Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Gijs van Dijk over het artikel 'Pensioenfonds Levensmiddelen wil af van dreigende korting'
Vragen van het lid Gijs van Dijk (PvdA) aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het artikel «Pensioenfonds Levensmiddelen wil af van dreigende korting» (ingezonden 9 maart 2021).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen 13 april
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Pensioenfonds Levensmiddelen wil af van dreigende korting»?1
Antwoord 1
Ja, met het artikel ben ik bekend.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het niet uit te leggen is dat de winsten bij de supermarkten
door het dak gaan, dat de supermarktbazen miljoenen aan bonussen incasseren, maar
de pensioenen van de supermarktmedewerkers ondertussen worden gekort?
Antwoord 2
Ik kan mij voorstellen dat het door de vraagsteller geschetste beeld ontstaat. Beide
onderwerpen moeten echter worden gescheiden. Het beloningsbeleid is een zaak van het
bestuur van de supermarkten, in overleg met de raad van commissarissen. De pensioenregeling
voor supermarktmedewerkers wordt uitgevoerd door het bedrijfstakpensioenfonds voor
de Levensmiddelen (hierna: pensioenfonds Levensmiddelen) of door een eigen ondernemingspensioenfonds,
zoals bijvoorbeeld voor de medewerkers van Albert Heijn het geval is. De dekkingsgraad
van het pensioenfonds Levensmiddelen is al langer op een laag niveau. Uit de informatie
die mij bekend is, heeft het pensioenfonds vorig jaar aangegeven per 1 januari 2021
de pensioenopbouw te zullen verlagen en de pensioenpremie te verhogen. Uit berichtgeving
van het pensioenfonds blijkt dat ook werkgevers bijdragen aan het herstel bij dit
pensioenfonds. Door de verhoging van de pensioenpremie – die voor 70% door de werkgever
wordt betaald- en het bevriezen van de franchise zijn de pensioenkosten voor de werkgever
ook toegenomen. Uiteindelijk is het aan werkgevers en werknemers om met elkaar een
premie en opbouw af te spreken en daarbij de financiële situatie van het pensioenfonds
in aanmerking te nemen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het aan deze gepensioneerde supermarktmedewerkers niet uit te
leggen is dat er fors op hun pensioen gekort gaat worden, terwijl er miljarden euro’s
naar bedrijven gaan om banen te behouden?
Antwoord 3
De steun voor bedrijven is gericht op het behoud van banen, zodat mensen aan het werk
kunnen blijven en in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Dat is een ander vraagstuk
dan een pensioenverlaging, die ook een impact kan hebben op een individuele gepensioneerde,
maar niet het verschil betekent tussen het wel of niet hebben van een baan en inkomen.
Het doel van een verlaging is om ervoor te zorgen dat het vermogen in het pensioenfonds
evenwichtig verdeeld is over alle deelnemers.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoeveel euro netto per maand gepensioneerde supermarktmedewerkers
erop achteruit zullen gaan als er daadwerkelijk wordt gekort op hun pensioen?
Antwoord 4
Uit informatie van het pensioenfonds Levensmiddelen blijkt dat de korting per jaar
uitkomt op ongeveer 0,85%.2 Ongeveer driekwart van de pensioenuitkeringen bij dit pensioenfonds is lager dan
250 euro per maand. Het fonds geeft aan te verwachten dat de meeste gepensioneerden
er daarom ongeveer 2 euro per maand of minder op achteruit gaan. Ongeveer 95% van
de pensioenuitkeringen bij het pensioenfonds is lager dan 850 euro per maand. Voor
95% van de gepensioneerden bedraagt de maandelijkse verlaging dan maximaal 10 euro.
Vraag 5
Vindt u het ook exemplarisch voor het failliet van het huidig pensioenstelsel dat
de dekkingsgraad van het pensioenfonds Levensmiddelen ondertussen al weer vijf procentpunten
hoger ligt en dat op basis van deze dekkingsgraad een pensioenkorting niet nodig is?
Antwoord 5
Financiële markten kunnen veranderlijk zijn, waardoor de dekkingsgraad van een pensioenfonds
maandelijks kan schommelen. In het huidige financiële toetsingskader voor pensioenfondsen
gelden regels op basis waarvan tekorten en overschotten niet onmiddellijk maar gespreid
worden verwerkt, om zo het effect van die schommelingen op de pensioenen te dempen.
