Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over het bericht dat het BPRC apen infecteert met het vogelgriepvirus
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht dat het BPRC apen infecteert met het vogelgriepvirus (ingezonden 2 april 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit), mede namens
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ontvangen 26 april 2021). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 2278.
Vraag 1
Wist u dat het Biomedical Primate Research Centre (BPRC) in Rijswijk twaalf apen heeft
geïnfecteerd met het vogelgriepvirus H5N1?1,
2
Antwoord 1
Ja. Voorafgaand aan deze studie is een niet-technische samenvatting van de vergunning
gepubliceerd3 en na afronding zijn alle resultaten van de studie open access gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift4 en op de BPRC-website.
Vraag 2
Wist u dat de apen die met het virus werden geïnfecteerd in ademnood raakten, lusteloos
werden, hun trek in voedsel verloren en leden aan desoriëntatie, sufheid en misselijkheid?5
Antwoord 2
Zie mijn antwoord bij vraag 1.
Vraag 3
Wist u dat drie apen vanwege het ernstige ziekteverloop afgemaakt moesten worden en
een vierde de volgende ochtend dood in de kooi werd gevonden?
Antwoord 3
Zie mijn antwoord bij vraag 1.
Vraag 4
Wat vindt u van dit onderzoeksproject waarbij expliciet wordt voorgesorteerd op een
vogelgriepuitbraak van H5N1 in Nederland vanwege de risico’s van de grote Nederlandse
pluimveesector, een beruchte brandhaard voor het vogelgriepvirus?6
Antwoord 4
H5N1 is een vogelgriepvirus dat in grote delen van de wereld voorkomt bij pluimvee
en wilde vogels. Er zijn varianten van H5N1 die zoönotisch potentieel hebben. Dit
betekent dat deze varianten in meer of mindere mate ziekte en sterfte kunnen geven
bij mensen. Gezien de volksgezondheidsrisico’s wordt wereldwijd belangrijk wetenschappelijk
onderzoek gedaan naar vogelgriepvirussen, waaronder naar deze variant.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat de volgende dreigende gezondheidscrisis op deze manier wordt
afgeschoven op proefdieren, zonder dat er zelfs maar gepoogd wordt om de oorzaken
van de volgende dreigende zoönose te bestrijden door het astronomisch hoge aantal
kippen in de pluimveehouderij terug te brengen?
Antwoord 5
Wat betreft wetenschappelijk onderzoek verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4. Wat
betreft het huidige zoönosenbeleid en de aanvullingen hierop is uw Kamer op 12 februari
2021 geïnformeerd (Kamerstuk 25 295, nr. 990). Het demissionaire kabinet wil vooruitblikken en breder bezien wat nodig is om infectieziektenuitbraken,
zoals COVID-19, in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen. Wat er nodig is om de
risico’s op toekomstige zoönotische uitbraken te verkleinen is één van de vragen aan
de expertgroep zoönosen onder voorzitterschap van de heer drs. H. Bekedam. Voor de
zomer zal er een rapport worden opgeleverd. Ook de informatie die voortvloeit uit
de evaluatie van de SARS-CoV-2 uitbraak bij nertsen wordt betrokken bij het bepalen
van de toekomstige beleidsinzet. Zodra de resultaten er zijn wordt uw Kamer hierover
geïnformeerd.
Vraag 6
Erkent u dat dergelijk onderzoek en de bijbehorende lijdensweg van de proefapen symptoombestrijding
is?
Antwoord 6
Zie mijn antwoord bij vraag 4.
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat de regering het economische belang van de pluimveesector blijft
najagen, terwijl dit een rechtstreeks gevaar voor de volksgezondheid oplevert én terwijl
uw beleid erop gericht moet zijn om het aantal proeven met apen te verminderen en
de fokkolonie te verkleinen? Wat bent u van plan hieraan te gaan doen?
Antwoord 7
Nederland volgt bij de handel met derde landen de standaarden van de Wereldorganisatie
voor Diergezondheid (OIE) en relevante dierziekten en zoönosen worden in Nederland
bestreden in overeenstemming met de regelgeving van de Europese Unie. Hoe het kabinet
voornemens is de risico’s verder te verkleinen heb ik uiteengezet bij vraag 5. Wat
betreft het beleid rondom het BPRC verwijs ik uw Kamer naar mijn antwoord op vraag
8.
Vraag 8
Welke impact heeft het vogelgrieponderzoek van het BPRC op uw ambitie om voor 2025
het aantal proeven met apen met 40 procent te verminderen? Kunt u aangeven hoe de
voorgenomen afbouw van de fokkolonie van het BPRC verloopt?
Antwoord 8
Het BPRC geeft aan dat dit onderzoeksproject naar het vogelgriepvirus geen impact
heeft op de afspraken om uiterlijk in 2025 het aantal proeven met apen met 40% te
verminderen, de fokkolonie te verkleinen en meer in te zetten op proefdiervrije innovaties.
Deze afspraken blijven onverminderd staan. In het AO Dierproeven op 12 november jl.
informeerde de demissionair Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uw Kamer
over de voortgang en dat die verloopt conform de afspraken.
Vraag 9
Deelt u de mening dat het gebruik van apen voor experimenten ethisch niet te verantwoorden
is en bent u bereid ervoor te zorgen dat er zo snel mogelijk wordt geïnvesteerd in
en overgestapt op proefdiervrije onderzoeksmethoden die deze apenexperimenten kunnen
vervangen?
Antwoord 9
Alle dierproeven Nederland worden onafhankelijk en zorgvuldig beoordeeld door de Centrale
Commissie Dierproeven (CCD), die vervolgens bepaalt of de dierproef vanuit wetenschappelijk
en ethisch oogpunt mag plaatsvinden. Dit is bij dit onderzoek het geval. Daarnaast
zet ik me gezamenlijk met de partners van het Programma Transitie Proefdiervrij Innovatie
(TPI) ervoor in om de ontwikkeling en toepassing van proefdiervrije methoden te stimuleren
en daarmee steeds meer dierproeven overbodig te maken.
Vraag 10
Kunt deze vragen één voor één en binnen de officiële termijn beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede namens
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.