Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 807 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met het stellen van tijdelijke regels over de inzet van testbewijzen bij de bestrijding van het virus SARS-CoV-2 (Tijdelijke wet testbewijzen covid-19)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de verspreiding van
het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren en dat de tijdelijke inzet van
een bewijs van een testuitslag omtrent infectie met dat virus kan bijdragen aan het
verantwoord openen of geopend houden van onderdelen van de samenleving;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 58a, eerste lid, wordt in alfabetische volgorde ingevoegd:
testbewijs:
bewijs van een testuitslag;
testuitslag:
testuitslag waaruit blijkt of de geteste persoon op het moment van afname van de test
was geïnfecteerd met het virus SARS-CoV-2;.
B
Aan artikel 58e, eerste lid, onderdeel b, wordt toegevoegd «of, indien het een krachtens
paragraaf 2 van dit hoofdstuk of artikel 58q vast te stellen ministeriële regeling
betreft, op basis van een testuitslag».
C
Na artikel 58r wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 3a. Testbewijzen
Artikel 58ra. Reikwijdte
1. In een krachtens paragraaf 2 van dit hoofdstuk vast te stellen ministeriële regeling
kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het beschikken over een testuitslag
voor deelname aan of toegang tot daarbij te bepalen activiteiten of voorzieningen
op uitsluitend de volgende terreinen:
a. cultuur;
b. evenementen;
c. georganiseerde jeugdactiviteiten;
d. horeca; of
e. sport.
2. Slechts voor zover dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is bepaald,
kunnen voorts in een krachtens paragraaf 2 van dit hoofdstuk of artikel 58q vast te
stellen ministeriële regeling regels als bedoeld in het eerste lid worden gesteld
op het terrein van beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.1.1, onder h, van de
Wet educatie en beroepsonderwijs of artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs
BES, of hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onder b, van de Wet op het hoger
onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
3. Bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid
worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de onderwijsinstelling:
a. zorg draagt voor een toegankelijke voorziening waar de student zich kan laten testen
op infectie met het virus SARS-CoV-2;
b. de toegankelijkheid van het onderwijs waarborgt voor de student die niet over een
testuitslag beschikken.
4. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het tweede lid
wordt gedaan door Onze Ministers in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap. De voordracht wordt niet eerder gedaan dan een week nadat het
ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
5. In een krachtens paragraaf 2 van dit hoofdstuk of artikel 58q vast te stellen ministeriële
regeling kunnen experimenten worden aangewezen die tot doel hebben het vergaren van
en aan Onze Minister rapporteren over praktijkkennis over de uitvoerbaarheid en effecten
van regels als bedoeld in het eerste of tweede lid.
6. Ten aanzien van personen die beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden verrichten worden
geen regels als bedoeld in het eerste lid gesteld.
Artikel 58rb. Voorwaarden
Onverminderd artikel 58b, tweede lid, kunnen slechts regels als bedoeld in artikel 58ra,
eerste of tweede lid, worden gesteld, indien deze, rekening houdend met de aard van
de activiteiten of voorzieningen:
a. in het maatschappelijk belang zijn aangewezen;
b. uitvoerbaar en doelmatig zijn, mede gelet op de aanvang en duur van de periode waarin
de regels van toepassing zijn en de mogelijkheden om een testuitslag te verkrijgen;
c. gepaard gaan met voorzorgsmaatregelen om eventuele maatschappelijk ongewenste effecten
ervan, waaronder afbreuk aan andere maatregelen tegen verspreiding van het virus SARS-CoV-2,
vermijdbare achterstanden of ongelijke toegang tot activiteiten, voorzieningen of
onderwijs te voorkomen, weg te nemen of te verminderen.
Artikel 58rc. Testuitslag
1. In een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 58ra, eerste of tweede lid, worden
eisen gesteld met betrekking tot de test, die in elk geval betrekking hebben op:
a. de vaststelling van de identiteit van de geteste persoon;
b. het type test dat is uitgevoerd;
c. de testuitslag;
d. de termijn sinds het uitvoeren van de test.
