Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de afgifte van een vergunning voor de export van militair materieel naar Thailand (Kamerstuk 22054-337)
22 054 Wapenexportbeleid
Nr. 339 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 april 2021
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 4 februari 2021 over afgifte vergunning
voor export militair materieel naar Thailand (Kamerstuk 22 054, nr. 337).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 februari 2021 aan de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 25 maart 2021 zijn de
vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van uit de bewindspersonen
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de brief (Kamerstuk 22 054, nr. 337) van het kabinet bestudeerd en hebben daarover de volgende vragen.
De leden van de SP-fractie zijn verbaasd over de conclusie van het kabinet dat de
mensenrechtensituatie sinds 24 maart 2019 «enigszins verbeterd» is, vooral omdat in
de afgelopen maanden opnieuw hevige spanningen in de Thaise maatschappij aan het licht
zijn gekomen. De recente binnenlandse strijd in Thailand is sinds maart 2019 niet
geluwd. Wat is het oordeel van het kabinet over de rapportage van Amnesty International
dat meer dan 220 mensen, onder wie kinderen, werden aangeklaagd vanwege hun aandeel
in vreedzame protesten in 2020?1 De leden van de SP-fractie menen dat de binnenlandse tegenstellingen zijn verscherpt
nu ook de monarchie onderwerp van kritiek is geworden. Deelt het kabinet deze analyse
en is het kabinet bereid de analyse in de brief te herzien?
1. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet staat nog steeds achter de analyse dat de mensenrechtensituatie sinds
maart 2019 «enigszins verbeterd» is, hetgeen werd gebaseerd op ontwikkelingen sinds
na de overgang van militair regime naar burgerregering die na de verkiezingen van
24 maart 2019 plaatsvond. Als direct resultaat daarvan werd de National Council for Peace and Order (NCPO), het uitvoerende orgaan van het toenmalige militaire regime, opgeheven. De
NCPO had verstrekkende bevoegdheden en immuniteiten. Met het opheffen van de NCPO
werden ook ruim 200 door de NCPO uitgevaardigde noodverordeningen ingetrokken en werd
het parlementaire systeem in ere hersteld. Ook werd een groot aantal politieke activisten,
die zonder vorm van proces vastzaten, vrijgelaten, is het aantal gevallen van vervolging
van dissidenten verminderd en is een aantal democratische vrijheden in ere hersteld
(zoals het recht op vereniging).
Desalniettemin genieten mensenrechtenorganisaties en -activisten vooralsnog beperkte
bewegingsvrijheid (censuur, willekeurige arrestaties) en is er sprake van onvrede
met de politieke situatie. Het aantal pro-democratie demonstraties is in de loop van
2020 sterk toegenomen. Daarbij wordt ook steeds vaker openlijk kritiek geuit op de
monarchie. Dit is een zeer gevoelig onderwerp in Thailand en leidt soms tot spanningen
tussen verschillende groepen demonstranten.
Alhoewel politie en leger vooralsnog terughoudend zijn met het gebruik van geweld
vinden soms confrontaties met demonstranten plaats waarbij ook mensen worden gearresteerd.
Hierbij wordt ook verwezen naar beperkingen die gelden voor samenkomsten als gevolg
van COVID-19 maatregelen. Een aantal van deze opgepakte demonstranten is inmiddels
vrijgelaten, anderen zijn in afwachting van hun proces.
Het kabinet volgt het democratiseringsproces en de ontwikkelingen op het gebied van
mensenrechten in Thailand nauwlettend. In contacten met de Thaise autoriteiten worden
deze onderwerpen aangekaart, zowel bilateraal als in EU-verband. De Nederlandse ambassade
in Bangkok staat in nauw contact met mensenrechtenorganisaties en organiseert regelmatig
bijeenkomsten met vertegenwoordigers van onder meer Human Rights Watch, Amnesty International en lokale ngo’s. Dit levert waardevolle informatie op. Rechtszaken tegen mensenrechtenactivisten
worden waar mogelijk bijgewoond door een ambassademedewerker.
Het gevolg van de nieuwe repressie is dat zeer zware gevangenisstraffen, bijvoorbeeld
van 87 jaar, aan diverse critici van de monarchie zijn gegeven. Inmiddels durven veel
Thai de monarchie als summum van ondemocratisch bestuur te benoemen. De vraag die
daarom opkomt bij de leden van de SP-fractie is of het kabinet wil ingaan op de recente
ontwikkelingen. Hoe beoordeelt het kabinet de draconische straffen op majesteitsschennis
in het licht van de vrijheid van meningsuiting? Wat is het oordeel over de verklaring
van 25 november jl. van gezamenlijke mensenrechtenorganisaties en hun vijf eisen aan
de Thaise regering?2 Deelt het kabinet de redelijkheid van die eisen en wat is het oordeel over de reactie
tot nu toe van de Thaise regering?
