe verhoudt zich deze situatie met de wens om de komende
periode gezamenlijk «een ínhaalslag» te maken, zo vragen de leden.
Actieplan Duurzaam werken in het Onderwijs
De leden van de VVD-fractie lezen in het actieplan dat kwalitatief goed onderwijs
voorop staat, verzorgd door adequaat opgeleide leraren. De leden delen dat dit van
groot belang is voor de maatschappij als geheel. Welke rol speelt het academisch opleiden
van leraren hierin? Welke doelen worden er gesteld door scholen in het primair onderwijs
over het aantal academische leraren per school? En kan de instroom vanuit de academische
pabo1 voldoen aan deze doelen? Zo niet, op welke manier stimuleert de Minister het volgen
van een academische pabo? Daarnaast zien de leden dat ook in de bovenbouw van het
vwo2 er een aantal docenten is dat momenteel niet academisch is opgeleid. Om hoeveel procent
van de docenten gaat het? En welke acties onderneemt de Minister om ervoor te zorgen
dat er voldoende academisch geschoolde docenten zijn die aan de slag kunnen in de
bovenbouw van het vwo, zo vragen de leden.
Daarnaast lezen de leden in het actieplan dat beroepen in het primair en voortgezet
onderwijs en het mbo3 voldoende uitdagend dienen te zijn. De leden delen dat en vragen dan ook op welke
manier excellente leraren worden uitgedaagd en welke ruimte er is om hen extra beloning
toe te kennen. Ook vragen zij of de Minister de inzet deelt dat excellent presterende
leraren ruimte moeten krijgen voor extra beloning. Zo nee, waarom niet? Zo ja, op
welke manier zet de Minister zich hiervoor in, zo vragen de leden.
Daarnaast lezen de leden dat de aantrekkelijkheid van het beroep vergroot dient te
worden door het ontwikkelen van een inspirerend beroepsbeeld. Dit delen de leden en
vragen dan ook welke rol bijscholing hierin speelt. Denkend aan bijvoorbeeld het lerarenportfolio
vragen de leden op welke manier ontwikkeling van een leraar inzichtelijk wordt gemaakt
en hoe een leraar momenteel bijhoudt welke bijscholing degene volgt. Daarnaast vragen
de leden op welke manier het actieplan het hybride docentschap stimuleert, waarbij
we de aantrekkelijkheid van het beroep leraar vergroten bij werknemers uit andere
sectoren. Op welke manier pakt het actieplan de aanbevelingen op van Van Vroonhoven4, aanjager aanpak lerarentekort? Met name de aanbeveling voor verbetering van de begeleiding
en het voor het onderwijs vasthouden van zij-instromers, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Kamerstuk ten
behoeve van het schriftelijk overleg «Actieplan Duurzaam werken in het onderwijs».
Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
Aanbevelingen actieplan Duurzaam werken in het onderwijs
De leden van de D66-fractie onderschrijven de constatering van de opstellers van het
actieplan, die stellen dat de kwaliteit van het onderwijs staat of valt met de kwaliteit
van het onderwijspersoneel. Leraar zijn, is een heel mooi beroep, maar helaas is de
afgelopen jaren de werkdruk te hoog, het salaris te laag en hebben we te maken met
een groot lerarentekort. Het beroep van leraar moet weer aantrekkelijk worden. Meer
tijd voor professionalisering, voorbereiding en ondersteuning van leerlingen. Zodat
leraren ook echt weer leraar kunnen zijn.
De leden lezen dat de opstellers van het plan een aantal aanbevelingen doen om het
beroep van de leraar weer perspectief te bieden. Waaronder het vergroten en ontwikkelen
van een inspirerend beroepsbeeld, door het inzichtelijk maken van loopbaan- en ontwikkelmogelijkheden.
Hoe beoordeelt de Minister deze specifieke aanbevelingen? Deze leden zijn van mening
dat bij het ontwikkelen van een goed loopbaanperspectief, ook investeringen nodig
zijn in de kwaliteit van schoolleiders, zodat zij een sterkere rol krijgen binnen
de school. Immers, een schoolleider is zowel onderwijskundig als financieel leider.
Tevens draagt de schoolleider bij aan de professionalisering van leraren. Zij hebben
daarbij baat bij beroepsgroepvorming. Is de Minister het met deze leden eens dat een
investering in schoolleiders essentieel is voor de kwaliteit van het onderwijs? En
dat deze investering ook kan bijdragen aan een aantrekkelijk beroepsbeeld en loopbaanperspectief?
Zo ja, welke stappen heeft hij gezet om de positie van schoolleiders te versterken?
Welke stappen gaat hij nog zetten, zo vragen de leden.
