Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over de vaccinatie van bewoners en personeel in de langdurige zorg
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de vaccinatie van bewoners en personeel in de langdurige zorg (ingezonden 1 februari 2021).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 23 februari
2021)
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Voorlopig geen prik voor 50.000 «thuiswonende»
verpleeghuisbewoners»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Waarom worden bewoners van verpleeghuizen zonder Wlz-indicatie of met Wlz-indicatie
zonder behandeling, niet of op een andere wijze meegenomen in de vaccinatierondes
die plaatsvinden in hun eigen verpleeghuis?
Antwoord 2
Deze groepen worden zoveel mogelijk in een vaccinatieronde binnen hun eigen verpleeghuis
gevaccineerd. Bij het vaccineren wordt aangesloten bij wie de medisch behandelaar
is: de specialist ouderengeneeskunde of de huisarts. Tegelijkertijd wordt bij de uitvoering
van het COVID-19 vaccinatieprogramma rekening gehouden met de logistieke kenmerken
van de verschillende vaccins. Cliënten met Wlz-indicatie die in behandeling zijn bij
hun eigen huisarts worden door de huisartsenpost gevaccineerd. Door te kiezen voor
vaccinatie door de huisartsenpost in plaats van de eigen huisarts voorkom ik dat cliënten
lang moeten wachten op hun vaccinatie. Als het merendeel van de cliënten onder de
medische verantwoordelijkheid van de specialist ouderengeneeskunde valt, kan de specialist
ouderengeneeskunde in goed overleg met de huisarts besluiten om het aantal cliënten
dat onder de medische verantwoordelijkheid van de huisarts valt mee te vaccineren
uit de spillage. Instellingen kunnen besluiten om bewoners zonder Wlz-indicatie tegelijkertijd
met één van de andere groepen te laten vaccineren. Op deze wijze kunnen alle bewoners
worden meegenomen in één van de vaccinatierondes die plaatsvinden in hun eigen verpleeghuis.
Vraag 3
Kunt u een uitputtend overzicht geven van alle mogelijke groepen waar kwetsbare mensen
(ouderen, mensen met een beperking) onder kunnen vallen binnen de vaccinatiestrategie
en of zij al dan niet voorrang krijgen bij de vaccinatie? Kunt u daarbij aangeven
welke factoren het verschil maken tot welke groep zij behoren (en daarbij de verbinding
maken met de verschillende groepen op de roadmap)?
Antwoord 3
De Gezondheidsraad heeft in zijn advies van 19 november jl. aangegeven dat, om zoveel
mogelijk (ernstige) ziekte en sterfte te voorkomen, verschillende groepen met voorrang
gevaccineerd moeten worden tegen het coronavirus. In dit advies, en de daaropvolgende
adviezen over de inzet van vaccins van BioNTech/Pfizer (24 december jl.), Moderna
(11 januari jl.), en AstraZeneca (4 februari jl.), benadrukt de Gezondheidsraad dat
met name de mRNA vaccins primair ingezet moeten worden bij 60-plussers, te beginnen
bij de oudste ouderen.
Op basis van de adviezen zijn verschillende groepen kwetsbare mensen te onderscheiden.
Hieronder is aangegeven om welke groepen het gaat en wanneer zij volgens de laatste
planning zullen worden uitgenodigd voor hun COVID-19 vaccinatie:
Op 18 januari is een start gemaakt met het vaccineren van deze groep »Bewoners verpleeghuizen
en mensen met een verstandelijke beperking in een instelling»;
Bewoners kleinschalige woonvormen en mensen met een verstandelijke beperking in een
instelling die onder de verantwoordelijkheid van de huisarts vallen. Zij worden gevaccineerd
door mobiele teams die vanuit huisartsenposten worden ingezet. De eerste mensen in
deze groep zijn op 25 januari gevaccineerd;
Thuiswonende 60-plussers, waarbij in de uitvoering onderscheid wordt gemaakt tussen
mobiele en niet-mobiele 60-plussers. Deze mensen worden per leeftijdcohort uitgenodigd
voor vaccinatie. Inmiddels hebben 80-plussers een uitnodiging ontvangen voor vaccinatie
bij de GGD. De eerste 60 tot en met 64-jarigen worden sinds maandag 15 februari uitgenodigd
voor vaccinatie met het AstraZeneca-vaccin, bij de huisarts, te beginnen met de 64-jarigen.
