Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de kabinetsreactie op de moties over examens voortgezet speciaal onderwijs (Kamerstuk 35570 VIII-208)
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 463
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 mei 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:
– de brief van 15 maart 2021 inzake het Besluit eindexamens 2021 (Kamerstuk 31 289, nr. 454) en over
– de brief van 10 maart 2021 inzake de kabinetsreactie op de moties over examens voortgezet
speciaal onderwijs (Kamerstuk 35 750 VIII, nr. 208).
De vragen en opmerkingen zijn op 1 april 2021 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 7 april 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Arends
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het besluit eindexamens
2021 en de kabinetsreactie op de moties over examens in het voortgezet speciaal onderwijs
en hebben hierover nog enkele vragen.
Zij onderschrijven het belang van het eindexamen, maar zien ook dat eindexamenleerlingen
dit jaar belangrijke voorbereidingstijd door de coronacrisis zijn misgelopen. Daarom
onderschrijven de leden het besluit eindexamens 2021. Onderdeel van dit besluit is
ook dat eindexamenleerlingen meer ondersteuning zouden krijgen. Wat is de stand van
zaken van deze ondersteuning? Hoe staat het met de facilitering van het nieuwe online
platform, waar met ingang van maart filmpjes en ander materiaal van vakinhoudelijke
uitleg van examenstof van goede docenten gratis beschikbaar is voor alle leerlingen?
Tevens vragen zij hoeveel leerlingen hier inmiddels gebruik van maken, op welke manier
de Minister dit nog verder gaat promoten en op welke manier leerlingen die bijvoorbeeld
volgend jaar eindexamen gaan doen hiervan ook kunnen profiteren.
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsreactie op de moties1 over examens in het voorgezet speciaal onderwijs dat de College voor Toetsing en
Examens (hierna: CvTE) tegen de grenzen van de uitvoering aanloopt. Tot slot vragen
zij of de Minister nogmaals kort kan toelichten waarom de aangenomen motie onuitvoerbaar
is voor het uitvoeringsorgaan en welke gevolgen dit kan hebben voor bijvoorbeeld de
examinering in 2021–2022.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de moties
over examens voortgezet speciaal onderwijs. Deze leden zijn zeer teleurgesteld dat
de Minister de aangenomen moties van de D66-fractie naast zich neerlegt en hebben
hier nog enkele kritische vragen en opmerkingen over. Bovendien roepen zij de Minister
op de moties alsnog uit te voeren of met een redelijk alternatief te komen.
Duimregeling
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister heeft besloten de aangenomen moties2 niet uit te voeren. Deze leden vinden dit erg zorgelijk, zeker gezien het hier gaat
om kwetsbare leerlingen. Zo stelt de Minister bijvoorbeeld dat het CvTE niet genoeg
uitvoeringscapaciteit heeft. Deelt de Minister de mening dat voor het toepassen van
de duimregeling geen extra uitvoeringscapaciteit nodig is? Zo ja, waarom heeft hij
besloten deze regeling niet mogelijk te maken voor alle deelcertificaatkandidaten
in het vso3.? Dus ook de leerlingen die volgend jaar pas opgaan voor het diploma? Zo nee, waarom
is hij van mening dat hier wel extra uitvoeringscapaciteit voor nodig is, zo vragen
de voornoemde leden.
Extra herkansingsmogelijkheid
De leden van de D66-fractie lezen ook dat de wens om een extra herkansingsmogelijkheid
te bieden aan alle kandidaten die deelcertificaten halen niet aansluit bij wat het
CvTE kan uitvoeren. Zij constateren dat eenzelfde problematiek vorig jaar ook al speelde
en vragen de Minister waarom hij het afgelopen jaar geen voorbereidingen heeft getroffen
dit wel mogelijk te maken. Waarom heeft de Minister hier niet eerder op geanticipeerd?
Zo vroegen de eerder genoemde leden al bij de begroting OCW 2020 of de Minister meerdere
scenario’s kon uitwerken voor de eindexamens in het voortgezet onderwijs. Zij vinden
dat nu echt een handreiking moet komen voor de leerlingen in het vso. Immers het afgelopen
jaar is een zeer uitdagend jaar geweest voor hen. Deze leden zijn van mening dat hierbij
ook passende maatregelen horen, zodat alle leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs
de kans krijgen hun schoolperiode succesvol af te ronden en de benodigde deelcertificaten
te halen. Wat gaat de Minister op korte termijn ondernemen om deze kwetsbare leerlingen
te helpen? Is hij bereid de moties alsnog uit te voeren? Zo nee, kijkt hij naar alternatieve
maatregelen, zo vragen de voornoemde leden
Verankeren maatregelen twee jaar
De leden van de D66-fractie vernemen dat de Minister geen besluiten wil nemen over
het examen van volgend jaar, omdat hij «van mening is dat het aankomende jaar opnieuw
een weging moet worden gemaakt». Waarom kiest de Minister ervoor de aangenomen moties
naast zich neer te leggen ondanks een ruime Kamermeerderheid? Bovendien zegt hij dit
jaar de extra herkansingsmogelijkheid naast zich neer te leggen vanwege problemen
met de uitvoeringscapaciteit. Zij vragen tot slot of het daarom niet van belang is
dat tijdig voorbereidingen worden getroffen om de motie volgend jaar wel te kunnen
uitvoeren.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het besluit en de bijbehorende
bijlagen. Deze leden hebben nog enige vragen.
Wat betekent de inventarisatie van de totale groep deelcertificaatleerlingen in praktijk
voor de kandidaten uit het speciaal onderwijs nu het CvTE wederom aangeeft geen capaciteit
te hebben om herkansingen voor meer dan 200 deelcertificaatleerlingen te moeten organiseren?
Wat heeft de door de Minister aangekondigde inventarisatie van de motieven van deze
groep leerlingen om deel te nemen aan het staatsexamen voor zin als de Minister geen
onderscheid mag maken in maatregelen binnen deze groep en het CvTE niet kan opschalen
in capaciteit om extra herkansingen eventueel volgend jaar wel mogelijk te maken voor
deze groep? Is de Minister bereid om alles in het werk te zetten om ervoor te zorgen
dat er volgende examenperiode meer rekening kan worden gehouden indien nodig met de
specifieke groep eindexamenleerlingen uit het speciaal onderwijs, bijvoorbeeld door
het mogelijk maken van uitzonderingen voor deze groep zodat extra herkansingen wel
mogelijk zijn, zo vragen de voornoemde leden.
Betekent het besluit van de Minister ook dat bijvoorbeeld resultaatverbetertoetsen
niet mogelijk zijn om een leerling uit het vso alsnog te laten slagen als er geen
herkansing meer mogelijk is? Welke specifieke mogelijkheden zijn er om leerlingen
uit het speciaal onderwijs verder nog te ondersteunen in specifieke omstandigheden?