Maar daarvoor is nog steeds een meetmoment nodig. Dekkingsgraden kunnen na het meetmoment
stijgen of dalen. Daar is op voorhand geen uitspraak over te doen en op voorhand is
dus niet te zeggen of dat meetmoment tot een onnodige korting of onnodige indexatie
leidt.
Hoewel pensioenen altijd afhankelijk zullen blijven van ontwikkelingen op financiële
markten, onderstreept de vraagsteller inderdaad terecht de noodzaak tot vernieuwing
van het pensioenstelsel. Een voordeel van het nieuwe pensioenstelsel is dat het beter
mogelijk is om beleggingsrisico’s die deelnemers en gepensioneerden lopen af te stemmen
op de risico’s die zij willen en kunnen dragen. Dit biedt bijvoorbeeld de mogelijkheid
om gepensioneerden minder bloot te stellen aan deze risico’s dan nu het geval is.
Vraag 6
Bent u van mening dat deze uitzonderlijke tijden om uitzonderlijke maatregelen vragen
en dat aanvullende maatregelen nodig zijn om deze onnodige pensioenkorting bij het
pensioenfonds levensmiddelen te voorkomen?
Antwoord 6
Ik heb met de vrijstellingsregeling onderkend dat er sprake is van een uitzonderlijke
situatie. Met die regeling heb ik onder voorwaarden ontheffing verleend van het voldoen
aan de eisen die aan het (minimaal) vereist eigen vermogen worden gesteld. Een van
die voorwaarden is dat een pensioenfonds een dekkingsgraad van minimaal 90% moet hebben.
Het Bedrijfstakpensioenfonds Levensmiddelen heeft hieraan niet voldaan en moet ondanks
de vrijstellingsregeling de pensioenen verlagen. Desondanks is de verlaging aanzienlijk
kleiner dan die zonder vrijstellingsregeling geweest zou zijn. Immers moet nu gekort
worden tot de 90% en niet tot een hogere dekkingsgraad. De grens van 90% vind ik een
uiterste grens waaronder ik het onwenselijk vind dat pensioenfondsen zakken. Met een
bodem van 90% wordt een balans gevonden tussen het voorkomen van enerzijds potentieel
grote pensioenverlagingen die zouden moeten worden doorgevoerd bij het aanhouden van
de reguliere grens van circa 104% en anderzijds het verder laten wegzakken van herstel
bij pensioenfondsen.
Vraag 7
Bent u van mening dat een pensioenfondsen met veel actieve deelnemers meer tijd en
mogelijkheden hebben om mogelijke tekorten in te lopen en dat meer maatwerk tussen
pensioenfondsen mogelijk moet worden om aan de vereiste dekkingsgraad te voldoen?
Antwoord 7
Het financieel toetsingskader is een generiek kader dat voor alle pensioenfondsen
van toepassing is, maar het houdt ook rekening met de specifieke kenmerken van een
pensioenfonds. Dus hoewel alle pensioenfondsen dezelfde hersteltermijnen hanteren,
is daaronder sprake van verschillende herstelkracht op basis van fondsspecifieke kenmerken.
Het toetsingskader biedt daarnaast ruime hersteltermijnen met mogelijkheid tot het
gespreid doorvoeren van pensioenverlagingen. Binnen de begrenzingen van het ftk hebben
sociale partners en pensioenfondsbesturen ruimte om evenwichtig beleid te bepalen.
Vraag 8
Bent u daarom bereid om, in overleg met de De Nederlandsche Bank, te kijken hoe deze
onnodige pensioenkorting bij het pensioenfonds Levensmiddelen kan worden voorkomen?
Antwoord 8
Ik vind het onwenselijk de vrijstellingsregeling die ik eind vorig jaar heb gepubliceerd
aan te passen. Zoals ik bij mijn antwoord op vraag 6 aangaf, vind ik een dekkingsgraad
van 90% een uiterste grens. De Pensioenwet biedt naast de generieke vrijstellingsgrond
(artikel 142) waarop de vrijstellingsregeling is gebaseerd, een fondsspecifieke uitzondering
(artikel 141) als een fonds kan aantonen dat redelijkerwijs niet aan de bij wet gestelde
vereisten kan worden voldaan en de doeleinden van de vereisten op een andere manier
worden bereikt. Een fonds zal dit aannemelijk moeten maken en DNB zal het verzoek
toetsen aan de gestelde vereisten. Op voorhand is er geen aanleiding te veronderstellen
dat het pensioenfonds Levensmiddelen aan deze wettelijke voorwaarden voldoet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.