De leden lezen dat naast de aanbevelingen voor een aantrekkelijk beroepsbeeld, de
opstellers ook aanbevelingen doen met betrekking tot een raamplan voor lerarenopleidingen.
Hoe beoordeelt de Minister deze suggesties? De leden zijn van mening dat leraren zelf
het beste weten wat toekomstige leraren nodig hebben. Zij stellen daarom voor om de
lerarenopleiding in handen te leggen van de beroepsgroep, zodat zij de inhoud van
de opleiding bepalen en de link kunnen leggen tussen opleiding en praktijk. Kan de
Minister hierop reflecteren, zo vragen de leden.
Daarbij lezen deze leden dat de opstellers een landelijk dekkend netwerk van circa
zeven educatieve regio’s voorstellen, voor «een effectief arbeidsmarktbeleid en een
krachtige infrastructuur voor kennisontwikkeling en benutting». Hoe verhoudt deze
aanbeveling zich tot het advies van Van Vroonhoven, dat stelt dat we moeten komen
tot een duurzame (regionale) samenwerking tussen onderwijspartijen, zo vragen de leden.
Kabinetsreactie
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister stelt dat de vakorganisaties zich
voor het «overgrote deel» kunnen vinden in de inhoudelijke lijn voor lange termijn
van het plan. Zijn er zaken waar zij zich nog meer niet in konden vinden, naast het
ontbreken van specifieke aandacht voor de salariskloof tussen het primair en voortgezet
onderwijs? Welke verbeterpunten zagen zij? Waren er nog meer zaken die zij misten
in het plan? Zo ja, welke?
De Minister heeft het over een inhaalslag voor aankomende periode om de implementatie
van deze ideeën en die van Van Vroonhoven snel door te voeren. Hoe staat het met deze
inhaalslag? Welke zaken heeft de Minister tot heden opgepakt? Hoe staat het met de
uitvoering van de motie van het lid Kwint c.s.5 over de registratie van het actuele lerarentekort, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de ministers met
het bijbehorende actieplan «Duurzaam werken in het onderwijs». Deze leden zien dat
de breed gedragen aanbevelingen van de commissie van Van Vroonhoven terugkomen in
het actieplan, maar hebben nog wel enige vragen.
De leden vragen de ministers allereerst of zij een update kunnen geven van de laatste
stand van zaken ten aanzien van de implementatie van het actieplan gezien de vertraging
die is opgelopen. Is het realistisch dat (onderdelen van) het actieplan al komend
schooljaar worden geïmplementeerd, zo vragen de leden.
De leden vragen de ministers of zij kunnen aangeven op welke vlakken zij bij de realisering
van het actieplan, afgezien van de investeringen in salaris en dergelijke, een actieve
rol zien voor zichzelf, op welke wijze dient het ministerie de voornemens uit het
actieplan te faciliteren.
De leden vragen de ministers of zij denken dat verhoging van de kwaliteit van de lerarenopleidingen
en/of strengere selectie van aankomend studenten, zoals in bijvoorbeeld Finland gebeurt,
op termijn kan meehelpen aan het verhogen van de status en aantrekkelijkheid van het
beroep zonder dat het op korte termijn leidt tot vergroting van het lerarentekort
als te veel studenten worden afgewezen voor een lerarenopleiding. Zo ja, welke mogelijkheden
zien de ministers voor verhoging van de kwaliteit en/of strengere selectie voor lerarenopleidingen,
zo vragen de leden.
De leden lezen in het actieplan dat de opleidingen voor zij-instromers worden geflexibiliseerd
en meer geharmoniseerd. Deze leden kunnen zich zeer vinden in dit voornemen en vragen
de ministers welke stappen reeds gezet zijn op dit punt, omdat naar de mening van
deze leden de oplossing van het lerarentekort voor een belangrijk deel ook moet komen
uit het aantrekken van meer zij-instromers naar het onderwijs en dus met voorrang
moet worden opgepakt.
De leden vragen de ministers verder of er ook een termijnplanning is gemaakt wanneer
bepaalde onderdelen van het actieplan gerealiseerd moeten zijn en aan welke indicatoren
deze realisatie moet voldoen om vinger aan de pols te kunnen houden bij de voortgang
van de implementatie van het actieplan.