Tot slot vragen de leden van de CDA-fractie nog in algemene zin wat er gebeurt als
een eindexamenleerling door onvoorziene omstandigheden, bijvoorbeeld een coronabesmetting
bij de persoon zelf of in de omgeving of op school, ervoor zorgt dat de leerling niet
aan het eerste of tweede tijdvak kan deelnemen. Of doordat er een corona-uitbraak
is tijdens de eindexamenperiode onder de desbetreffende groep docenten en leerlingen,
zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het Besluit eindexamens 2021 en
de kabinetsreactie op de moties over de examens voortgezet speciaal onderwijs. Zij
hebben daar nog enkele vragen over.
Besluit eindexamens 2021
Maatregelen eindexamen 2021
Is de Minister het eens dat leerlingen ook achterstanden op hebben kunnen lopen als
het gaat om hun schoolexamens? De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre de Minister
hier rekening mee heeft gehouden bij de besluitvorming over het Besluit eindexamens
2021. De resultaten van het schoolexamen kunnen namelijk wel later ingeleverd worden,
maar leerlingen moeten voor 23 april al kenbaar maken in welk tijdvak zij hun examens
willen afleggen. Tevens vragen zij op welke wijze de Minister dan daadwerkelijk rekening
houdt met eventuele achterstanden die opgelopen zijn als het gaat om de schoolexamenresultaten.
Consultatie van onderwijspartijen en draagvlak
Welke belanghebbende veldpartijen zijn betrokken geweest bij de besluitvorming die
voorafging aan dit besluit? In hoeverre is het LBVSO (leerlingenbelang-VSO) hierbij
betrokken geweest, zo vragen de leden van de SP-fractie. Klopt het dat zij enkel op
18 november jl.4 zijn uitgenodigd om mee te praten en vervolgens niet meer, zoals zij aangeven in
hun brief van 22 februari jl.? Zo ja, waarom niet en hoeveel momenten zijn er na 18 november
jl. nog geweest waarbij veldpartijen mee konden praten over de examens van 2021, zo
vragen de leden.
Kabinetsreactie op de moties over examens voortgezet speciaal onderwijs
De Minister geeft aan bij het nemen van de maatregelen als één van de uitgangspunten
te hanteren dat alle examenkandidaten dezelfde mogelijkheden moeten krijgen om dit
jaar hun diploma te halen, of ze dit nu via het staatsexamen, het vavo5 of via het regulier onderwijs doen. Hoe verhoudt dit zich tot het niet uitvoeren
van de moties van het lid Van Meenen c.s.6?
Waarom heeft de Minister niet eerder actie ondernomen om de uitvoeringscapaciteit
van het CvTE te verruimen, aangezien dit probleem al langer duidelijk is en vorig
schooljaar al kon worden voorzien dat het ook voor de examens van 2021 problemen zou
geven met betrekking tot de staatsexamens vanwege corona? Zij vragen of het mogelijk
is om dit op korte termijn alsnog te doen en/of voor de examens van 2022 en of alle
examinatoren benaderd zijn of ze mee willen helpen aan het mogelijk maken van een
extra herkansing. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel examinatoren komen we dan alsnog
tekort? De leden van de SP-fractie vinden het daarnaast zorgelijk dat de capaciteit
van het CvTE al tegen de grens van de mogelijkheid tot uitvoering zit. Welke risico’s
ziet de Minister en heeft de Minister een reserveplan liggen indien er iets fout gaat
waardoor het afnemen van de examens in het gedrang komt?
Kan de Minister nader onderbouwen waarom de duimregeling voor staatsexamenkandidaten
die volgend jaar hun volledige diploma halen niet ook voor volgend jaar kan gelden?
Waarom komt de Minister deze leerlingen niet tegemoet, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie in hoeverre de Minister al maatregelen
neemt voor de examens in 2022, aangezien de onderwijsachterstanden nog steeds oplopen,
bijvoorbeeld ten aanzien van de capaciteit van het CvTE. Zo ja, welke maatregelen?
Zo nee, waarom (nog) niet, zo vragen de voornoemde leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie willen dat ons onderwijs echt inclusief wordt, dat elk
kind een goede plek krijgt op school en dat hij of zij zeker is van individueel maatwerk,
waar de bestaande voorzieningen geen passend aanbod kunnen bieden. Dit geldt tevens
bij de examinering in coronatijd. In hoeverre deelt de Minister deze visie?
De Minister heeft dit examenjaar in tegenstelling tot het vorige, de centrale examinering
willen doorzetten, maar dit jaar gelden er wel aanpassingen: twee herkansingsmogelijkheden,
de mogelijkheid om op het resultaat van één vak een duim te leggen en ruimte voor
spreiding en extra ondersteuning. De leden van de PvdA-fractie constateren dat de
Kamer met het aannemen van moties heeft willen waarborgen dat ook vanuit het voortgezet
speciaal onderwijs deelnemers aan de staatsexamens een eerlijke kans krijgen op het
behalen van een diploma. Deze Kameruitspraak was mede te danken aan de indringende
wijze waarop LeerlingBelang Voortgezet Speciaal Onderwijs heeft gepleit voor de belangen
van de betrokken scholieren, waarvoor de leden van de PvdA-fractie veel waardering
voelen. De Minister wijst echter op de grenzen van de uitvoeringscapaciteit van het
CvTE en hij wil zijn ambtsopvolger de ruimte bieden om een integrale afweging te maken
van de belangen van alle examenkandidaten op basis van de straks beschikbare feitelijke
informatie. Kan de Minister toelichten in hoeverre dit betekent dat hij nu in strijd
met de wil van een Kamermeerderheid de belangen van deelnemers aan de staatsexamens
voor het voortgezet speciaal onderwijs opoffert aan de wens om nu de centrale examens
door te zetten?
De Kamer heeft met steun van de leden van de PvdA-fractie de moties van het lid Van
Meenen c.s.7 aangenomen. Deze leden vinden dit ook rechtvaardig omdat een groot deel van de deelnemers
in het voortgezet speciaal onderwijs hun diploma’s behalen in deelcertificaten en
deze kandidaten dreigen anders te worden uitgesloten van deze regelingen. Kan de Minister
weergeven hoeveel minder deelcertificaten de komende twee jaar naar verwachting zullen
worden uitgereikt aan leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs dan vóór de
corona-uitbraak?
