Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van het lid Vestering over de schijnoplossing van mestfabrieken voor het mestprobleem
Vragen van het lid Vestering (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de schijnoplossing van mestfabrieken voor het mestprobleem (ingezonden 1 april 2021).
Mededeling van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen
23 april 2021).
Vraag 1
Kent u het bericht «Flink meer mestfabrieken nodig, maar niemand wil ’m in z’n buurt»?1
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de veehouderij in Nederland zo intensief is dat we dertig tot
veertig procent van de geproduceerde mest niet op het land kwijt kunnen, waardoor
we met een gigantisch overschot kampen?2
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat mestfabrieken een noodgreep zijn in een poging om dit mestoverschot
weg te werken zonder het aantal gehouden dieren hiervoor te verminderen? Zo nee, waarom
niet?
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat indien het toekomstige mestbeleid zo wordt vormgegeven als u
schrijft in uw Kamerbrief «contouren toekomstig mestbeleid», er een flinke uitbreiding
van het aantal mestfabrieken nodig zal zijn?3
Vraag 5
Hoeveel meer mestverwerkingscapaciteit zal er in totaal nodig zijn om alle mest uit
de intensieve veehouderij af te voeren, wanneer het aantal dieren dat in de veehouderij
wordt gefokt en geslacht niet wordt verminderd?
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat het in Noord-Brabant om een toename van ongeveer dertig procent
zal gaan?
Vraag 7
Deelt u het inzicht dat vrijwel elke nieuw geplande mestfabriek stuit op lokaal verzet
van omwonenden vanwege stankoverlast, ontploffingsgevaar en gezondheidsklachten en
dat mestfabrieken omgeven zijn met fraude en criminaliteit?4
Vraag 8
Zo nee, kunt u dan een voorbeeld geven van een gemeente die zich vrijwillig bij u
heeft gemeld omdat het bereid is om nieuwe mestfabrieken binnen de gemeentegrenzen
te laten bouwen?
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat in Horst aan de Maas (Limburg) een mestverwerker staat waarvan
de wethouder aangeeft dat het al jarenlang vier keer zoveel mest verwerkt als toegestaan
in de vergunning?
Vraag 10
Hoe beoordeelt u het dat de verantwoordelijke gedeputeerde Burlet niet alleen weigert
hierop te handhaven, maar het in overtreding zijnde bedrijf in de media zelfs verdedigt
door te zeggen dat het «een goed initiatief» is?
Vraag 11
Welke actie kunt u ondernemen ter ondersteuning van de verantwoordelijke wethouder,
om deze gedeputeerde ertoe te bewegen te handhaven op deze illegale situatie en welke
actie heeft u ondernomen?
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat het energetisch rendement van (mono)mestvergisting 10% is en
dus nauwelijks «groen gas» oplevert?5
Vraag 13
Kunt u bevestigen dat de energie die opgewekt wordt bij mono- of co-vergisting dikwijls
gebruikt wordt voor de verdere verwerking van de overgebleven meststoffen (het digestaat)
om het geschikt te maken voor de export, zoals Minister van 't Wout mede namens u
heeft geantwoord op eerdere Kamervragen en waarom vindt u dit een nuttige toepassing
van de opgewekte energie?6
Vraag 14
Deelt u het inzicht van oud-landbouwminister Veerman dat «het verkoopargument «groene
energie» natuurlijk heel wat positiever [is], marketingtechnisch, om aan de man [...]
en aan de politiek te brengen dan dat je zegt «we moeten van de mest af en we hebben
wat gevonden»»?7
Vraag 15
Kunt u bevestigen dat de werkelijke bestaansreden van mestfabrieken niet het opwekken
van energie is, maar het makkelijker en goedkoper maken van de mestexport, omdat het
verwerkte digestaat lichter is om te vervoeren dan verse dierlijke mest?
Vraag 16
Zo nee, waarom denkt u dat oud-landbouwminister Veerman dit verklaart? Zo ja, erkent
u dan dat de opgewekte energie geen toegevoegde waarde heeft voor de samenleving (een
«nuttige toepassing») en daarom niet subsidiabel zou moeten zijn onder de SDE++-subsidie
en gaat u dit aanpassen?
Vraag 17
Beaamt u dat het aantal dieren dat in Nederland wordt gefokt, gebruikt en gedood op
korte termijn drastisch zal moeten verminderen in het licht van de urgente stikstof-
en klimaatcrises? Zo nee, waarom niet?
Vraag 18
Deelt u de mening dat het weggegooid geld is om nu in nieuwe mestfabrieken te investeren
wanneer op de korte of middellange termijn de mestproductie drastisch af zal nemen?
Vraag 19
Deelt u het inzicht dat wanneer u het aantal dieren drastisch laat krimpen, er minder
mest geproduceerd zal worden, waardoor alle mest weer op het land gebruikt kan worden,
waarmee de mestkringloop gesloten wordt en mestfabrieken en export van mest overbodig
zijn?
Vraag 20
Komt deze duurzame oplossingsrichting overeen met uw visie voor kringlooplandbouw?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wijzen de door u geschetste contouren voor het
toekomstige mestbeleid in een geheel andere richting?
Vraag 21
Bent u bereid de door u geschetste contouren voor het toekomstige mestbeleid te herzien,
zodat deze in lijn gebracht worden met de kringlooplandbouwvisie en u of uw opvolger
voorbereid is om de mestproblematiek op de enige echt duurzame wijze aan te pakken,
namelijk door vermindering van de productie? Zo nee, waarom niet?
Vraag 22
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden, binnen de gestelde termijn?
Mededeling
De vragen van het Vestering (PvdD), «De schijnoplossing van mestfabrieken voor het
mestprobleem» kunnen niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord, omdat
een zorgvuldige beantwoording meer tijd vergt. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig
mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.