2. Tot de regels, bedoeld in artikel 58ra, eerste of tweede lid, kunnen behoren:
a. een verplichting voor personen om de testuitslag en een geldig identiteitsdocument
als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of artikel 2 van de
Wet identificatieplicht BES op verzoek te tonen aan degene die bevoegd is, bedoeld
in de artikelen 58k en 58l, of de onderwijsinstelling, bedoeld in artikel 58q en aan
een toezichthouder;
b. een verplichting voor degene die bevoegd is, bedoeld in de artikelen 58k en 58l, of
de onderwijsinstelling, bedoeld in artikel 58q, de persoon die geen testuitslag of
geldig identiteitsdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
of artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES kan tonen, de toegang tot of het gebruik
van een publieke onderscheidenlijk besloten plaats te ontzeggen.
Artikel 58rd. Testbewijs
1. Voor het tonen van de testuitslag wordt gebruikt:
a. hetzij een elektronisch testbewijs:
1°. met een door Onze Minister beschikbaar gestelde applicatie; of
2°. indien dat bij ministeriële regeling is bepaald, op een daarbij aangewezen drager;
b. hetzij een schriftelijk testbewijs.
2. Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld aan de aangewezen drager en het schriftelijk
testbewijs, die in elk geval waarborgen dat uitsluitend betrouwbare testuitslagen
getoond worden en waarbij zo min mogelijk persoonsgegevens worden verlangd ten behoeve
van het verifiëren van de identiteit van de toonder van het testbewijs.
3. Voor het lezen van het elektronisch of schriftelijk testbewijs wordt een door Onze
Minister beschikbaar gestelde applicatie gebruikt.
4. Onze Minister draagt zorg voor de inrichting en het beheer van de applicaties en
treft waarborgen om ervoor te zorgen dat met de applicaties uitsluitend betrouwbare
testuitslagen getoond worden.
5. Onze Minister is verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4 van de Algemene
verordening gegevensbescherming en artikel 1, tweede lid, onder d, van de Wet bescherming
persoonsgegevens BES voor de verwerking van persoonsgegevens bij het gebruik van de
aangewezen drager en de applicaties.
6. De uitvoerder van de test, de geteste persoon en de bevoegde of onderwijsinstelling,
bedoeld in artikel 58rc, tweede lid, onder b, verwerken voor het gebruik van de applicatie,
de aangewezen drager of het schriftelijk testbewijs bij ministeriële regeling te bepalen
persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens over de gezondheid als bedoeld in artikel 9
van de Algemene verordening gegevensbescherming of artikel 16 van de Wet bescherming
persoonsgegevens BES, die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de eisen en waarborgen,
bedoeld in het tweede en vierde lid, en artikel 58rc, eerste lid.
7. De applicatie voor het lezen van het elektronisch of schriftelijk testbewijs maakt
de persoonsgegevens uitsluitend gedurende een bij ministeriële regeling te bepalen
aantal seconden zichtbaar en vernietigt de persoonsgegevens onmiddellijk daarna.
8. Bij ministeriële regeling kunnen voorwaarden worden gesteld aan:
a. de aansluiting van de uitvoerder van de test op de applicatie voor het tonen van het
testbewijs;
b. het gebruik van de applicatie voor het lezen van het testbewijs door de bevoegde of
onderwijsinstelling, bedoeld in artikel 58rc, tweede lid, onder b;
c. het gebruik van de aangewezen drager door de uitvoerder van de test of de bevoegde
of onderwijsinstelling, bedoeld in artikel 58rc, tweede lid, onder b; of
d. het gebruik van de applicatie voor het tonen van het testbewijs of de aangewezen drager
door een persoon waarop een verplichting als bedoeld in artikel 58rc, tweede lid,
onder a, rust;
e. de beveiliging tegen verlies en onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens.
9. Onze Minister maakt door middel van de applicatie voor het tonen van het testbewijs
ten minste de volgende informatie toegankelijk:
a. de wijze waarop bij de uitvoerder van de test een beroep kan worden gedaan op de rechten,
bedoeld in de artikelen 12 tot en met 23 en 33 van de Algemene verordening gegevensbescherming
en de artikelen 25 tot en met 34 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES;
b. de wijze waarop een klacht kan worden ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens
of een verzoek tot het instellen van een onderzoek als bedoeld in artikel 50 van de
Wet bescherming persoonsgegevens BES kan worden gedaan bij de Commissie toezicht bescherming
persoonsgegevens BES;
c. de wijze van verwerking van gegevens in het kader van de applicatie in beknopte en
toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal.