Al in 2020 heeft de Kamer conform de motie van het lid Westerveld c.s.8 aangenomen over herkansingsmogelijkheden voor certificaten in het voortgezet speciaal
onderwijs. De Minister wil de Kamer nu na de zomer informeren over een inventarisatie
zodat kan worden bezien of het haalbaar is om aan specifieke subgroepen van deelcertificaatkandidaten
een herkansingsmogelijkheid te bieden. Tot slot vragen zij in welk examenjaar dit
dan op zijn vroegst consequenties kan krijgen voor de herkansingsmogelijkheid voor
zulke deelcertificaatkandidaten.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de kabinetsreactie en de brief van het CvTE
gelezen omtrent de moties over de examens voortgezet speciaal onderwijs. De voornoemde
leden begrijpen dat het CvTE aan het maximum van de capaciteit zit. Echter de leden
vragen wel waarom er in het afgelopen jaar niet extra personeel geworven is voor het
CvTE. Is dit overwogen? Zo ja, hoeveel extra personeel is er geworven? Zo nee, waarom
is hier niet voor gekozen? De voornoemde leden vragen dit vooral omdat de motie spreekt
over een oplossing in «de aankomende twee jaar». Het is begrijpelijk dat er niet ineens
binnen een paar maanden extra mensen zijn, maar misschien is dit wel mogelijk in de
komende twee jaar? Graag ontvangen deze leden een reactie hierop.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister zijn ambtsopvolger de ruimte
wil bieden om een integrale afweging te maken van de belangen van alle examenkandidaten.
Het kan nog wel even duren voordat er een opvolger is. Op welk moment vindt de Minister
dat het wel onder zijn beslissingsbevoegdheid valt? En is hij het met de voornoemde
leden eens dat het goed is voor zowel leerlingen als docenten om tijdig duidelijkheid
te hebben? Tot slot vragen zij of dit bijvoorbeeld niet zou kunnen na de zomer als
de inventarisatie compleet is.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie willen graag beginnen met de Minister, de ambtenaren
op het ministerie en het CvTE te danken voor de inzet voor de examenleerlingen. Deze
leden hebben enkele vragen over de uitvoeringscapaciteit van laatstgenoemde uitvoeringsorganisatie
en over het proces rondom het Besluit eindexamens 2021.
Ten eerste het Besluit eindexamens 2021: deze leden constateren dat de eind- en staatsexamens
van 2021 al op korte termijn van start zullen gaan. De voorliggende algemene maatregel
van bestuur is veelomvattend en de voornoemde leden kunnen zich voorstellen dat er
problemen kunnen ontstaan wanneer deze algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB)
in de nahangprocedure gestuit wordt. Deze leden vragen daarom het volgende aan de
Minister: welke besluiten komen in het gedrang wanneer de AMvB niet in werking kan
treden op de gewenste datum van 16 april 2021? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat de
eerdergenoemde duimregeling of het extra tijdvak komen te vervallen?
In de kabinetsreactie op de moties over examens in het voortgezet speciaal onderwijs
geeft de Minister aan dat het CvTE onvoldoende capaciteit heeft. Hierdoor kunnen deelcertificaatkandidaten
die dit jaar niet hun diploma halen geen extra herkansingsmogelijkheid krijgen. De
Minister geeft aan dat hij in het volgende schooljaar met een integrale afweging komt
voor deze leerlingen. De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat de Minister
zijn ambtsopvolger ruimte wil bieden om die integrale afweging te kunnen maken. Toch
willen deze leden de Minister vragen om hier specifieker over te zijn voor de deelcertificaatkandidaten.
Zij vragen welke mogelijkheden de Minister nu al ziet om deze leerlingen tegemoet
te komen en meer zekerheid te bieden.
Tot slot willen de leden van de ChristenUnie-fractie graag het belang onderstrepen
van de voorliggende besluiten. Het is van belang om voor zoveel mogelijke examenkandidaten
een zo goed mogelijk examenproces te faciliteren. Hierbij is het goed om oog te houden
voor groepen die eventueel buiten besluiten en regelingen kunnen vallen, maar is het
ook van belang om het geheel in zicht te houden.
II Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Ik dank de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen naar aanleiding van enkele
brieven en moties aangaande de (staats)examens in 2021 en verder. In de vragen van
de fracties komt een aantal thema’s prominent naar voren. Ik zal de vragen van uw
leden daarom zoveel mogelijk met een thematische samenhang beantwoorden. Allereerst
zal ik ingaan op het spoedeisend karakter van het Besluit eindexamens 2021. Daarna
zal ik ingaan op de moties Van Meenen c.s. betreffende herkansingen en een duimregeling
voor deelcertificaatkandidaten. Vervolgens ga ik in op de uitvoering van de motie
Westerveld c.s. over herkansingsmogelijkheden voor specifieke groepen binnen het vso.
Tot slot behandel ik de overige vragen.
Spoedeisend karakter Besluit eindexamens 2021
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke besluiten in het gedrang komen wanneer
het Besluit eindexamens 2021 niet in werking kan treden op de gewenste datum van 16 april
2021. Zij vragen tevens of het mogelijk is dat dan de eerdergenoemde duimregeling
of het extra tijdvak komen te vervallen.
Bij een niet tijdige inwerkingtreding van het Besluit eindexamens 20219 is er geen juridische basis voor de aangekondigde maatregelen. Het gaat dan om alle
maatregelen voor alle examenkandidaten die ik in mijn brieven over dit onderwerp heb
aangekondigd: het uitgebreide tweede tijdvak en de spreiding over de tijdvakken, de
extra herkansingsmogelijkheden, het vervallen van het centraal schriftelijk en praktisch
examen in het vmbo en de duimregeling. Zonder deze AMvB vallen we terug op de reguliere
slaag-zakregeling, zonder de aanvullende maatregelen. Concreet betekent dit dat ze
slechts één vak zouden mogen herkansen, geen duim mogen leggen op het resultaat van
een vak, alle examens in het eerste tijdvak moeten af leggen en het centraal schriftelijk
en praktisch examen in het vmbo alsnog door gaat.