2. Antwoord van het kabinet:
Het is bekend dat in Thailand voor sommige vergrijpen hoge straffen worden opgelegd.
Dit geldt bijvoorbeeld voor drugsdelicten maar ook voor majesteitsschennis. In Thailand
wordt de monarchie gezien als een van de belangrijke pijlers van de samenleving. Kritiek
daarop wordt beschouwd als gevaar voor de stabiliteit van het land en voor de nationale
veiligheid en openbare orde. De strenge wetgeving op het gebied van majesteitsschennis
is daar een gevolg van en wordt gezien als een strikt interne aangelegenheid.
Hoewel de monarchie in Thailand onverminderd zeer populair is, is er sprake van toenemende
onvrede, met name onder jongeren, over de rol van de monarchie en de strenge straffen
die voor majesteitsschennis worden opgelegd.
Onlangs vond in het parlement een debat plaats over de monarchie. Dit was een unicum
en werd ook rechtstreeks op televisie uitgezonden. Tijdens het debat werd onder andere
een door de oppositie ingediende motie tot wijziging van de wet op de majesteitsschennis
besproken. Uiteindelijk werd deze motie weggestemd, maar het geeft aan dat dit onderwerp
ook in het parlement ter discussie staat.
De eisen van de gezamenlijke mensenrechtenorganisaties aan de Thaise regering zijn
bekend bij het kabinet. Ook roept het kabinet Thailand in bilaterale contacten en
in EU-verband regelmatig op om mensenrechtenorganisaties te beschermen en de effectieve
uitoefening van hun mensenrechten te waarborgen, zoals het recht op vrijheid van vereniging,
recht van vreedzame vergadering en het recht op vrijheid van meningsuiting.
In augustus 2020 heeft de Thaise regering er te elfder ure van afgezien om op korte
termijn over te gaan tot aanschaf van een onderzeeboot in China.3 Wellicht volgt de aankoop later. Heeft het Nederlandse kabinet een opvatting over
de politieke betekenis van een aanschaf van een onderzeeboot uit China? Is er naar
het oordeel van het kabinet, in het licht van deze discussie, sprake van een regionale
wapenwedloop? Op welke wijze wordt de Thaise marine daarin betrokken?4 Wat zijn de belangen van China en Thailand, en de bondgenoten binnen de Associatie
van Zuidoost-Aziatische Naties in deze ontwikkelingen? Deelt het kabinet de conclusie
dat er een wapenwedloop gaande is in de Zuid-Chinese Zee en acht het kabinet het in
het licht van deze wapenwedloop toch verstandig de Thaise marine te voorzien van militair
materieel? Voorts vragen de leden van de SP-fractie met welke bondgenoten zal worden
samengewerkt – mede – met deze uit te voeren apparatuur.
3. Antwoord van het kabinet:
Thailand is, net als andere landen in de regio, bezig met het moderniseren en vervangen
van sterk verouderd materiaal en wapensystemen met defensieve doeleinden. Alhoewel
defensiebudgetten in de regio in absolute termen toenemen, zijn deze afgezet tegen
het BNP van de ASEAN landen vrijwel constant gebleven. Het kabinet neemt geen standpunt
in over een eventuele aanschaf door Thailand van een onderzeeboot uit China. Thailand
heeft als soeverein land de keuzevrijheid om te bepalen uit welk land het militaire
goederen betrekt.
Aanvragen voor de uitvoer van militaire goederen worden per geval getoetst aan de
acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake Wapenexport, waarbij ook
de regionale stabiliteit en eventuele regionale machtsverschuivingen in acht worden
genomen. Specifiek wordt er onder criterium 4 van het EU Gemeenschappelijk Standpunt
inzake Wapenexport getoetst of er een duidelijk risico bestaat dat de goederen gebruikt
worden voor agressie jegens een ander land of het met kracht bijzetten van territoriale
aanspraken. In het geval van de vergunningaanvraag die onderwerp vormt van dit Schriftelijk
Overleg was hiervan geen sprake. De betrekkingen van Thailand met de buurlanden zijn
overwegend stabiel. Ook in de Zuid-Chinese Zee stelt Thailand zich zeer terughoudend
op. Zo doet Thailand geen territoriale claims in de Zuid-Chinese Zee en is de Thaise
marine daar zeer beperkt aanwezig. Wel oefent de Thaise marine steeds vaker met China,
maar deze oefeningen kennen bij lange na nog niet de omvang en complexiteit van gezamenlijke
oefeningen met de VS. Thailand neemt verder een constructieve regionale rol aan door
te bemiddelen rondom het opstellen van een Code of Conduct voor de Zuid-Chinese Zee.