Tot slot vragen de leden hoe voorkomen wordt dat mooie voornemens zoals betere coaching
van beginnende docenten en scholing van zittende docenten niet worden uitgevoerd wegens
werkdruk et cetera. Dit zijn immers geen nieuwe voornemens, maar tot nu toe is het
een hardnekkig probleem om op te lossen. Komen hierover nieuwe afspraken in de cao6, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de notitie Actieplan duurzaam
werken in het onderwijs en de brief van Minister Slob. Zij hebben daar nog enkele
vragen en opmerkingen bij.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister in zijn brief zegt dat het aan een
nieuw kabinet is om een besluit te nemen over het al dan niet starten van een vervolgtraject
op basis van het actieplan volgend schooljaar. De leden vinden het zeer onwenselijk
dat de Minister dit overlaat aan een volgend kabinet, terwijl het oplossen van het
lerarentekort een zeer urgente kwestie is. De leden zijn van mening dat de Minister
al veel eerder stappen had kunnen en moeten zetten. Waarom wachten op een nieuw kabinet,
terwijl dat nog maanden kan duren? Begrijpt de Minister dat de vakorganisaties de
notitie niet onderschrijven vanwege onvoldoende aandacht voor de salariskwestie in
het primair onderwijs en de werkdruk? Wat vindt de Minister daarvan? Wat raadt de
Minister het nieuwe kabinet aan om te doen als het gaat om het dichten van de salariskloof
tussen leraren in het primair en voortgezet onderwijs en het verminderen van de werkdruk,
zo vragen de leden.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister tevens om alsnog inhoudelijk in te gaan
om het advies van Van Vroonhoven over de aanpak lerarentekort. Wat vindt de Minister
van dit advies en wat is zijn reactie op de specifieke aanbevelingen die Van Vroonhoven
doet? In hoeverre sluit het actieplan daadwerkelijk aan op haar aanbevelingen? De
aanbevelingen van Van Vroonhoven over de aanpak voor het lerarentekort zijn vorig
jaar juli gepubliceerd, waarna er een taskforce opgericht zou worden. Is dat intussen
al gebeurd? Zo ja, uit wie bestaat de taskforce? Zo nee, waarom niet? En wat is het
verschil tussen de aanbevolen taskforce door Van Vroonhoven en de regiegroep die de
sectororganisaties in hun actieplan voorstellen? Of is dit dezelfde club? Is het actieplan
überhaupt besproken met Van Vroonhoven? Zo ja, wat was haar reactie hierop? Is dit
actieplan wat zij bedoelde? Zo nee, waarom niet en bent u alsnog bereid dit gezamenlijk
met de sectororganisaties te gaan doen en de Kamer hierover te rapporteren, zo vragen
de leden.
Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie wat de status is van de uitvoering van
de motie van het lid Kwint c.s.7 die oproept tot het registreren van het lerarentekort en de manier waarop scholen
dit oplossen. Is de Minister al bezig met de uitvoering hiervan? Heeft de Minister
contact gezocht met de initiator van de website lerarentekortisnu.nl en zijn hulp
aanbood per mail8? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
actieplan. Zij waarderen dat de PO9-Raad, VO10-Raad, MBO-Raad, Vereniging Hogescholen en VSNU11 de koppen bijeen hebben gestoken voor een integrale aanpak om te zorgen voor een
duurzaam perspectief op het verder terugdringen van het lerarentekort en een aantrekkelijk
lerarenberoep. Het actieplan becijfert dat er voor de plannen onder meer een structurele
bekostiging nodig is, oplopend tot 95 miljoen euro in 2029 voor Samen Opleiden en
Professionaliseren, een investering van structureel 85 miljoen euro voor verbreding
van de regionale samenwerking en inbedding daarvan in educatieve regio’s en een jaarlijkse
investering van vijf miljoen euro gedurende drie jaar voor een transitiebudget voor
de uitwerking, organisatie en landelijke regie van het voorgestelde perspectief nodig
zijn. De Minister reageert dat het aan het nieuwe kabinet is om daarover een besluit
te nemen, en over de daarvoor door verschillende partijen gevraagde investeringen.
Ook het actieplan vermeldt dat het gaat om investeringen van een nieuw kabinet. Kan
deze Minister echter wel bevestigen dat deze bedragen inderdaad noodzakelijk zijn
bij de geformuleerde ambities? Graag ontvangen deze leden een financieel onderbouwd
oordeel.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister ook schrijft dat hij met zijn reactie
tevens de motie afdoet van de leden Van den Hul en Van Raan12. Deze motie verzocht de regering nog voor 12 februari een uitwerking van de aanbevelingen
van de aanjager aanpak lerarentekort naar de Kamer te zenden. Heeft de Minister ook
met de aanjager hierover gesproken? Is deze eveneens van oordeel dat haar aanbevelingen
met zijn briefje voldoende zijn uitgewerkt? Wat vond zij van de manier waarop de Minister
haar aanbevelingen had uitgewerkt, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben het actieplan gelezen. De voornoemde leden
vragen zich allereerst af wat de status is van het actieplan. De Minister schrijft
dat het nu tijd is om de implementatie snel ter hand te nemen en dat het plan vertaald
moet worden naar een concreet vervolgtraject waar komend schooljaar mee gestart kan
worden. Tegelijk schrijft de Minister ook dat het aan het nieuwe kabinet is om daarover
een besluit te nemen. Gaat er nu gestart worden met de implementatie of wordt er eerst
gewacht tot er een nieuw kabinet is? Aangezien dat laatste misschien nog wel even
kan duren; wat zal er in de tussentijd gebeuren? Wordt er wat er ook gebeurt op de
lijn van dit actieplan voortgeborduurd of kan het na de formatie ook weer helemaal
veranderen, zo vragen de leden.