Moties Van Meenen c.s. inzake herkansingen en duimregeling voor deelcertificaatkandidaten
De leden van de VVD-fractie lezen in de kabinetsreactie op de moties10 over examens in het voorgezet speciaal onderwijs dat het College voor Toetsing en
Examens (hierna: CvTE) tegen de grenzen van de uitvoering aanloopt. Zij vragen of
ik nogmaals kort kan toelichten waarom de aangenomen motie inzake de herkansingen
in het staatsexamen onuitvoerbaar is voor het uitvoeringsorgaan en welke gevolgen
dit kan hebben voor bijvoorbeeld de examinering in 2021–2022. De leden van de D66-fractie
constateren dat ik de motie over herkansingsmogelijkheden voor deelcertificaatkandidaten
naast mij neer leg vanwege uitvoeringsproblemen. Zij vragen of het daarom niet van
belang is dat er tijdig voorbereidingen worden getroffen om de motie volgend jaar
wel te kunnen uitvoeren. De leden van de CDA-fractie vragen eveneens of ik bereid
ben om alles in het werk te zetten om ervoor te zorgen dat er volgende examenperiode
meer rekening kan worden gehouden indien nodig met de specifieke groep eindexamenleerlingen
uit het speciaal onderwijs, bijvoorbeeld door het mogelijk maken van uitzonderingen
voor deze groep zodat extra herkansingen wel mogelijk zijn. Vervolgens vragen de leden
van de SP-fractie waarom ik niet eerder actie heb ondernomen de uitvoeringscapaciteit
bij het CvTE te verruimen en of ik dit alsnog kan doen voor dit jaar of met het oog
op de examens van 2022. Zij vragen ook of alle examinatoren benaderd zijn of zij bereid
zijn mee te werken aan het mogelijk maken van een extra herkansing. Tevens vragen
zij naar mijn overwegingen hierbij en hoe groot het tekort aan examinatoren is. De
leden van de GroenLinks-fractie vragen of en indien ja, hoeveel extra personeel er
is geworven voor het CvTE en welke overwegingen daarbij een rol hebben gespeeld. Deze
leden vragen tevens of er binnen de in de motie gestelde termijn van twee jaar wel
resultaat kan worden verwacht van extra werving.
De motie Van Meenen c.s. waarin wordt verzocht om deelcertificaatkandidaten van het
staatsexamen een (extra) herkansingsmogelijkheid te bieden in de komende twee jaar,
is onuitvoerbaar omdat het CvTE geen capaciteit heeft om voor een dergelijk grote
groep van bijna 6.000 deelcertificaatkandidaten, naast de huidige groep van bijna
3.000 diplomakandidaten, ook herkansingen aan te bieden. Het CvTE heeft deze onmogelijkheid
uiteen gezet in de brieven die zij mij hebben gestuurd en die ik ook met uw Kamer
heb gedeeld als bijlage bij mijn Kamerbrieven van 12 februari en 10 maart jl.11 De groep deelcertificaatkandidaten bestaat niet alleen uit vso-leerlingen, maar ook
uit leerlingen van particuliere scholen en individuele kandidaten. Voor als deze kandidaten
zou het gaan om herkansingen voor zowel centraal examens als college-examens. Voor
het CvTE (en DUO) zou dit een omvangrijke en nieuwe uitvoeringstaak zijn, één die
nu niet bestaat omdat deelcertificaatkandidaten normaal gesproken niet kunnen herkansen.
Om dit te realiseren is naast aanpassing van wet- en regelgeving ook een zeer grondige
aanpassing van de staatsexamenorganisatie nodig. Ten aanzien van dat laatste is naast
een uitbreiding van het aantal afnamelocaties ook een groot aantal extra examenbetrokkenen
nodig in aanvulling op de huidige groep van circa 2.000 mensen, waaronder een groot
aantal extra examinatoren die zijn opgeleid in een specifiek vak. Immers is er een
docent Engels nodig om een staatsexamen Engels af te kunnen nemen. Het CvTE geeft
aan dat ook met de beschikbare voorbereidingstijd voor het examenjaar 2022, het niet
mogelijk is om herkansingen aan te bieden aan de gehele groep van deelcertificaatkandidaten
die niet opgaan voor een diploma in dat jaar. Zoals ik heb toegelicht in mijn brief
inzake het staatsexamen vo van 12 februari 202112 speelt er een breder vraagstuk en staat de organisatie van het staatsexamen al enige
tijd onder druk. Dit is al het geval in een regulier examenjaar, maar zeker in een
examenjaar waarin aanvullende maatregelen moeten worden uitgevoerd als gevolg van
corona. Het in het verleden sterk gegroeide aantal staatsexamenkandidaten maakt dat
het benodigd aantal examenbetrokkenen (waaronder examinatoren en correctoren) al is
toegenomen. In de jaren 2020 en daarvoor zijn extra examenbetrokkenen (onder andere
examinatoren, surveillanten, secretarissen en administratief medewerkers) aangetrokken
om de druk op het staatsexamen op te vangen. Deze examenbetrokkenen dienen te voldoen
aan specifieke kwalificaties om de kwaliteit van het staatsexamen te borgen (onder
meer recente ervaring met het lesgeven aan een examenklas en het volgen van een training).
Deze examenbetrokkenen verrichten de werkzaamheden voor het staatsexamen naast hun
reguliere werkzaamheden als docent in het v(s)o. Hierdoor is de bron van mogelijke
examinatoren beperkt. Het opschalen in capaciteit, met name in de omvang die gevraagd
wordt bij het bieden van herkansingen aan alle deelcertificaatkandidaten, is geen
kwestie van op tijd beginnen met voorbereiden, maar simpelweg onuitvoerbaar.
Nadat in het begin van het examenjaar 2020 het coronavirus uitbrak is alles op alles
gezet om de staatsexamens, die toen alleen uit college-examens bestonden, in 2020
tot een kwalitatief goede en correcte uitvoering te brengen. In de loop van 2020 bleek
dat de pandemie ook in 2021 effect op de examens zou hebben, waardoor het totaal aantal
beschikbare examinatoren minstens gelijk moest blijven aan dat in 2020. Navraag bij
het CvTE leert dat er gericht is geworven voor extra examenbetrokkenen om ook in 2021
aan de vraag te kunnen voldoen. De werving vond plaats via sociale media, vakbladen,
vakverenigingen en via netwerken van examenbetrokkenen. De verwachte continuering
van de 1,5-meter-afstand maatregelen leidt tot uitbreiding van het aantal staatsexamenlocaties
en het aantal examenruimtes. Met de uitbreiding van het aantal examenruimtes en het
extra tijdvak 2 zijn hierdoor, naast extra examinatoren, meer surveillanten nodig.
De extra surveillanten worden op dit moment geworven. Het CvTE verwacht midden april
2021 ongeveer 88 examenbetrokkenen meer aangenomen te hebben dan aanvankelijk gedacht
bij de bekendmaking van de maatregelen in december 2020. Gegeven de druk die er ook
door de scholen zelf op docenten wordt uitgeoefend (denk aan opvang van uitval van
collega’s en lessen om achterstanden bij leerlingen weg te werken) denkt het CvTE
dat dit een maximale aanwas is. Met de huidige inspanningen denkt het CvTE samen met
DUO alle circa 9.000 kandidaten in 2021 te kunnen bedienen. Zowel het CvTE als ik
hebben meermaals aangegeven dat met de huidige maatregelen, waaronder het extra tijdvak
en de extra herkansing, het maximale wordt gevraagd van de examenketen en dit het
maximaal haalbare is.