De leden van de SP-fractie vragen ten slotte naar een actualisering van de regionale
veiligheidsverhouding in het licht van de recente staatsgreep in buurland Myanmar.
Kan het kabinet aangeven hoe de relaties zijn tussen Thailand en Myanmar, met name
met het oog op grensoverschrijdend verkeer van opstandige minderheden in het grensgebied?
Wat is de rol van de Thaise marine in de Andamanse Zee in het licht van de spanningen
met Myanmar?
4. Antwoord van het kabinet:
De relaties tussen Thailand en Myanmar zijn vriendschappelijk. Thailand beschouwt
de recente ontwikkelingen in Myanmar als een interne aangelegenheid en doet daar geen
uitspraken over. Wel faciliteerde Thailand op 24 februari jl. een overleg tussen de
Indonesische Minister van Buitenlandse Zaken en een hoge vertegenwoordiger van het
Myanmarese leger. Het ASEAN voorzitterschap (Brunei) heeft na afloop van de speciale
bijeenkomst over de situatie in Myanmar op 2 maart jl. een verklaring5 afgegeven waarin ASEAN zich bereid verklaart Myanmar te assisteren bij het vinden
van een vreedzame oplossing. Op 1 februari jl. heeft het ASEAN voorzitterschap zich
al eerder uitgelaten over de situatie in Myanmar en in een verklaring6 opgeroepen tot de bescherming van democratische normen en mensenrechten in overeenstemming
met het ASEAN Charter.
In het verleden vonden aan de grens tussen beide landen enkele incidenten plaats die
voortvloeiden uit de strijd tussen het Myanmarese leger en gewapende groepen van Myanmarese
etnische minderheden. Daarbij was ook sprake van granaatinslagen op Thais grondgebied.
Het Thaise leger heeft daar incidenteel met geweervuur op gereageerd maar betrachtte
terughoudendheid om verdere escalatie te voorkomen.
Tot dusver heeft de Thaise overheid de Myanmarese migranten die zich in Thailand bevinden
toegestaan vreedzame politieke demonstraties in Bangkok en nabij de grens te organiseren,
op voorwaarde dat de COVID-19-richtlijnen inzake gezondheid en veiligheid worden nageleefd.
De militaire samenwerking tussen Thailand en Myanmar is beperkt. Zo heeft het Thaise
leger nog nooit deelgenomen aan een gezamenlijke oefening met Myanmar. Een klein aantal
Myanmarese militaire officieren is een aantal jaren geleden uitgenodigd om de door
Thailand en de VS geleide militaire oefening Cobra Gold bij te wonen, maar dan alleen
in het kader van humanitaire hulp en rampenbestrijding.
De Thaise marine beperkt zich in de Andaman Zee tot bewaking van de eigen kustwateren
en houdt zich verder afzijdig van de gebeurtenissen in Myanmar.
In het licht van deze ontwikkelingen spreken de leden van de SP-fractie opnieuw hun
verbazing uit over de dispenserende redeneringen die aan de rol van de marine, in
dit geval de Thaise, worden toegedicht. De leden van de SP-fractie vragen het kabinet
dan ook af te zien van de exportvergunning.
5. Antwoord van het kabinet:
Vanuit het beginsel van rechtszekerheid heeft de vergunninghouder het recht om een
eenmaal afgegeven vergunning ook daadwerkelijk te gebruiken. De gronden waarop een
vergunning kan worden ingetrokken zien vooral op de situatie dat de vergunning is
verstrekt op onjuiste of onvolledige gegevens die door de aanvrager zijn verstrekt
of de situatie dat de vergunningvoorschriften niet in acht zijn genomen. Hiervan is
geen sprake.
De vergunningaanvraag is zeer zorgvuldig getoetst op basis van het geldende toetsingskader:
het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Er is geen reden tot heroverweging
van deze toetsing aangezien er geen aanwijzingen zijn dat de Thaise marine betrokken
is bij mensenrechtenschendingen, het uitlokken van spanningen of gewapende conflicten,
of het humanitair oorlogsrecht en andere internationale verplichtingen niet naleeft,
dan wel er een risico is op een ander ongewenst eindgebruik. Het kabinet is dan ook
van mening dat de vergunning terecht is toegewezen.