De leden lezen ook dat de vakorganisaties de notitie niet hebben onderschreven omdat
de salariskwestie in het primair onderwijs en de werkdruk naar hun mening onvoldoende
aandacht krijgt. Wat vindt de Minister daarvan? Herkent hij de zorgen van de organisaties?
Is hij het met de voornoemde leden eens dat het van groot belang is dat ook de vakorganisaties
het plan ondersteunen, zeker ook als er nagedacht gaat worden over het beroepsbeeld
van de leraar? Behoort dat laatste niet primair bij de beroepsgroep zelf te liggen?
Hoe kijkt de Minister daarnaar? Wat gaat hij doen om de vakorganisaties aangesloten
te houden bij dit actieplan? Waarom zijn grote zaken als de salariskwestie in het
primair onderwijs en het aanpakken van de werkdruk onvoldoende meegenomen in het actieplan?
Is de Minister het met voornoemde leden eens dat beide punten van groot belang zijn
als het gaat om het aanpakken van het lerarentekort, zo vragen de leden.
De leden zijn ten slotte benieuwd of er al meer cijfers bekend zijn over het lerarentekort.
Hoe groot is het lerarentekort op de verschillende onderwijsniveaus in aantal personen
en fte’s? Als dit niet bekend is, zijn er inmiddels plannen om dit wel te registeren?
Op welke manier wordt de aangenomen motie van het lid Kwint c.s.13 uitgevoerd? De voornoemde leden zijn ook benieuwd hoe het zit met de uitvallers.
Hoeveel docenten haken af tijdens het eerste jaar en na het eerste jaar? Hoeveel daarvan
is onderdeel van de (verkorte) zij-instroomopleiding, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij met het voorliggende actieplan over
duurzaam werken in het onderwijs. Leraren hebben, samen met schoolleiders, een sleutelrol
in het opleiden van leerlingen en studenten. De leden zien dat we kampen met lerarentekorten.
Eén van die manieren om het lerarentekort tegen te gaan, is om het beroep aantrekkelijker
te maken. De leden zien graag dat de loopbaanperspectieven voor leraren vergroot worden
en dat er goede begeleiding is van startende leraren.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister ook hoe en of dit actieplan
ook zoekt naar meer diversiteit in het leraarschap. De leden hebben hier eerder al
over geschreven in het actieplan Kerels voor de Klas14, maar vraagt welke maatregelen de Minister kan, gaat en wil treffen om het lerarenkorps
meer divers te maken: mannen, vrouwen, verschillen in culturele achtergronden en voor
mensen met diverse pedagogische en ideologische opvattingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien in het actieplan duurzaam werken perspectief
en handvatten om het beroep aantrekkelijk te maken, ook voor zij-instromers. In het
actieplan wordt geschreven dat de structuur van Samen Opleiden en Professionaliseren
de norm wordt, waardoor een landelijk dekkend netwerk ontstaat van samenwerkingsverbanden.
De leden hebben al vaker genoemd dat zij-instromers en hybride docentschap in het
mbo vaak goed georganiseerd zijn. In hoeverre wordt gebruik gemaakt van de expertise
die er al is over zij-instromers en hybride docentschap, zo vragen de leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn blij te lezen dat ook het actieplan stilstaat
bij goede begeleiding van startende docenten. In het actieplan wordt hier wel aandacht
aan besteed, maar de leden lezen nog geen concrete maatregelen. Kan de Minister al
meer concrete maatregelen noemen, zo vragen de leden.
Tevens lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat het actieplan stilstaat bij
de cao’s in het onderwijs. De leden vragen wat de Minister vindt van het samenvoegen
van de diverse cao’s in het onderwijs tot één cao als ook een manier om de loonkloof
tussen het po en vo te overbruggen.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister schrijft dat het aan een
nieuw kabinet is om besluiten te nemen over het concrete vervolgtraject. De leden
begrijpen dit, maar vragen zich wel af welke stappen er gezet moeten en kunnen worden
op het moment dat de formatie langer duurt dan wenselijk is voor de continuïteit van
de vervolgtrajecten.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
A.M. de Vrij, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.