Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Westerveld over de berichten waaruit blijkt dat sprake is van tekortkomingen bij het Instituut Sportrechtspraak (ISR)
Vragen van het lid Westerveld (GroenLinks) aan de Minister voor Medische Zorg over de berichten waaruit blijkt dat sprake is van tekortkomingen bij het Instituut Sportrechtspraak (ISR) (ingezonden 25 maart 2021).
Antwoord van Minister Van Ark (Medische Zorg) (ontvangen 16 april 2021).
Vraag 1
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot de beoogde professionalisering
van het Instituut Sportrechtspraak (ISR)?1, 2
Antwoord 1
Het Instituut Sportrechtspraak (ISR) heeft onlangs een kwartiermaker aangesteld die
de organisatie verder gaat helpen vormgeven zodat zij nog beter in staat is om de
groei in omvang en complexiteit van meldingen aan te kunnen. Daarnaast zijn stappen
gezet in het aanscherpen van onderzoeksprotocollen en zijn procedures en reglementen
doorgelicht. Ik heb aan het ISR gevraagd om op korte termijn aandacht te besteden
aan het verbeteren van de communicatie over en tijdens het tuchtproces. Ik zie dat
het ISR in het maximaal haalbare tempo de beoogde professionalisering doorvoert.
Vraag 2
Wat is de doorlooptijd van de zaken over turnmisbruik? Is de verwachting nog steeds
dat deze binnen de gemiddelde termijn van 2–3 maanden vallen? Zijn de zaken die zijn
stilgelegd inmiddels weer opgepakt? Welke waarborgen zijn er, bij het externe onderzoek
naar de gespreksverslagen, dat de turnsters hier goed worden gehoord?
Antwoord 2
De doorlooptijd van deze onderzoeken is moeilijk voorspelbaar. Goed kwalitatief onderzoek
kost tijd en ik vind dat zorgvuldigheid in zaken zoals deze preferent is boven snelheid.
Daarnaast zijn de onderzoeken in het turnen, zoals ik eerder heb aangegeven, nog gaande
en over de exacte doorlooptijd van de gehele procedure (inclusief tuchtrechtelijke
behandeling en eventuele beroepszaken) is helaas nog niets te zeggen3.
Het externe onderzoek naar gespreksverslagen is inmiddels afgerond en de bevindingen
worden meegenomen in het professionaliseringstraject. In dit onderzoek was er overigens
geen sprake van het (wederom) horen van turnsters.
Vraag 3
Hoe kan het dat u, in de wetenschap dat van misbruik beschuldigde oud-trainers contact
opnemen met oud-turnsters, aangeeft «geen signalen te ontvangen en ook geen reden
om aan te nemen heeft dat de veiligheid en vertrouwelijkheid van melders in het geding
is.»? Bent u het eens met de stelling dat er per definitie sprake is van onveiligheid
als vermeende daders contact opnemen met slachtoffers? Zo ja, wat gaat u doen om hun
veiligheid te waarborgen?4
Antwoord 3
Na de beantwoording van uw vorige Kamervragen5, heb ik inderdaad vernomen dat een beschuldigde contact op heeft genomen met een
meld(st)er. In het ISR tuchtreglement is opgenomen dat een beschuldigde geen meld(st)ers
of getuigen mag beïnvloeden. Het is aan de tuchtcommissie om deze gedraging te beoordelen.
In de tussentijd heeft de sportbond de mogelijkheid om door een bestuurlijke (orde)maatregel,
de beschuldigde te gelasten dat deze geen contact opneemt met de meld(st)ers. Indien
gedurende de looptijd van een tuchtzaak blijkt dat er een bedreiging is voor de fysieke
veiligheid van betrokkenen dan zal het ISR adviseren om contact op te nemen met de
politie.
Vraag 4
Vindt u ook dat het voor slachtoffers van misbruik een drempel kan zijn dat tuchtzaken
altijd via de betreffende sportbond lopen, zoals blijkt uit uw antwoorden van 25 februari
jl. op eerdere schriftelijke vragen van onder andere mijzelf hierover? Bent u bereid
te onderzoeken of de meldingsbereidheid hierdoor in het geding is?6
Antwoord 4
Indien de sportbond is aangesloten bij het ISR kan een melding rechtstreeks bij het
ISR worden gedaan zonder tussenkomst van de sportbond. Hier is bewust voor gekozen,
juist om de meldingsbereidheid te vergroten en te voorkomen dat melders geen melding
doen tegen personen die een rol hebben bij de sportvereniging of -bond. Juridisch
gezien is de formele betrokkenheid van de sportbond noodzakelijk. Het ISR vormt een
orgaan van de ruim 70 sportbonden en sportorganisaties waarvoor het instituut inzetbaar
is.