Inbreng leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrief (Kamerstuk 22 054, nr. 337) over de afgifte van de wapenexportvergunning aan Thailand en hebben hierover ernstige
zorgen.
In de brief schrijft het kabinet dat de mensenrechtensituatie in Thailand sinds de
verkiezingen van 24 maart 2019 en de beëdiging van premier Prayut enigszins is verbeterd.
Het aantal gevallen van vervolging van dissidenten zou sterk verminderd zijn en een
aantal democratische vrijheden in ere hersteld. Desalniettemin ondervinden mensenrechtenorganisaties
en -activisten vooralsnog beperkte bewegingsvrijheid en wordt hen, onder andere door
middel van het aanspannen van rechtszaken, het zwijgen opgelegd. Volgens Human Rights
Watch zijn sinds het opheffen van het verbod op openbare vergadering in december 2018
ten minste 130 politici, academici en prodemocratische activisten in Bangkok en andere
provincies in 2019 beschuldigd van illegale vergadering op grond van de wet op openbare
vergaderingen en soms van opruiing wegens het vreedzaam houden van bijeenkomsten.7 Is dit bekend bij het kabinet? Zo ja, hoe verhoudt dit zich met het in ere hersteld
zijn van een aantal democratische vrijheden? Welke democratische vrijheden zijn dan
zodanig in ere hersteld dat vervolging niet meer plaatsvindt?
6. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is bekend met de rapporten van Human Rights Watch en andere mensenrechtenorganisaties. De Nederlandse ambassade in Bangkok staat in
nauw contact met deze organisaties en organiseert regelmatig bijeenkomsten. Zoals
aangegeven in het antwoord op vraag 1 is de analyse dat de mensenrechtensituatie sinds
maart 2019 «enigszins verbeterd» is, gebaseerd op ontwikkelingen sinds de overgang
van militair regime naar burgerregering die in 2019 plaatsvond. Dit heeft geleid tot
een aantal verbeteringen, zoals het herstelde recht op vereniging. Ten tijde van het
militaire regime waren bijeenkomsten van meer dan 5 personen verboden. Dat verbod
is opgeheven en demonstraties zijn sindsdien weer toegestaan. Ook werden personen
die onder de door het militaire regime uitgevaardigde noodverordeningen waren gearresteerd
berecht door militaire rechtbanken. Na maart 2019 zijn deze zaken overgedragen aan
civiele rechtbanken en zijn veel zaken direct geseponeerd.
Dit neemt niet weg dat de mensenrechtensituatie nog steeds zorgelijk is. De mensenrechtensituatie
staat dan ook steevast op de agenda van overleg met de Thaise autoriteiten, zowel
bilateraal als in EU-verband. Later dit jaar staat Thailand op de agenda van de Universal Periodic Review van de VN-Mensenrechtenraad. Tijdens deze review zal Nederland uitgebreid aandacht
geven aan de mensenrechtensituatie in Thailand en aanbevelingen ter verbetering indienen.
Human Rights Watch maakt in haar rapport ook duidelijk dat de Thaise regering routinematig
censuur afdwong en meningen die zij kritisch achtte over de monarchie en de regering
blokkeerde en bestrafte. Daarbij zijn critici van de monarchie vervolgd op grond van
andere wettelijke bepalingen, waaronder opruiing, cybercriminaliteit, illegale vergadering
en criminele associatie. In hoeverre verhouden deze ontwikkelingen zich tot de verbeteringen
in de mensenrechtensituatie die in Thailand zou hebben plaatsgevonden?
7. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is bekend met de bevindingen van Human Rights Watch en andere mensenrechtenorganisaties en is hierover regelmatig met hen in gesprek.
Het feit dat het verbod op vereniging is opgeheven, dat demonstraties weer zijn toegestaan
en dat rechtszaken niet langer door militaire rechtbanken worden afgehandeld doet
niets af aan de ernst van de door mensenrechtenorganisaties genoemde ontwikkelingen
en incidenten. Zoals beschreven in de antwoorden op vragen 1 en 6 ziet het kabinet
de mensenrechtensituatie in Thailand nog steeds als zorgelijk en geeft het hier bilateraal
en multilateraal aandacht aan.