Uiteraard zal ik bij de besluitvorming over het examenjaar 2022 specifiek oog hebben
voor de hele groep staatsexamenkandidaten, waaronder leerlingen uit het vso. Het bieden
van extra herkansingsmogelijkheden aan diplomakandidaten is een van de opties die
daarbij overwogen wordt. Daarnaast geldt dat kandidaten die in het examenjaar 2022
opgaan voor het diploma, en daarbij eventueel certificaten inzetten die zijn behaald
in 2021, op dat moment uiteraard gebruik kunnen maken van de reguliere herkansingsmogelijkheden.
Dit betreft zowel kandidaten die opgaan voor een volledig vakkenpakket in 2022 als
kandidaten die verspreid over meerdere jaren losse certificaten behalen en in 2022
opgaan voor de laatste vakken om een diploma te behalen.
De leden van de D66-fractie vragen of ik bereid ben de beide moties Van Meenen c.s.
uit te voeren en zo niet, of ik naar alternatieven kijk. Tevens vragen deze leden
waarom ik er voor kies om de aangenomen moties naast mij neer te leggen. De leden
van de SP-fractie vragen in hoeverre ik al maatregelen neem voor de examens in 2022.
Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom (nog) niet, zo vragen de voornoemde leden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat ik mijn ambtsopvolger de ruimte wil bieden
om een integrale afweging te maken over de examens in 2022. Zij vragen op welk moment
ik vind dat het wel onder mijn beslissingsbevoegdheid valt. Deze leden vragen tevens
of ik het met hen eens ben dat het goed is voor zowel leerlingen als docenten om tijdig
duidelijkheid te hebben. Tot slot vragen zij of dit bijvoorbeeld niet zou kunnen na
de zomer als de inventarisatie compleet is. Ook de leden van de ChristenUnie-fractie
vragen welke mogelijkheden ik nu al zie om leerlingen tegemoet te komen en meer zekerheid
te bieden.
Ik heb veel begrip voor de wens die de Kamer uitspreekt met het aannemen van de beide
moties Van Meenen c.s. Voor alle leerlingen, en leerlingen in het vso in het bijzonder,
is de impact van corona op hun onderwijs en hun voorbereidingen op het examen groot.
Ik heb er dan ook begrip voor het feit dat uw Kamer zich volop inspant om de randvoorwaarden
voor deze leerlingen te optimaliseren. Zoals ik hierboven en in mijn brief van 10 maart
jl. heb aangeven creëert de motie over herkansingen voor deelcertificaatkandidaten
een onmogelijkheid in de uitvoering. Deze motie kan ik daarom niet uitvoeren. Het
CvTE heeft meermaals aangeven dat de rek er uit is en ik waak er daarom voor om bij
hen een onmogelijke opgave neer te leggen of afbreuk te doen aan de exameneisen voor
deze groep. Ik acht dit niet in het belang van staatsexamenkandidaten, die recht hebben
op kwalitatief goede examenafnames en een volwaardig diploma. Ik bereid mij, samen
met de examenketen, de komende maanden voor op het volgende examenjaar. Daarbij besteed
ik wederom bijzondere aandacht aan het vso. Mijn uitgangspunt hierbij is om te onderzoeken
wat er nodig is voor kandidaten die in 2022 opgaan voor het diploma zodat de getroffen
maatregelen goed aansluiten op de situatie van dat moment. Daarbij wil ik minimaal
datgene mogelijk kunnen maken wat in 2021 ook aan kandidaten aangeboden wordt. Waar
nodig zullen voorbereidende werkzaamheden daarvoor worden getroffen. In deze afweging
zal ik expliciet de motie Van Meenen c.s. ten aanzien van het verlengen van de duimregeling
meenemen.
Het proces van besluitvorming over de examens van 2022 ziet er nu als volgt uit. In
de komende maanden worden voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd uit in samenwerking
met de examenketen en in de maanden augustus en september zullen wij de examencampagne
van 2021 evalueren. Op basis van deze evaluatie van het huidige examenjaar en de (corona-)
omstandigheden van dat moment zal in het najaar van 2021, voor de kerst, het besluit
worden genomen over welke maatregelen er in 2022 nodig en wenselijk zijn. Dit zal
wederom in goed overleg met alle sectorpartijen gebeuren. Hier wordt een proces voor
ingericht waar ook de examenresultaten van 2021 bij zullen worden betrokken.
De leden van de D66-fractie vragen of het toepassen van de duimregeling extra uitvoeringscapaciteit
vraagt. Indien dit niet het geval is vragen zij waarom ik deze regeling niet mogelijk
heb gemaakt voor alle deelcertificaatkandidaten in het vso, ook als zij pas volgend
jaar voor het diploma opgaan. De leden van de SP-fractie vragen eveneens waarom de
duimregeling voor staatsexamenkandidaten die volgend jaar hun volledige diploma halen
niet ook voor volgend jaar kan gelden en waarom ik deze leerlingen niet tegemoet kom.
Het is juist dat het continueren van de duimregeling vrijwel geen extra capaciteit
vraagt van de organisatie van het staatsexamen, anders dan een aanvullende administratieve
handeling. In mijn brief van 10 maart jl.13 heb ik toegelicht dat ik desalniettemin nu nog niet de keuze maak om de duimregeling
te continueren in het volgende examenjaar. De belangrijkste reden hiervoor is dat
met het besluit de duimregeling te continueren er op een zeer vroeg moment in de tijd
een op zichzelf staande aanpassing wordt gedaan aan de uitslagbepaling waarvan ik
vind dat daar prudent mee moet worden omgegaan. Als volgend schooljaar blijkt dat
het scholen en leerlingen niet goed lukt om opgelopen achterstanden in te halen, dan
kan opnieuw de afweging worden gemaakt of de duim een passend instrument is. Het is
wenselijk om bij deze afweging ook de evaluatie van het examenjaar 2021 te betrekken.
Daarnaast moet bij dit besluit het uitgangspunt zijn om alle drie typen examenkandidaten
(regulier onderwijs, vavo en staatsexamen) die in eerdere jaren examens afsluiten
zoveel als mogelijk gelijk te behandelen en geen aparte positie te creëren voor kandidaten
uit het vso en vavo. Dat vraagt een integrale afweging en doordenking van een dergelijk
besluit voor alle groepen examenkandidaten die het raakt, waarbij ook moet worden
meegenomen in hoeverre een vroegtijdig besluit op dit punt ervoor zorgt dat leerlingen
zich op voorhand voor bepaalde vakken niet meer zullen inspannen.
