Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuzu over schade die de Palestijnse NGO UAWC lijdt door opschorting van Nederlandse financiering
Vragen van het lid Kuzu (DENK) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken over schade die de Palestijnse NGO UAWC lijdt door opschorting van Nederlandse financiering (ingezonden 11 december 2020).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en van
Minister Blok (Buitenlandse Zaken) (ontvangen 15 februari 2021).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Israël frustreert EU-projecten voor Palestijnen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat de opschorting van Nederlandse financiering «nu al grote gevolgen»
voor de Union of Agricultural Work Committees (UAWC) heeft, in het bijzonder voor
het strategische project in de C-gebieden op de Westelijke Jordaanoever dat Nederland
sinds 2013 heeft gefinancierd?
Antwoord 2
Als gevolg van het besluit op 9 juli 2020 om verdere betalingen aan UAWC op te schorten
zijn verdere betalingen van het resterende bedrag, USD 1.082.395, aangehouden. Dit
besluit heeft ertoe geleid dat toen reeds gemaakte kosten en goedgekeurde uitgaven
met een totale waarde van USD 345.666,91 niet meer vergoed konden worden uit de geplande
Nederlandse bijdrage.
Vraag 3
Wilt u de financiële en economische schade en de humanitaire gevolgen die de opschorting
van Nederlandse financiering bij projecten, begunstigden (vooral boeren) en onderaannemers
van UAWC in de periode tot 1 december 2020 heeft veroorzaakt en gehad, nader toelichten
en zoveel mogelijk kwantificeren? Wilt u in uw antwoord de verscherpte omstandigheden
als gevolg van de coronacrisis betrekken?
Antwoord 3
Het opschorten van de Nederlandse financiering leidt ertoe dat geplande activiteiten,
waar lokale gemeenschappen, individuele ondernemers en boeren soms al een eigen bijdrage
voor gemaakt hebben of gepland, geen of slechts gedeeltelijke doorgang kunnen vinden.
Doordat boeren de verwachte bijdragen uit het project niet krijgen kunnen zij op hun
beurt hun arbeiders en toeleveranciers niet (volledig) betalen. Aannemers die het
al extra moeilijk hebben vanwege de economische krimp in de Palestijnse gebieden door
de coronacrisis, zitten momenteel door dit besluit met onbetaalde rekeningen.
De Nederlandse Vertegenwoordiging in Ramallah is in contact met UAWC en de andere
organisaties in het consortium die bezorgd zijn over de gevolgen van het opschorten
van de verdere betalingen over de gevolgen van het besluit voor de betrokken boeren
en ondernemers. Het kabinet wijst er echter op dat het werk van UAWC met Nederlandse
steun slechts een deel betreft van het werk van Israëlische, Palestijnse en internationale
organisaties ten behoeve van de Palestijnse inwoners van Area C.
Vraag 4
Herinnert u zich uw eerdere antwoorden op Kamervragen, te weten:
– «Uit het Nederlands toezicht is niet gebleken dat Nederlandse bijdragen [voor UAWC]
voor andere doeleinden zijn gebruikt dan overeengekomen.»2
– «[E]r zijn geen aanwijzingen bekend bij Nederland en andere donoren dat UAWC banden
onderhoudt met de PFLP»?3
Antwoord 4
Ja.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het buitengewoon wrang is dat een vitale NGO als UAWC door Nederlands
toedoen reeds substantiële schade heeft geleden, nog voordat onafhankelijk en zorgvuldig
onderzoek enige vorm van nalatigheid bij UAWC heeft vastgesteld? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 5
Het besluit om een extern onderzoek in te stellen naar mogelijke banden tussen UAWC
en PFLP en verdere betalingen op te schorten is een uitzonderlijke stap, die is ingegeven
door het feit dat er niet alleen sprake is van aantijgingen door lobbyorganisaties,
maar in dit geval ook een formele verdenking van twee voormalige medewerkers van UAWC
van betrokkenheid bij een dodelijke aanslag. Het kabinet ziet gezien de zware verdenkingen
geen andere mogelijkheid dan eerst de beschuldigingen aan het adres van UAWC nauwgezet
te onderzoeken alvorens besloten wordt over mogelijke samenwerking met UAWC.
Vraag 6
Wat heeft het kabinet gedaan om de schade die UAWC tot dusver heeft geleden tot een
minimum te beperken, zolang geen bewijs is geleverd dat UAWC zijn verplichtingen onder
de financieringscontracten met Nederland heeft geschonden?