De leden van de PvdA-fractie maken zich ook zorgen over de situatie van de mensenrechtenverdedigers
in Thailand die hun werk niet zouden kunnen uitvoeren. Ook is er weinig gedaan om
de daders van de moord op meer dan dertig mensenrechtenverdedigers en activisten uit
het maatschappelijk middenveld sinds 2001 te onderzoeken en voor de rechter te brengen.
Welke afweging heeft hierover plaatsgevonden bij de beoordeling van het mensenrechtencriterium?
8. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is bekend met de moorden waaraan wordt gerefereerd en maakt zich eveneens
zorgen over de huidige beperkte bewegingsvrijheid van mensenrechtenverdedigers in
Thailand. Er is sprake van censuur en er vinden nog steeds willekeurige arrestaties
plaats. Ondanks dat in het afgelopen jaar een aantal lopende zaken tegen mensenrechtenverdedigers
is geseponeerd, kunnen velen nog steeds niet vrijuit hun werk doen. Deze aspecten
worden in contacten met de Thaise autoriteiten aangekaart, zowel bilateraal als in
EU-verband. Dit is ook meegenomen in de afweging bij de beoordeling van het mensenrechtencriterium
voor deze aanvraag. Uit de toetsing is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn dat
de marine betrokken is bij onderdrukking van mensenrechtenverdedigers of mensenrechtenorganisaties.
Daarmee bestaat er geen duidelijk risico dat de te leveren goederen worden gebruikt
voor binnenlandse onderdrukking of bij het begaan van mensenrechtenschendingen op
basis waarvan een exportvergunning geweigerd moet worden.
Volgens het kabinet is de Thaise marine niet betrokken bij punten van zorg, noch is
sprake van rechtstreekse inzet van andere dienstonderdelen van het Thaise leger om
activisten of organisaties te onderdrukken. Echter, gelet op de aard van de goederen,
communicatiesystemen met inbegrip van software, delen, training en toebehoren en het
beoogde eindgebruik van uitwisseling van gegevens tussen verschillende militaire eenheden,
zowel tussen Thaise eenheden als met die van bevriende naties, valt volgens de leden
van de PvdA-fractie juist niet uit te sluiten dat deze goederen wel gebruikt kunnen
worden, ook tegen de eigen bevolking. Welke rol heeft dit gespeeld bij de afweging
tot afgifte van de wapenexportvergunning?
9. Antwoord van het kabinet
De exportvergunning is afgegeven voor de levering van onderdelen en apparatuur die
dienen ter vervanging van onderdelen van twee schepen van de Rattanakosin klasse van
de Thaise marine. Deze schepen dateren van halverwege de jaren ’80 van de vorige eeuw
en zijn al ruim 35 jaar in dienst. Bepaalde onderdelen en apparatuur, zoals bijvoorbeeld
de sterk verouderde communicatieapparatuur, zijn inmiddels aan vervanging toe.
Deze relatief kleine schepen zijn onderdeel van de kustwacht. Gelet op de beperkte
waterverplaatsing opereren ze voornamelijk vlakbij de kustlijn van Thailand. De primaire
taak van deze schepen is bescherming van de eigen kustwateren en zeegrenzen. Er zijn
geen aanwijzingen dat de Thaise marine betrokken is bij acties tegen de eigen bevolking.
Tot slot merkt het kabinet op dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet over
informatie beschikt waaruit blijkt dat de Thaise marine in algemene zin – waaronder
tijdens anti-piraterij operaties – haar verplichtingen ten aanzien van het naleven
van de mensenrechten niet nakomt. Beschikt het ministerie dan wel over informatie
dat de Thaise marine haar verplichtingen ten aanzien van het naleven van de mensenrechten
wel nakomt? Zo nee, waarom is de afweging – gezien de huidige situatie in Thailand –
dan gebaseerd op het ontbreken van informatie?
10. Antwoord van het kabinet
De afweging van het kabinet is niet gebaseerd op het ontbreken van informatie, maar
op het ontbreken van aanwijzingen dat de Thaise marine betrokken zou zijn bij mensenrechtenschendingen.
De vergunning is afgegeven na zeer zorgvuldige toetsing van de aanvraag aan het geldende
toetsingskader, het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Daarbij is
onder criterium twee nagegaan in hoeverre de betreffende eindgebruiker betrokken is
bij mensenrechtenschendingen en interne repressie. Een dergelijke betrokkenheid zou
leiden tot een afwijzing van de aanvraag. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de
Thaise marine betrokken is bij mensenrechtenschendingen. Het kabinet is dan ook van
mening dat deze vergunning terecht is toegewezen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
R. Konings, adjunct-griffier