Schriftelijke vragen : Toegenomen geweldscriminaliteit onder jongeren
Vragen van het lid Kuiken (PvdA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over toegenomen geweldscriminaliteit onder jongeren (ingezonden 11 maart 2021).
Vraag 1
            
Kent u de berichten «Opnieuw meer jongeren verdacht van ernstige geweldsdelicten'
               en «Jonge geweldplegers zorgelijke trend in jaarbeeld OM over 2020»?1 2
Vraag 2
            
Kunt u verklaren hoe het komt dat er twee jaar op rij sprake is van een forse toename
               van het aantal minderjarigen dat verdacht wordt van ernstige geweldsmisdrijven waaronder
               doodslag? Zo ja, wat is uw verklaring? Zo nee, waarom niet en hoe kunt het probleem
               dan goed aanpakken?
            
Vraag 3
            
Acht u het mogelijk dat er geen sprake is van een daadwerkelijke toename maar dat,
               zoals de woordvoerder van het openbaar ministerie (OM) suggereert, de toename ook
               verklaard kan worden uit het feit dat er meer zicht op deze groep delinquenten is?
               Zo ja, waarom acht u dit mogelijk? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 4
            
Deelt u de mening van de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal dat jongeren
               die in aanraking komen met criminaliteit de neiging hebben af te glijden vanwege het
               grote geld dat in de zware criminaliteit verdiend kan worden en dat het plegen van
               (meer) ernstige geweldsdelicten daarvan het gevolg is? Zo ja, waarom en wat doet u
               en wat gaat u doen om te voorkomen jongeren de verlokking van criminaliteit beter
               kunnen weerstaan? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 5
            
Deelt u de mening van de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal dat «een
               breed offensief [...] hard nodig is om dit maatschappelijke probleem aan te pakken»
               en dat «alleen met het strafrecht [...] je dit maatschappelijke probleem niet» oplost?
               Zo ja, aan welke brede aanpak denkt u? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 6
            
Deelt u de mening dat voor jongeren, vooral als zij nog aan het begin van een criminele
               carrière staan en leerplichtig zijn, het bieden van toekomstperspectief door middel
               van een degelijke opleiding er aan kan bijdragen dat jongeren op het rechte pad terugkomen
               en blijven? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 7
            
Deelt u de mening dat als voorwaarde bij een straf of als maatregel aanvullend aan
               een straf het opleggen van een verplichting tot het behalen van een startkwalificatie
               kan bijdragen aan het voorkomen dat jongeren afglijden in een criminele carrière?
               Zo ja, hoe gaat u hier een bijdrage aan leveren? Zo nee, waarom niet?
            
Vraag 8
            
Deelt u de mening van de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal dat brede
               coalities nodig zijn om deze jongeren op het juiste spoor te brengen, en vooral te
               houden? Zo ja, past een wijkaanpak zoals in Rotterdam-Zuid in dat kader? Zo nee, waarom
               deelt u die mening niet?
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