Ouderen die in staat zijn om naar een GGD-vaccinatielocatie toe te gaan, al dan niet
met hulp, worden beschouwd als «mobiel». Patiënten die liggend vervoerd moeten worden,
worden niet mobiel geacht en kunnen daarom niet via de GGD hun vaccinatie krijgen.
Deze mensen worden thuis gevaccineerd door de huisarts;
Intramurale GGZ-cliënten, die worden sinds de week van 22 februari gevaccineerd;
Mensen met een medische indicatie. In het advies van de Gezondheidsraad van 19 november
jl. zijn de volgende groepen benoemd:
Patiënten met afwijkingen en functiestoornissen van de luchtwegen en longen;
Patiënten met een chronische stoornis van de hartfunctie;
Patiënten met diabetes mellitus;
Patiënten met chronische nierinsufficiëntie (dialyse en niertransplantatie-patiënten);
Patiënten met een afweerstoornis of behandeld met immuunsuppressiva leidend tot verminderde
weerstand tegen luchtweginfecties;
Mensen met een verstandelijke beperking wonend in instellingen, en;
Verpleeghuisbewoners (de laatste twee groepen worden inmiddels gevaccineerd).
Dit zijn groepen die voor een groot deel overeenkomen met de groepen die ook worden
uitgenodigd voor de jaarlijkse griepvaccinatie. Op advies van de Gezondheidsraad is
besloten om in de groep 60-plussers geen onderscheid meer te maken op basis van een
medische indicatie, tenzij er sprake is van een sterk verhoogd risico en zij worden
uitgenodigd door de medisch specialist. De Gezondheidsraad heeft in het advies van
4 februari jl. benoemd dat er binnen de groep mensen met een medische indicatie enkele
patiëntengroepen zijn met een sterk verhoogd risico op een gecompliceerd beloop van
COVID-19. Het gaat, zoals ik in eerdergenoemde brief heb toegelicht, om vier patiëntengroepen
die met voorrang met een mRNA-vaccin gevaccineerd zouden moeten worden, en drie groepen
die vanwege het risico dat zij lopen versneld in aanmerking komen voor het AstraZeneca-vaccin.
Sinds 15 februari wordt van deze groep de mensen met syndroom van down en mensen met
morbide obesitas (BMI>40) gevaccineerd. Momenteel werk ik samen met het RIVM en de
betrokken partijen uit op welke manier de overige groepen zo snel mogelijk een uitnodiging
voor vaccinatie kunnen ontvangen. Daarbij ben ik echter ook afhankelijk van de leveringen
van de verschillende vaccins.
Vraag 4
Kunt u daarbij tevens een uitleg geven per groep wat de toegevoegde waarde is om onderscheid
te maken tussen verschillende groepen in de vaccinatiestrategie?
Antwoord 4
Zoals geadviseerd door de Gezondheidsraad op 19 november, maar ook in hun adviezen
van 24 december jl., 11 januari jl. en 4 februari jl., en door mij toegelicht in verschillende
Kamerbrieven, waaronder die van 2 februari jl., worden als eerste de groepen gevaccineerd
waar het meeste gezondheidswinst te behalen valt. Zodoende is besloten om onder andere
te starten met het vaccineren van de verpleeghuisbewoners en mensen met een verstandelijke
beperking die wonen in een instelling. Inmiddels worden ook 80-plussers uitgenodigd
voor een vaccinatie bij de GGD’en. Er wordt van «oud naar jong» gevaccineerd, omdat
sterfte en ziektelast toenemen met leeftijd. Zoals ik ook in mijn brief van 5 februari
jl. heb aangegeven is het risico voor 60-jarigen 2,5 tot 5 maal hoger, voor 70-jarigen
6 tot 9 maal hoger en voor 80-jarigen en ouder 11 tot 21 maal hoger, ten opzichte
van mensen jonger dan 60 jaar.