Tevens wil ik nog opmerken dat het toepassen van een duimregeling alleen kan bij het
vaststellen van de uitslag (als bepaald wordt of de kandidaat geslaagd is voor het
diploma), en kan daarom nog niet worden toegepast op kandidaten die dit jaar één of
meerdere certificaten halen. Deelcertificaatkandidaten die voor een bepaald vak onvoldoende
scoren kunnen dit resultaat wel in een volgend jaar inzetten om het diploma te behalen.
Zolang andere vakken voldoende zijn gemaakt en zij daarmee voldoen aan de slaag-zakregeling
kunnen zij met de inzet van een onvoldoende ook slagen.
De leden van de D66-fractie vragen wat ik op korte termijn ga doen om kwetsbare leerlingen,
in het bijzonder leerlingen in het vso, te helpen.
Bij de totstandkoming van de maatregelen voor de examens in 2021 heb ik bijzondere
aandacht besteed aan leerlingen in het vso en de bijzondere omstandigheden waarin
zij zich voorbereiden op het examen. Het uitgangspunt daarbij is telkens geweest dat
iedere examenkandidaat de mogelijkheid moet krijgen om een diploma te behalen van
gelijke waarde. Om die reden is het van belang dat de maatregelen met betrekking tot
de exameneisen gelijk zijn voor alle examenkandidaten en dat er daarnaast ruimte is
voor maatwerk in de examenafnames waar dat nodig is. Zoals ik in eerdere brieven heb
toegelicht zijn er bij de totstandkoming van de maatregelen voor 2021 ook scenario’s
afgevallen omdat die niet toepasbaar bleken voor het vso. Eerder heb ik ook toegelicht
dat ik dit jaar diverse maatregelen neem ten aanzien van het staatsexamen, bijvoorbeeld
waar het gaat om de communicatie over de aanwezigheid van de eigen docent. Alle kandidaten
van het staatsexamen, zowel deelcertificaatkandidaten als diplomakandidaten kunnen
gebruik maken van deze mogelijkheden. Dit geldt ook voor het spreiden van de centraal
schriftelijk examens over twee tijdvakken. Daarnaast neem ik een aantal maatregelen
die zien op alle diplomakandidaten in zowel het regulier onderwijs als het staatsexamen,
namelijk de extra herkansing en de duimregeling. Daarbij geldt dat alle niet-diplomakandidaten,
dus zowel leerlingen in het regulier onderwijs die in het (voor)voorlaatste leerjaar
een vak afsluiten als deelcertificaatkandidaten en vavo-kandidaten die nog niet opgaan
voor een diploma geen gebruik maken van de extra herkansing en de duimregeling.
De leden van de CDA-fractie vragen of ik bereid ben er alles aan te doen om, indien
nodig en eventueel met uitzonderingen voor deze groep leerlingen, nog meer rekening
te houden met leerlingen uit het vso.
Uiteraard zal ik bij de besluitvorming over het examenjaar 2022 specifiek oog hebben
voor de hele groep staatsexamenkandidaten, waaronder leerlingen uit het vso. Het bieden
van extra herkansingsmogelijkheden aan diplomakandidaten is een van de opties die
daarbij overwogen wordt. Ook de maatwerkaanpassingen met betrekking tot de afname
van de examens zal ik expliciet meenemen in het proces van besluitvorming. Ik hecht
er wel aan om in de context van deze vraag nogmaals te benadrukken dat het daarbij
in het belang van de leerling is dat het diploma dat wordt behaald van gelijke waarde
is. De inhoudelijke eisen aan het diploma dienen dan ook gelijk te zijn.
De leden van de SP-fractie vragen hoe het niet uitvoeren van de moties van het lid
Van Meenen c.s. zich verhoudt tot het uitgangspunt dat alle examenkandidaten dezelfde
mogelijkheden moeten krijgen om dit jaar het diploma te halen, ongeacht de route die
zij daarbij volgen.
Bij de besluitvorming voor de examens in 2021 heb ik telkens voor ogen gehouden dat
alle diplomakandidaten dezelfde mogelijkheden moet worden geboden. Dit heeft er onder
meer toe geleid dat ik bij de herijking van het besluit heb gekozen voor een duimregeling
in plaats van een derde herkansing. Een derde herkansing zou vanwege de uitvoerbaarheid
niet kunnen worden geboden aan diplomakandidaten van het staatsexamen. Ook ten aanzien
van de moties Van Meenen c.s. heb ik deze afweging gemaakt. Zowel in het regulier
onderwijs, het vavo als bij het staatsexamen zijn er leerlingen/kandidaten die voorafgaand
aan het jaar waarin zij het diploma behalen al vakken afronden. Al deze groepen wil
ik gelijk behandelen. In de motie wordt gevraagd om een ongelijke behandeling, waarbij
voor vavo- en vso- kandidaten de komende twee jaar andere regels zouden gelden dan
voor andere kandidaten van het staatsexamen en leerlingen in het regulier onderwijs.
De leden van de SP-fractie vragen welke risico’s ik zie ten aanzien van het bereiken
van de grenzen van de uitvoeringscapaciteit van het CvTE en welk reserveplan er klaarligt
wanneer er fouten optreden die de afname van examens in het gedrang brengen.
Zoals hierboven vermeld heeft het CvTE zich samen met DUO ingespannen om er voor te
zorgen dat alle 9.000 kandidaten dit jaar bediend kunnen worden, inclusief de uitvoering
van de aanvullende maatregelen die er voor dit jaar genomen zijn zoals de extra herkansing
voor diplomakandidaten. Ten aanzien van de lange termijn en de druk die er door de
oplopende deelnemersaantallen ligt op de staatsexamenorganisatie onderzoekt het CvTE
momenteel, in navolging van het onderzoek naar een toekomstbestendig staatsexamen,
hoe de organisatie van het staatsexamen kan worden verstevigd. Het doel hiervan is
om de druk op de organisatie van het staatsexamen te verminderen. Zoals ik in mijn
brief van 12 februari14 heb aangegeven informeer ik uw Kamer hier voor het einde van het jaar over.
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre ik hun visie deel dat het onderwijs
en de examinering, ook in coronatijd, inclusief wordt en alle leerlingen daarmee een
plek, passende voorzieningen en maatwerk geboden wordt.
Ik ben het met de leden van de PvdA-fractie eens dat leerlingen die dat nodig hebben,
bijvoorbeeld vanwege een beperking, maatwerk moet worden geboden. Zo stellen we hen
in de gelegenheid om een diploma te kunnen behalen als dat in hun mogelijkheden ligt.