Artikel 58re. Ontheffing en vrijstelling
1. Onze Minister kan ontheffing verlenen van het gebruik van de applicatie, bedoeld
in artikel 58rd, derde lid, indien het lezen van een testbewijs plaatsvindt als onderdeel
van een meeromvattend geautomatiseerd systeem voor het controleren van grote aantallen
personen voor deelname aan activiteiten of toegang tot voorzieningen.
2. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, in ieder
geval met betrekking tot de inrichting, het beheer en het gebruik van het systeem
en de beveiliging tegen verlies en onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens.
3. Indien ontheffing wordt verleend, kan Onze Minister tevens bij ministeriële regeling
vrijstelling verlenen van het bepaalde bij of krachtens artikel 58rd, eerste lid,
indien noodzakelijk om een testbewijs te kunnen lezen met het systeem.
4. Aan de vrijstelling kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden, in ieder
geval met betrekking tot de eisen aan het testbewijs en de aansluiting van de uitvoerder
van de test op het systeem en de beveiliging tegen verlies en onrechtmatige verwerking
van persoonsgegevens.
5. Artikel 58rd, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op de verwerking
van persoonsgegevens voor de toepassing van het systeem.
Artikel 58rf. Gelijkstelling
1. Met betrekking tot het beschikken over een testuitslag voor deelname aan activiteiten
of toegang tot voorzieningen kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur onder
daarbij te stellen voorwaarden met een testuitslag worden gelijkgesteld een daarbij
aan te wijzen document, waaronder een bewijs van vaccinatie tegen covid-19 of een
medische verklaring, indien op basis daarvan met betrekking tot het virus SARS-CoV-2
kan worden vastgesteld dat een vergelijkbare kans op overdracht van het virus SARS-CoV-2
bestaat.
2. De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid
wordt gedaan door Onze Ministers. De voordracht wordt niet eerder gedaan dan een week
nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
3. De artikelen 58rd, zesde en achtste lid, onder a en c, en 58re, tweede lid, zijn
van overeenkomstige toepassing op de verstrekker van het document, bedoeld in het
eerste lid.
Artikel 58rg. Geneeskundige behandelingsovereenkomst
Artikel 446, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 446, vijfde
lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek BES zijn niet van toepassing op het laten
uitvoeren van een test met het oogmerk te voldoen aan de verplichting, bedoeld in
artikel 58rc, tweede lid, onder a.
D
Artikel 68bis wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «of 58q, eerste lid, eerste zin» vervangen
door «, 58q, eerste lid, eerste zin, artikel 58rd, derde of achtste lid, onder a,
b of c, of artikel 58re, tweede lid».
2. Aan het tweede lid wordt toegevoegd «, artikel 58rd, eerste of achtste lid, onder d,
of artikel 58re, vierde lid».
3. In het vierde lid wordt «of artikel 58g, eerste lid,» vervangen door «, artikel 58g,
eerste lid, artikel 58rd, eerste of achtste lid, onder d, of artikel 58re, vierde
lid».
ARTIKEL II
In afwijking van artikel 454, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en
artikel 454, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek BES:
a. bewaart een hulpverlener een dossier dat uitsluitend betrekking heeft op een testuitslag
waaruit blijkt of een persoon op het moment van afname van de test was geïnfecteerd
met het virus SARS-CoV-2 gedurende een bij ministeriële regeling van Onze Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te bepalen termijn van ten hoogste een jaar,
gerekend vanaf het moment dat de test is afgenomen;
b. vernietigt een hulpverlener een dossier dat uitsluitend betrekking heeft op een testuitslag
als bedoeld in onderdeel a, indien de termijn, bedoeld in onderdeel a, is verstreken
op het moment van inwerkingtreding van dit artikel.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld,
en vervalt een jaar na het tijdstip waarop hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid
vervalt.
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet testbewijzen covid-19.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.