Er is ook sprake van verschillende groepen vanwege de beperkte hoeveelheid beschikbare
vaccins. Daarnaast spelen ook de logistieke kenmerken van de vaccins een rol bij de
inzet, zoals toegelicht in de beantwoording van vraag 2.
Vraag 5, 6 en 7
Bent u bekend met signalen van bewoners en personeel van ouder- en/of familie-initiatieven
in de langdurige zorg dat zij niet weten onder welke groep zij vallen binnen de vaccinatiestrategie
en niet weten wanneer zij door wie gevaccineerd gaan worden?
Kunt u een uitputtend overzicht geven welke groepen te onderscheiden zijn tussen de
bewoners en personeel van ouder- en/of familie-initiatieven en welke routes binnen
de vaccinatiestrategie daarbij passen, rekening houdend met de grote diversiteit tussen
deze ouder- en/of familie-initiatieven?
Worden in alle mogelijke gevallen de bewoners en het personeel van ouder- en/of familie-initiatieven
met voorrang gevaccineerd?
Antwoord 5, 6 en 7
Ik ben bekend met de signalen. Voor de Wlz-cliënten die in een kleinschalige woonvoorziening
wonen, waaronder ook pgb-initiatieven, die vallen onder de medische verantwoordelijkheid
van de huisarts is er op 25 januari jl. gestart met vaccineren via mobiele teams vanuit
de huisartsenposten (HAP). De cliënten worden op locatie gevaccineerd. Het is van
belang dat de woonvoorzieningen in overleg gaan met de eigen huisarts om te bepalen
welke cliënten in aanmerking komen voor vaccinatie. De huisarts moet namelijk beoordelen
of er contra-indicaties zijn waardoor vaccinatie met het desbetreffende vaccin uitgesloten
is. Daarnaast moet de woonvoorziening zorgen dat de cliënten die gevaccineerd gaan
worden, dan wel hun wettelijk vertegenwoordiger, toestemming hebben gegeven voor vaccinatie.
De HAP dient deze toestemming te controleren op het moment dat de cliënt gevaccineerd
wordt. In samenwerking met de betreffende HAP’s zullen er vaccins besteld worden en
wordt de afspraak gepland wanneer de mobiele teams op locatie langskomen om de cliënten
te kunnen vaccineren. Waar een bewoner met een pgb budget dat niet uit de Wlz komt
in een woonvoorziening woont waar voornamelijk bewoners met Wlz-indicatie wonen, kan
deze bewoner ook meegenomen worden in de bovenvermelde vaccinatieronde. Mensen zonder
Wlz-indicatie die wonen in een kleinschalige woonvoorziening zonder medebewoners met
Wlz-indicatie, worden gezien als thuiswonend en zij worden uitgenodigd door de GGD
als ze op basis van hun leeftijd aan de beurt zijn.
Wat betreft het zorgpersoneel in de kleinschalige woonvoorzieningen geldt dat zorgmedewerkers
van kleinschalige woonvormen voor verpleeghuiszorg zijn meegenomen in de eerste ronde
van de vaccinatie van zorgmedewerkers verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen die
is gestart op 6 januari met het BioNTech/Pfizer vaccin. De zorgmedewerkers in verpleeghuizen
en kleinschalige woonvormen voor verpleeghuiszorg die nog niet zijn gevaccineerd in
de eerste ronde worden vanaf 12 februari gevaccineerd met het AstraZeneca-vaccin.
Achtereenvolgens worden de zorgmedewerkers in de gehandicaptenzorg, inclusief kleinschalige
woonvormen, sinds 16 februari uitgenodigd en gevaccineerd met het AstraZeneca-vaccin.
Overigens geldt dat alleen zorgmedewerkers met direct cliëntcontact én die zorg verlenen
in aanmerking komen voor een prik.
Vraag 8
Kunt in contact treden met de Landelijke Vereniging van Ouderinitiatieven (LVOI) om
duidelijkheid te scheppen over de vaccinatiestrategie voor al deze instellingen?
Antwoord 8
Ja, ik ben bereid om met LVOI in gesprek te gaan.
Vraag 9
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende debat over de ontwikkelingen
rondom het coronavirus?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.