Bij het bieden van dergelijk maatwerk moet het gaan om het wegnemen van belemmeringen
in de afname van het examen, waardoor de leerling in staat wordt gesteld te laten
zien of en in welke mate hij aan de eisen voldoet. Het maatwerk neemt niet de eisen
als zodanig weg. Dit is ook in het belang van de leerling, omdat hij er op deze manier
op kan vertrouwen dat hij het juiste niveau heeft om door te kunnen stromen naar een
vervolgopleiding.
De leden van de PvdA-fractie vragen of ik kan toelichten of ik de belangen van deelnemers
aan de staatsexamens voor het voortgezet speciaal onderwijs opoffer aan de wens om
nu de centrale examens door te zetten.
Het is in het belang van alle leerlingen dat de centrale examens dit jaar doorgaan.
Als het vorig jaar op een verantwoorde wijze had gekund, had ik er ook in 2020 voor
gekozen om de centrale examens door te laten gaan. Door de combinatie van een centraal
en een school- of college-examen kunnen leerlingen namelijk het beste laten zien wat
ze kennen en kunnen. Vorig jaar gaven staatsexamenkandidaten en hun vertegenwoordigers
ook aan het vervelend te vinden dat het centraal examen kwam te vervallen, omdat hun
resultaat voor een vak daarmee af kwam te hangen van het college-examen, dat een specifieke
afnamevorm kent die hoofdzakelijk mondeling is. Daarnaast is het goed om op te merken
dat, ook als er dit jaar geen centrale examens waren geweest, er onvoldoende capaciteit
zou zijn geweest bij het CvTE om deelcertificaatkandidaten een herkansing van hun
college-examens te bieden vanwege de grootte van de groep deelcertificaatkandidaten.
De leden van de PvdA-fractie vragen of ik kan weergeven hoeveel deelcertificaten de
komende twee jaar naar verwachting minder zullen worden uitgereikt aan vso-leerlingen
dan vóór de corona-uitbraak.
Het is op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk om een inschatting te maken
van hoeveel certificaten er de komende twee jaar zullen worden behaald door kandidaten.
Zoals ik in mijn brief van 12 februari15 berichtte, waren de resultaten van de staatsexamenkandidaten in 2020 beter dan in
eerdere jaren. Ik zie dit als een bemoedigend teken dat, met eventuele aanpassingen,
kandidaten de komende twee jaar in staat zullen zijn om vakken af te sluiten en daarmee
het diploma te behalen.
Uitvoering motie Westerveld c.s.16
De leden van de CDA-fractie vragen wat de inventarisatie van de totale groep deelcertificaatleerlingen
in praktijk betekent voor de kandidaten uit het speciaal onderwijs nu het CvTE wederom
aangeeft geen capaciteit te hebben om herkansingen voor meer dan 200 deelcertificaatleerlingen
te moeten organiseren. Zij vragen eveneens of de inventarisatie van de motieven van
deze groep leerlingen om deel te nemen aan het staatsexamen wel zin heeft als ik geen
onderscheid mag maken in maatregelen binnen deze groep en het CvTE niet kan opschalen
in capaciteit om extra herkansingen eventueel volgend jaar wel mogelijk te maken voor
deze groep. De leden van de PvdA-fractie vragen eveneens naar de uitvoering van deze
motie en vragen specifiek in welk examenjaar de inventarisatie van het CvTE op zijn
vroegst consequenties kan krijgen voor de herkansingsmogelijkheid voor specifieke
groepen deelcertificaatkandidaten.
In de motie Westerveld c.s.17 word ik verzocht om met het CvTE te kijken naar de beschikbaarheid van examinatoren
en de mogelijkheden om voor de kandidaten voor wie het behalen van de certificaten
noodzaak is vanwege vervolgopleiding of leeftijd, wel een herkansing te bieden. In
mijn brief van 24 maart jl.18 heb ik toegelicht dat leerlingen in het vso hun huidige opleiding mogen afronden,
ook als zij ouder zijn dan 18 of 20. Het is wettelijk vastgelegd dat leerlingen in
het vso onderwijs mogen volgen tot het eind van het schooljaar waarin zij 20 worden.
Daarnaast is in artikel 39, lid 5 van de WEC vastgelegd dat de Inspectie van het Onderwijs
ontheffing kan verlenen van die bepaling indien het voortgezet verblijf op de school
wenselijk is ter voltooiing van een opleiding of het de kansen op werk vergroot. Over
de eerste groep, kandidaten die een certificaat nodig hebben vanwege doorstroom naar
een specifieke vervolgopleiding, zal ik uw Kamer na de zomer informeren op basis van
de inventarisatie die het CvTE dit examenjaar uitvoert. Middels deze inventarisatie
brengt het CvTE in beeld hoe groot deze groep en andere subgroepen van deelcertificaatkandidaten
zijn zodat kan worden bepaald of er een mogelijkheid is om een herkansing te bieden
aan een deel van de certificaatkandidaten. Dat zou alleen kunnen als de groep zeer
klein is, zoals eerder in gesprek met uw Kamer werd verondersteld. Indien blijkt dat
er voldoende capaciteit is voor de specifieke groep die in de motie wordt benoemd
dan kan het proces van wijziging van de regelgeving worden gestart. Ook wordt op basis
van deze inventarisatie bepaald wanneer een dergelijke wijziging in werking kan treden.
Het door de leden van de CDA-fractie genoemde aantal van 200 leerlingen heeft geen
betrekking op kandidaten uit het speciaal onderwijs maar gaat over leerlingen uit
het regulier onderwijs. Het CvTE heeft aangegeven dat er maximaal voor 200 leerlingen
uit het regulier onderwijs plek is tijdens het staatsexamentijdvak. Leerlingen kunnen
hier, net als in andere jaren, alleen in uitzonderlijke gevallen gebruik van maken,
bijvoorbeeld als zij door ziekte een deel van hun examens nog niet hebben kunnen afronden.
Overige vragen
De leden van de VVD-fractie vragen naar de stand van zaken rond de aanvullende ondersteuning
van de examenleerlingen ter voorbereiding op hun examens.
Vervolgens vragen zij daarbij ook naar stand van zaken rond de facilitering van het
bijhorende online platform dat sinds maart hiervoor beschikbaar is, het gebruik van
dit platform door leerlingen en in hoeverre ik dit verder ga promoten. Tevens vragen
zij of ook de leerlingen die in het volgende schooljaar examen doen van dit platform
gebruik kunnen maken.