Antwoord 6
Het opschorten van de Nederlandse betalingen heeft weliswaar gevolgen voor de werkzaamheden
van UAWC (zie het antwoord op vraag 3), maar UAWC wordt door een brede groep landen
gesteund, en is niet uitsluitend afhankelijk van Nederlandse financiering. Met de
steun van andere landen en organisaties kan UAWC andere delen van diens werkzaamheden
uitvoeren, die geen onderdeel uitmaken van het door Nederland gefinancierde programma.
Vraag 7
Welke stappen gaat het kabinet zetten om de continuïteit van UAWC gedurende het Nederlandse
onderzoek te waarborgen en verdere schade zoveel mogelijk te voorkomen?
Antwoord 7
Het kabinet zal hangende het externe onderzoek naar UAWC geen stappen zetten om de
continuïteit van UAWC te waarborgen. Op basis van de uitkomsten van het extern onderzoek
volgt een besluit over de samenwerking met UAWC. Zie verder het antwoord op vraag
5.
Vraag 8
Betreurt u dat deze gang van zaken de Israëlische regering en organisaties als Regavim,
die de Palestijnse aanwezigheid in de C-gebieden gericht ondermijnen en NGOs als UAWC
proberen te ontwrichten, in de kaart speelt? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 8
Het kabinet is bezorgd over de versnelling van Israëlische activiteiten in Area C,
waarbij het aantal nieuwe woningen in nederzettingen hard gegroeid is en het aantal
Palestijnse gebouwen in Area C dat gesloopt wordt eveneens hard omhoog gegaan is.
Regavim speelt hierbij een zorgwekkende rol, onder meer door Palestijnse ontwikkeling
in Area C als land grab en de-facto annexatie te bestempelen (zie ook antwoorden op de feitelijke vragen
Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(XVII) voor het jaar 2021, met kenmerk 35570-XVII). Ondersteunen van Palestijnen in
Area C helpt voorkomen dat bepaalde gebieden braak komen te liggen, of dat mensen
het gebied verlaten vanwege het gebrek aan perspectief.
Vraag 9
Onderkent u het gevaar dat door deze dynamiek, waarin organisaties als Regavim en
NGO Monitor oprukken en organisaties als UAWC steeds meer in het defensief raken,
de kritische maatschappelijke ruimte in Israël en Palestina verder krimpt, hetgeen
zou indruisen tegen de nadrukkelijke doelstelling van het kabinet om die ruimte te
beschermen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord 9
Er is een zorgwekkende trend gaande, waarbij Israël, mede onder invloed van lobbyorganisaties
als Regavim, het onderscheid tussen Israël en de nederzettingen wil wegnemen en de
nederzettingen in Westelijke Jordaanoever als deel van Israël behandelt. Organisaties
die zich uitspreken tegen nederzettingen, of het nu Palestijnse, Israëlische of internationale
organisaties zijn, worden hierbij steeds meer in het defensief gedrongen. Nederland
en de EU maken zich zorgen over deze trend en steunen daarom organisaties die op basis
van het internationale recht de Palestijnse bevolking in de bezette gebieden bijstaan,
door economische ontwikkeling te stimuleren en rechtsbescherming te bieden.
Vraag 10
Deelt u de mening dat «het zwartmaken van Palestijnse organisaties tegenover buitenlandse
donoren onderdeel [is] van de Israëlische strategie» om internationale donoren te
ontmoedigen projecten in de C-gebieden te financieren? Zo neen, waarom niet?4
Antwoord 10
Het klopt dat Israël aandringt op verleggen van de focus van internationale hulp op
de Westelijke Jordaanoever naar Area’s A en B. Voorstanders van het Israëlische nederzettingenbeleid,
inclusief leden van de Knesset, voeren bij het Israëlische leger de druk op om sneller
en vaker over te gaan tot slopen van Palestijnse gebouwen en constructies in Area
C. Nederland heeft met regelmaat indringende gesprekken met de Israëlische overheid
over de noodzaak van het toestaan van Palestijnse ontwikkeling in Area C en de strijdigheid
met internationaal recht van de nederzettingen in het bezette gebied. Het kabinet
verdedigt daarbij wanneer nodig het werk van de organisaties die zich hiervoor inzetten.
Vraag 11
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden, graag binnen de reguliere termijn?
Antwoord 11
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.