Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader Rapport
35 774 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Bulgarije tot het vermijden van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol; Sofia, 14 september 2020
B/ Nr. 2
ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
d.d. 16 december 2020 en het nader rapport d.d. 19 februari 2021, aangeboden aan de
Koning door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van
Financiën. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief
afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 oktober 2020, no. 2020002170,
machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd
16 december 2020, nr. W06.20.0380/III, bied ik U hierbij aan. De tekst van het advies
treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 21 oktober 2020, no.2020002170, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Staatssecretaris van Financiën,
bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden de Republiek Bulgarije tot het vermijden
van dubbele belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en het voorkomen
van het ontduiken en ontwijken van belasting, met Protocol; Sofia, 14 september 2020
(Trb. 2020, 102), met toelichtende nota.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het verdrag
en adviseert het verdrag te overleggen aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert
de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Het verdrag geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot
het maken van inhoudelijke opmerkingen.
Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om de toelichtende nota op enkele punten te verduidelijken
en om enkele redactionele wijzigingen aan te brengen. In paragraaf II.14 is expliciet
aangegeven dat artikel 14, derde lid van het Verdrag afwijkt van het OESO-modelverdrag.
In paragraaf II.17 is toegelicht wat onder bestaande pensioenen of soortgelijke beloningen
wordt verstaan voor de toepassing van de overgangsregeling die is opgenomen in artikel
30, vierde lid, van het Verdrag. Verder is in paragraaf II.20 verduidelijkt dat voor
de toepassing van artikel 20, eerste lid, van het Verdrag ook is vereist dat de beloning
afkomstig is uit bronnen buiten de staat waar het onderwijs wordt gegeven of het onderzoek
wordt verricht. Tot slot is in paragraaf II.25 duidelijk gemaakt, dat voor onderling
overlegprocedures die zijn gestart vóór het moment waarop de arbitragepaling ingevolge
artikel XIII van het Protocol bij het Verdrag van toepassing wordt, de tweejaarsperiode
die is opgenomen in de arbitragebepaling pas vanaf het laatstbedoelde moment begint
te lopen.
Ik verzoek U, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, mij te machtigen gevolg
te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota
ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer
der Staten-Generaal.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
S.A. Blok
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State -
Mede ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.