Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuzu over de IHRA-definitie van antisemitisme
Vragen van het lid Kuzu (DENK) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de IHRA-definitie van antisemitisme (ingezonden 7 januari 2021).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 25 februari
2021). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 1477.
Vraag 1
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over de status en rol van de IHRA-definitie
bij de strafrechtelijke beoordeling of uitlatingen discriminatoir zijn?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herinnert u zich uw positionering «oordeel Kamer» bij de motie die de regering verzoekt
«te bevorderen dat deze [IHRA] definitie voortvarend en herkenbaar in uitvoering komt
in de opsporing en vervolging van antisemitisme»?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Doet deze positionering «oordeel Kamer» in enige vorm afbreuk aan uw antwoorden op
de Kamervragen vermeld onder vraag 1? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 3
Nee, ik zie niet in hoe mijn appreciatie van betreffende motie afbreuk zou kunnen
doen aan mijn antwoord op vraag 1 van betreffende set Kamervragen.
Vraag 4
Kunt u uitleggen hoe de IHRA-definitie «herkenbaar in uitvoering» zou kunnen komen
in de opsporing en vervolging van antisemitisme, als die definitie juridisch niet
bindend is en naast het geldende juridische beoordelingskader geen juridisch relevante
rol speelt?
Antwoord 4
Dat zal uit de concrete casuïstiek moeten blijken. Ik verwijs in dit verband graag
naar mijn antwoord op vraag 4 van de hierboven, in vraag 1, genoemde set Kamervragen.
Vraag 5
Heeft u met het Openbaar Ministerie (OM) overleg gepleegd over de toepassing van de
IHRA-definitie door het OM bij de beoordeling van de strafbaarheid van discriminatoire
uitlatingen? Zo ja, wat is het standpunt van het OM betreffende de rol die de IHRA-definitie
speelt, c.q. dient te spelen, bij deze strafrechtelijke beoordeling?
Antwoord 5
Ja, hierover is met het OM gesproken en gecorrespondeerd. Het OM stelt zich op het
standpunt dat de definitie zelf en de indicatoren behorende bij de IHRA-definitie
behulpzaam kunnen zijn om alert te zijn op feiten en omstandigheden die een indicatie
zouden kunnen vormen van discriminerende uitingen of delicten met een discriminatie-aspect.
Of een uiting of handeling een strafbaar feit is, betreft een juridische beoordeling
waarbij wordt getoetst aan het Wetboek van Strafrecht en relevante jurisprudentie.
Een uiting of handeling wordt daarbij beoordeeld in het geheel van feiten en omstandigheden
en in de context waarin deze is gedaan.
Overeenkomst met de lijst met uitingen en gedragingen van de IHRA-definitie zal nimmer
automatisch leiden tot de conclusie dat sprake is van een strafbare discriminatoire/antisemitische
uiting of gedraging.
Vraag 6
Beschikt u over informatie dat het OM de IHRA-definitie intussen heeft gebruikt? Zo
ja, welke informatie, en hoe heeft het OM de IHRA-definitie gewogen en ingezet?
Antwoord 6
De werkdefinitie kan gebruikt worden als mogelijke signalering voor discriminatie.
Zoals ik uiteen heb gezet in de beantwoording van vragen 4 en 6 van de hierboven,
in vraag 1, genoemde set Kamervragen, leidt dit niet tot een andere weging van het
bepalen of een bepaalde uiting of gedraging als strafbaar moet worden beschouwd dan
wel aanleiding vormt om een hogere straf te eisen. Dit betreft een strafrechtelijke
juridische beoordeling. De werkdefinitie verandert niets aan het beoordelingskader
of sprake is van een strafbaar feit zoals dat voortvloeit uit de wet en de jurisprudentie
(«wettige beoordelingskader») en de beleidsregels van het OM zoals bijvoorbeeld de
Aanwijzing Discriminatie («beleidsmatige beoordelingskader»). In zoverre wordt de
IHRA-definitie niet zelfstandig gebruikt bij de beoordeling van de strafbaarheid door
het Openbaar Ministerie.
Vraag 7
Heeft u kennisgenomen van het volgende standpunt van de European Commission against
Racism and Intolerance (ECRI): «ECRI strongly emphasises that any attempts to misuse
the [IHRA] Working Definition and its examples to stifle, or stigmatise as antisemitic,
legitimate criticism of Israel and its policies, in particular towards the Palestinian
people and in the context of the Israeli occupation of Palestinian territories, will
jeopardise efforts to combat antisemitism and should therefore be rejected.»? Deelt
u dit standpunt? Zo neen, waarom niet?3
Antwoord 7
Ja, dat standpunt deel ik. Israël-kritiek gelijkstellen aan antisemitisme heeft een
averechts effect op de bestrijding van antisemitisme.
Vraag 8
Herinnert u zich de volgende uitspraak van de VN-Speciaal rapporteur voor de Vrijheid
van godsdienst of levensovertuiging: «Where public bodies use the [IHRA] definition
in any regulatory context, due diligence must be exercised to ensure that freedom
of expression within the law is protected for all»? Op welke wijze monitort en waarborgt
u dat alle instanties in Nederland die de IHRA-definitie hanteren en/of daartoe door
het kabinet zijn aangespoord, hun verplichting tot deze «due dilligence» nakomen?
Kunt u uw antwoord toelichten?4
Antwoord 8
De VN-Speciaal Rapporteur plaatst haar opmerking in een context waarbij het gebruik
van de IHRA-definitie gereguleerd is. Daar is in Nederland geen sprake van.
Vraag 9
Wat is uw reactie op berichten dat de Amerikaanse regering overweegt om vooraanstaande
internationale NGO's zoals Amnesty International, Human Rights Watch en Oxfam als
«antisemitisch» te classificeren, op grond van hun werkzaamheden in Israël en Palestina,
waarbij de IHRA-definitie volgens mediaberichten als maatstaf zou dienen?5
Antwoord 9
Zolang berichten zich niet vertalen in concreet beleid, acht ik het niet opportuun
een inhoudelijke reactie te geven.
Vraag 10
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, graag binnen de reguliere termijn?
Antwoord 10
Het is helaas niet gelukt om de vragen binnen de reguliere termijn te beantwoorden.
Ik heb de vragen wel afzonderlijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.