Schriftelijke vragen : De nieuwe Oekaze Kok en de soepeler omgang met het contact tussen ambtenaren en Kamerleden
Vragen van de leden Leijten en Van Nispen (beiden SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister-President over de nieuwe Oekaze Kok en de soepeler omgang met het contact tussen ambtenaren en Kamerleden (ingezonden 30 april 2021).
Vraag 1
Als uw expliciete bedoeling is om soepeler om te gaan met contacten tussen ambtenaren
en Kamerleden, zoals u benadrukte in het debat1 en zoals in de begeleidende Kamerbrief vermeld staat2, hoe kan het dan dat hierover onduidelijkheid bestaat in de praktijk? Wat zegt het
u dat wij hierover, sinds de inwerkingtreding van deze herziene Aanwijzing, al diverse
malen bezorgde berichten hebben ontvangen van ambtenaren die niet of nauwelijks meer
contact op durven te nemen omdat de regels naar hun idee juist strenger zijn geworden?
Bent u bekend met deze onduidelijkheid? Wat is uw verklaring hiervoor?
Vraag 2
Hoe staat het inmiddels met het «traject waarbij actief wordt ingezet op bewustwording
en kennisdeling onder bewindslieden, ambtenaren en Kamerleden over de toepassing van
de Aanwijzingen in de praktijk»?3
Vraag 3
Als uw bedoeling juist een meer ontspannen contact tussen ambtenaren en Kamerleden
is, waarom staat dan nog steeds in de Aanwijzing dat de Minister de ambtenaren aanwijst
met wie door een van beide kamers der Staten-Generaal contact wordt gelegd (Aanwijzing
3)? Wat is op dit punt het verschil met aanwijzing 3 van de inmiddels vervallen Oekaze
Kok?
Vraag 4
Waarom staat expliciet opgenomen dat ambtenaren zich tijdens het contact met de Staten-Generaal
moeten beperken tot het verstrekken van feitelijke informatie en dat ambtenaren zich
moeten onthouden van het uitdragen van persoonlijke beleidsopvattingen (Aanwijzing
4)? Wat is op dit punt precies het inhoudelijke verschil met aanwijzing 5 van de inmiddels
vervallen Oekaze Kok? Waarom mag iemand die bijvoorbeeld werkt in een gevangenis of
bij de Belastingdienst eigenlijk niet tegen een Kamerlid vertellen wat hij of zij
ergens van vindt, wat zou daar mis mee zijn?
Vraag 5
Waarom mogen ambtenaren van u niet zelf beslissen uit eigen beweging contact op te
nemen met volksvertegenwoordigers maar mogen zij slechts op aanwijzing van de betrokken
Minister contact opnemen met een Kamerlid (Aanwijzing 6)? Wat is op dit punt precies
het inhoudelijke verschil met aanwijzing 7 van de inmiddels vervallen Oekaze Kok?
Vraag 6
Als op al deze belangrijke beperkende voorschriften ogenschijnlijk geen inhoudelijk
verschil kan worden geconstateerd tussen de Oekaze Kok en de nieuwe Aanwijzing, waarin
zit dan de versoepeling? Is dit niet gewoon het vervangen van de Oekaze Kok door een
«Oekaze Ollongren» of een «Oekaze Rutte», die inhoudelijk weinig verschil maakt? Zo
niet, hoe zit dit volgens u dan wel?
Vraag 7
Waarom wordt in de toelichting op aanwijzing 2 expliciet vermeld dat deze regels ook
gelden voor bijvoorbeeld militairen, regeringscommissarissen, medewerkers van de planbureaus
medewerkers van de Belastingdienst en leden van het Openbaar Ministerie? Is dat eigenlijk
wel wenselijk dat al deze ambtenaren aan zulke strenge regels gebonden zijn als zij
contact willen met Kamerleden?
Vraag 8
Hoe verhouden deze regels zich tot de vrijheid van meningsuiting van ambtenaren?
Vraag 9
Hoe verhouden deze regels zich tot het belang van de controlerende taken van de volksvertegenwoordiging?
Vraag 10
Deelt u de mening dat het voor het controlerende werk van een Kamerlid van belang
is om rechtstreeks, zonder tussenkomst van de Minister, contact te kunnen hebben met
mensen die werkzaam zijn op de werkvloer, en dat het daarbij ook passend is dat ambtenaren
die iets willen melden zich vrij zouden moeten voelen dat te doen bij gekozen leden
van de volksvertegenwoordiging? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u garanderen dat
dit mogelijk is, blijft of wordt, zonder negatieve gevolgen voor de rijksambtenaar
in kwestie?
Vraag 11
Maakt het daarbij nog uit of er sprake is van lidmaatschap van een (al dan niet Centrale)
Ondernemingsraad?
Vraag 12
Bent u bereid er voor te zorgen dat er gewoon contact mogelijk wordt tussen ambtenaren
die veel kennis hebben over de uitvoering van beleid en eventuele knelpunten en Kamerleden
die het beleid en vooral de uitwerking in de praktijk juist moeten controleren? Deelt
u de mening dat al deze beperkende regels niet wenselijk zijn en dat er echte versoepeling
plaats moet vinden en ontspannen contact, binnen de grenzen van geheimhouding en de
ministeriële verantwoordelijkheid, mogelijk moet zijn? Zo niet, waarom niet? Zo ja,
hoe gaat u daarvoor zorgen?
Indieners
-
Gericht aan
M. Rutte, minister-president -
Gericht aan
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Indiener
R.M. Leijten, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
Michiel van Nispen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.