De site lerenvoorhetexamen.nl is sinds 1 maart online. Kennisnet heeft een site gebouwd
waarop veel materiaal te vinden is voor leerlingen, ouders en docenten. Voor bijna
alle vakken staan er inmiddels filmpjes, examenopgaven en examenprogramma’s op. Binnen
enkele weken zullen er ook kennisclips verschijnen waarin nog meer informatie komt
voor leerlingen, ter voorbereiding op het centraal examen. Wat betreft de bezoekersaantallen
kan er geen onderscheid gemaakt worden tussen (examen)leerlingen en andere bezoekers,
maar duidelijk is dat deze aantallen oplopen. De afgelopen twee weken heeft de site
ongeveer 26.000 bezoekers getrokken. De uitlegvideo’s zijn al ruim 70.000 keer bekeken
sinds de lancering van de site begin maart. Kennisnet is bezig met de promotie van
de site, dit wordt de komende tijd geïntensiveerd. In de communicatiecampagne rondom
het eindexamen 2021 van de rijksoverheid zal de site ook meegenomen worden. Na de
examenperiode 2021 wil ik samen met de betrokkenen evalueren hoe de site is gebruikt
en of het ook voor toekomstige examenjaren van meerwaarde zou kunnen zijn. Dat biedt
ook de kans om mogelijke verbeteringen op een gestructureerde wijze door te voeren
De leden van de CDA-fractie vragen of mijn besluit ook betekent dat resultaatverbetertoetsen
niet mogelijk zijn om een leerling uit het vso alsnog te laten slagen als er geen
herkansing meer mogelijk is. Deze leden vragen ook wat er nog voor specifieke mogelijkheden
er zijn om deze groep leerlingen in specifieke omstandigheden te ondersteunen.
Resultaatverbeteringstoetsen, zoals die in 2020 plaatsvonden, waren bedoeld voor het
verbeteren van het schoolexamenresultaat van leerlingen in het regulier onderwijs.
Ten tijde van het besluit over de centrale examens in maart 2020 hadden veel leerlingen
in het regulier onderwijs hun schoolexamens al (bijna) afgerond. Door deze resultaatverbeteringstoetsen
konden zij hun resultaat voor twee vakken nog verbeteren. Voor staatsexamenkandidaten
is, gelet op de individuele afname van het college-examen, gekozen voor het bieden
van extra herkansingen voor deze examens in plaats van aparte resultaatverbeteringstoetsen.
Kandidaten die dit jaar opgaan voor een certificaat en daarbij niet het gewenste resultaat
behalen, kunnen volgend jaar opnieuw opgaan voor dit vak, zonder dat dit invloed heeft
op het aantal herkansingen dat zij mogen afleggen als zij volgend jaar opgaan voor
het diploma. In tegenstelling tot het regulier vo kan het resultaat voor de vakken
die wel met voldoende resultaat zijn afgesloten (maximaal tien jaar) blijven staan.
In het regulier vo vervallen deze resultaten. Hiermee biedt het staatsexamen flexibiliteit
aan kandidaten die dat nodig hebben, bijvoorbeeld omdat zij door ziekte of een beperking
minder belastbaar zijn dan de gemiddelde leerling. De ondersteuning van leerlingen
in het speciaal onderwijs geschiedt door de school. Zij kunnen, bijvoorbeeld met de
aanvullende gelden vanuit het nationaal programma, specifiek aandacht besteden aan
leerlingen die volgend jaar opgaan voor het diploma.
De leden van de CDA-fractie vragen wat in algemene zin de gevolgen zijn voor de eindexamenleerling
wanneer onvoorziene omstandigheden, bijvoorbeeld als een coronabesmetting bij de leerling
zelf of in de directe omgeving van de leerling deelname aan tijdvak één of tijdvak
twee verhindert. Deze leden vragen wat de gevolgen zijn wanneer er een corona uitbraak
is onder een groep eindexamenleerlingen of betrokken docenten in de eindexamenperiode.
Het kan dit jaar voorkomen dat leerlingen vanwege een besmetting of quarantaine niet
aan een tijdvak kunnen deelnemen. Dit is ook een van de redenen dat er dit jaar is
gekozen voor twee tijdvakken van 10 dagen, zodat er nog een uitwijkmogelijkheid is
voor leerlingen die examens hebben gemist. In beide tijdvakken kan er in alle vakken
examen worden gedaan. Daarnaast is er een derde tijdvak op de scholen toegevoegd waarin
leerlingen kunnen herkansen.
De leden van de SP-fractie vragen of ik het met hen eens ben dat leerlingen ook achterstanden
op hebben kunnen lopen als het gaat om hun schoolexamens en in hoeverre ik hier rekening
mee heb gehouden bij de besluitvorming over examens 2021. Daarnaast vragen zij op
welke wijze ik rekening heb gehouden met eventuele achterstanden die zijn opgelopen
als het gaat om de schoolexamenresultaten.
Leerlingen hebben dit jaar langer de tijd om hun schoolexamens af te ronden doordat
de aanlevertermijn voor de schoolexamenresultaten is verlengd. Met het oog op de organiseerbaarheid
van de centrale examinering is in het Besluit eindexamens 2021 opgenomen dat leerlingen
voor de meivakantie bij de school aangeven in welk tijdvak zij voor een bepaald examen
willen opgaan. Op dat moment in het schooljaar zullen leerlingen en docenten ook een
goede inschatting kunnen maken over waar de leerling staat in de afronding van de
schoolexamens van elk vak. Docenten kunnen leerlingen hierin adviseren. Indien er
sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals ziekte van de leerling of een andere
van zijn wil onafhankelijke omstandigheid, dan kan het bevoegd gezag de leerling in
de gelegenheid stellen om langer de tijd voor te nemen voor het afronden van het schoolexamen,
mits het schoolexamen is afgerond voorafgaand aan het centraal examen van het betreffende
vak.
De leden van de SP-fractie vragen welke belanghebbende veldpartijen betrokken zijn
geweest bij de besluitvorming die voorafging aan het besluit over de eindexamens in
2021 en in hoeverre het LBVSO hier onderdeel van uitmaakte. De leden van de SP-fractie
vragen voorts of ik het LBVSO alleen op 18 november 2020 heb uitgenodigd om mee te
praten over het te nemen besluit en vervolgens niet meer.
Ik heb hierover overleg gevoerd met een zeer brede groep van 19 partijen, te weten:
VO-raad, MBO-raad, VH, VSNU, PO-raad, Aob, CNV, Fvov, AVS, LAKS, LBVSO i.o., Ouders
& Onderwijs, Sectorraad gespecialiseerd onderwijs, Simea, Vives, SPV, NRTO, CvTE,
Inspectie. Er is intensief overleg geweest met LBVSO (i.o.). Naast het overleg op
18 november 2020 is er op ambtelijk niveau gesproken met LBVSO op 10 en 17 december
2020 en op 9 en 11 februari 2021. In die overleggen is LBVSO meegenomen in de stand
van het denken ten aanzien van mogelijke maatregelen en het proces, en heeft LBVSO
zowel schriftelijk als mondeling inbreng geleverd ten aanzien van deze onderwerpen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier