Schriftelijke vragen : De operationalisering en instrumentalisering van de IHRA-definitie van antisemitisme
Vragen van het lid Kuzu (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de operationalisering en instrumentalisering van de IHRA-definitie van antisemitisme (ingezonden 24 maart 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van een briefing paper van de Belgische NGO-coalitie 11.11.11,
waarin grote zorgen worden geuit over een «Handbook for the practical use of the IHRA
Working Definition of Antisemitism» dat de Europese Commissie (EC) op 7 januari 2021
heeft gepubliceerd?1 2
Vraag 2
Hoe beoordeelt u dat dit handboek onder de naam en het logo van de EC is gepubliceerd,
terwijl het door een in Duitsland gevestigde vereniging is uitgewerkt? Is deze werkwijze
gebruikelijk, ook bij publicaties van de EC die zo beleidsgevoelig zijn als het handboek?
Kunt u hierop een toelichting geven?
Vraag 3
Hoe beoordeelt u dat de betreffende Duitse vereniging (RIAS e.V.) enkele sterk vooringenomen
personen actief bij de uitwerking van het handboek heeft betrokken, onder wie Mark
Weitzman, een directeur van het Simon Wiesenthal Center, dat wereldwijd een leidende
rol speelt in de politieke instrumentalisering van de strijd tegen antisemitisme en
dat de Europese Unie (EU) van antisemitisme heeft beticht, enkel wegens het etiketteren
van producten uit nederzettingen?3
Vraag 4
Deelt u de mening dat het betreurenswaardig is en van tunnelvisie getuigt dat het
handboek geen enkele aandacht besteedt aan de groeiende zorgen en bezwaren, ook onder
vooraanstaande academici, over hoe de IHRA-definitie beleidsmatig wordt geoperationaliseerd
en door aan Israël gelieerde organisaties met politieke bijbedoelingen wordt geïnstrumentaliseerd?
Vraag 5
Wat is uw mening over het voorstel in het handboek om de IHRA-definitie bij de toekenning
van financiering aan maatschappelijke organisaties als criterium te hanteren, hetgeen
impliceert dat organisaties die de IHRA-definitie niet steunen minder of geen toegang
tot subsidie zouden krijgen, zoals ook door NGO Monitor in het kielzog van het handboek
wordt bepleit?4
Vraag 6
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere Kamervragen dat het kabinet de voorbeelden
van hedendaags antisemitisme die ter illustratie aan de IHRA-definitie zijn gekoppeld
«[niet] als integraal onderdeel van de IHRA-definitie beschouwt»? Draagt Nederland
deze zienswijze op EU-niveau uit, c.q. richting de EC en binnen werkgroepen waarin
de EU-lidstaten de IHRA-definitie bespreken? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?5
Vraag 7
Herinnert u zich het volgende antwoord op eerdere Kamervragen: «De VN-Speciaal Rapporteur
plaatst haar opmerking in een context waarbij het gebruik van de IHRA-definitie gereguleerd
is. Daar is in Nederland geen sprake van.»? Wat bedoelt u in deze context met gereguleerd,
c.q. waar is in Nederland geen sprake van? Kunt u hierop een toelichting geven?6
Vraag 8
Herinnert u zich bij de aankondiging van de nieuwe functie van een Nationaal Coördinator
Antisemitismebestrijding (NCAB) uw volgende uitspraak: «Er kan gedacht worden aan
een onafhankelijke persoon – te denken is aan een oud-rechter of iemand met die statuur
– die kan adviseren op zaken die betrekking hebben op antisemitisme en de bestrijding
ervan.»?7
Vraag 9
Herinnert u zich het bericht «Eddo Verdoner wordt Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding»?
Heeft u het belang van onafhankelijkheid bij de selectie van de heer Verdoner getoetst
en gewogen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en wat was uw conclusie?8
Vraag 10
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de heer Verdoner vicevoorzitter is van het
bestuur van CIDI, een organisatie die in Nederland een leidende rol speelt bij de
vermenging van kritiek op Israël met antisemitisme? Deelt u de mening dat deze bestuursfunctie
van de heer Verdoner onverenigbaar is met zijn rol en functie van NCAB? Zo nee, waarom
niet?9
Vraag 11
Herinnert u zich het kabinetsstandpunt «dat het van belang is om onderscheid te blijven
maken tussen stellingname ten aanzien van Israël en antisemitisme»? Wilt u dit standpunt
aan de heer Verdoner overbrengen, met het verzoek dienovereenkomstig te handelen in
de uitoefening van het ambt van NCAB? Zo nee, waarom niet?10
Vraag 12
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, graag binnen de reguliere termijn?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. Kuzu, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.