Indien de sportbond niet is aangesloten bij het ISR loopt de tuchtrechtelijke procedure
via de betreffende sportbond. Het mag nooit zo zijn dat er een drempel is voor slachtoffers
om zich te melden. Uit de gesprekken die ik tot nu toe met de sector heb gevoerd blijkt
niet dat er sprake is van een drempel, maar dit heeft mijn aandacht en ik sta open
voor signalen die het tegendeel weergeven. Bij (vermoedens van) een strafbaar feit
dient daarnaast altijd contact opgenomen te worden met de politie.
Vraag 5
Deelt u de mening dat, los van de rechtspraak en de processen bij het ISR, de turnsters
tenminste goede hulp en ondersteuning moeten krijgen?
Antwoord 5
Ja.
Vraag 6
Hoe kan het dat u in antwoord op de vraag of de breed gesteunde motie Westerveld c.s.
is uitgevoerd, aangeeft met de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU) in contact
te zijn, terwijl de motie vraagt om «in overleg met (oud-)turnsters te onderzoeken wat mogelijk is om te voorzien in acute en adequate hulp aan (oud-)sporters
die te maken hebben gehad met psychische en fysieke mishandeling»? Wanneer gaat u
ook met de (oud-)turnsters in gesprek?
Antwoord 6
Met u ben ik het eens dat het belangrijk is om (oud-)turnsters te horen. Daarom nodig
ik op korte termijn een aantal (oud-)turnsters persoonlijk uit voor een gesprek. Daarnaast
zijn er veel (oud-)turnsters geïnterviewd en bevraagd tijdens het onafhankelijk onderzoek
naar het grensoverschrijdend gedrag in het turnen. Ik wacht de uitkomsten van dit
onderzoek af omdat ik waarde hecht aan een onafhankelijk advies in deze problematiek.
Hierbij neem de aandachtspunten uit mijn gesprek met (oud-)turnsters mee. Zie ook
antwoord 7.
Vraag 7
Bent u het eens dat het niet is uit te leggen dat vier maanden na het aannemen van
de betreffende motie, waarin wordt aangegeven dat acute en adequate hulp nodig is,
deze hulp niet is geboden? Bent u bereid om deze uitvoering onmiddellijk in gang te
gaan zetten? Hoe gaat u deze motie uitvoeren?
Antwoord 7
Zoals ik heb aangegeven tijdens het WGO Sport op 30 november 2020 is er acute hulp
geboden aan (oud-)turnsters door het inzetten van het netwerk van TeamNL sport- en
traumapsychologen via het Centrum Veilige Sport. Daarnaast wil ik graag de motie betrekken
bij de aanbevelingen van het onafhankelijk onderzoek en samen met de sport kijken
naar wat er nog extra nodig is als het gaat om de hulp aan (oud-)turnsters.
Vraag 8
Begrijpt u dat de wanhoop bij oud-turnsters steeds groter wordt? Hoe kijkt u in dit
licht naar het interview met Joy Goedkoop en haar vader?7
Antwoord 8
De ernst van het interview met Joy Goedkoop en haar vader heeft mij geraakt. Ik begrijp
dat het ontzettend moeilijk en verdrietig is om hiermee te leven, dat ontgaat mij
niet. Daarbij wil ik graag benadrukken dat het Centrum Veilige Sport er is voor sporters
om ze te adviseren en de weg te wijzen naar een passend vervolg- en hulptraject.
Vraag 9
Klopt het dat er nog geen gesprekken gevoerd zijn met het Schadefonds Geweldsmisdrijven
over een schaderegeling? Zo ja, waarom niet?
Antwoord 9
Nee. Door het Kamerlid Heerema is 30 november jl. een motie ingediend8 waarin wordt verzocht om te onderzoeken of het mogelijk is om het Schadefonds Geweldsmisdrijven
open te stellen voor de slachtoffers van misbruik in de turnsport van de afgelopen
jaren. Samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Schadefonds Geweldsmisdrijven
heb ik de mogelijkheden onderzocht.
Het Schadefonds Geweldsmisdrijven is voor iedereen in Nederland die te maken heeft
gehad met een geweldsmisdrijf, ook als dit binnen de turn- en gymsport heeft plaatsgevonden.
Daarbij is het een voorwaarde dat er sprake is van een opzettelijk geweldsmisdrijf
dat tot ernstig lichamelijk of psychisch letsel heeft geleid. Het Centrum Veilige
Sport werkt samen met een netwerk van hulporganisaties en adviseert slachtoffers bij
het maken van vervolgstappen bij grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast kan het Centrum
Veilige Sport slachtoffers helpen bij het maken van een inschatting of ze in aanmerking
komen voor het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het Schadefonds staat dus onder de voorwaarden
die generiek gelden open voor slachtoffers van misbruik in de turnsport.
Vraag 10
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.