Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UB Awir)
35 574 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen)
Nr. 22 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 19 februari 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
                  aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 14 december 2020 over de voorhang
                  Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UB Awir) (Kamerstuk
                  35 574, nr. 20).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 21 januari 2021 aan de Staatssecretaris van Financiën
                  voorgelegd. Bij brief van 5 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het uitvoeringsbesluit
                  Awir. Deze leden zien dit uitvoeringsbesluit als een belangrijke tussenstap om het
                  aantal (hoge) terugvorderingen terug te dringen maar constateren dat vanwege «de regeling
                  op basis van voorschot» er altijd een kans is op terugvorderingen vanwege verschillende
                  omstandigheden. Deze leden zijn geïnteresseerd in de uitwerking van de maatregelen
                  die het kabinet in de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk
                  35 510, nr. 4) heeft aangekondigd, maar realiseren dat dit niet morgen geregeld is. Deze leden
                  hebben nog enkele vragen over de uitwerking van dit uitvoeringsbesluit om op korte
                  termijn een aantal belangrijke stappen te zetten om het aantal terugvorderingen te
                  beperken.
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat het uitvoeringsbesluit Awir geen wijzigingen
                  inhoudt in de reikwijdte van de gegevens, maar alleen in de frequentie van het aanleveren
                  van de gegevens. Kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Kan met het frequenter aanleveren
                  van gegevens een juiste inschatting van het recht op kinderopvangtoeslag bepaald worden
                  of zijn er, voor een zo goed mogelijke inschatting van het recht op kinderopvangtoeslag,
                  nog ontbrekende gegevens die als die eerder gedeeld zouden worden nog meer terugvorderingen
                  zouden kunnen voorkomen? Zo ja, welke zijn dat?
               
De leden van de VVD-fractie merken op dat met ingang van 1 januari 2020 de regeling
                  Wko is gewijzigd. Kan de Staatssecretaris aangeven of de gegevensverwerking naar aanleiding
                  van de wijziging op orde is? Worden de gegevens adequaat verstrekt en is de verwerking
                  van deze gegevens binnen de Belastingdienst/Toeslagen op orde? Zo nee, waar zitten
                  nog onvolkomenheden of achterstanden? Kunnen alle ouders ervan uitgaan dat als deze
                  informatie aangeleverd is dan ook alle ouders op de hoogte gesteld worden als blijkt
                  dat er twijfels zijn bij de gegevens of deze niet kloppen? Zo ja, betekent dat dat
                  er geen achterstanden zijn in de verwerking? Zo nee, wat is de reden dat niet alle
                  ouders dat signaal ontvangen? Hoe kijkt de Staatssecretaris terug op het «overgangsjaar»
                  2020? Zijn er nog andere aanbevelingen gedaan aan de dienst vanuit de dienst of vanuit
                  de ouders die het systeem zouden kunnen verbeteren? Zo ja, welke zijn dat?
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan ingaan op het begrip
                  «eigener beweging» en dit begrip in relatie tot de grondslag (opgenomen in de Algemene
                  wet inkomensafhankelijke regelingen) van het aanwijzen van instanties die uit eigen
                  beweging de informatie moeten aanreiken. Kan de Staatssecretaris aangeven wat dit
                  in de praktijk zal betekenen? Klopt het dat er op dit moment een groot aantal organisaties
                  de gevraagde gegevens uit eigener beweging aanlevert? Hoe wordt omgegaan met de grondslag
                  uit de Awir waarbij het mogelijk is om kindercentra of gastouderbureaus aan te wijzen
                  om deze informatie te leveren? Wat zijn de sancties als deze centra of bureaus de
                  informatie niet uit eigener beweging delen? Wordt dit bijgehouden, en zo ja, waar
                  en met welke redenen? Wat zijn de consequenties als de centra en bureaus aangewezen
                  zijn om de gegevens te verstrekken maar dit niet doen? Is de Staatssecretaris voornemens
                  alle kindercentra en gastouderbureaus aan te wijzen vanuit de opgenomen grondslag
                  in de Awir? Zo ja, waarom?
               
De leden van de VVD-fractie merken op dat de maandelijkse levering van persoonsgegevens
                  door kindercentra en gastouderbureaus een behoorlijke toename in de administratieve
                  lasten kan zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel kindercentra en gastouderbureaus
                  nu al over zijn gegaan tot het vrijwillig aanleveren van deze informatie? Kan de Staatssecretaris
                  daarbij een duiding geven van de omvang van deze centra en bureaus?
               
De leden van de VVD-fractie vragen naar de gevolgen van de aanlevering van deze gegevens
                  voor de Belastingdienst. In hoeverre is de Belastingdienst en Toeslagen in alle vormen
                  opgeleid en toegerust om deze gegevens van alle kindercentra en gastouderbureaus te
                  verwerken? Welke zorgpunten zijn er? In hoeverre is de betrouwbaarheid van de verwerking
                  van gegevens geregeld? Of met andere woorden; als deze gegevens zorgvuldig voor ouders
                  worden aangeleverd, hoe groot is de kans dat er aan het eind van het jaar nog een
                  terugvorderingsgrond kan ontstaan (buiten de oorzaken die niet voorzien zijn)? En
                  is de Belastingdienst/Toeslagen geëquipeerd om maandelijks alle gegevens te verwerken
                  en beoordelen? Hoe loopt dat nu, nu er al een behoorlijk aantal kindercentra en gastouderbureaus
                  de informatie aanlevert?
               
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris uitgebreid kan reflecteren
                  op de toelichting van de Raad van State over de parlementaire betrokkenheid. Kan zij
                  aangeven of en welke gevolgen zij ziet naar aanleiding van de toelichting van de Raad
                  van State en de reflectie van de Staatssecretaris?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van het uitvoeringsbesluit Awir.
                  Deze leden delen de doelen om de dienstverlening aan ouders te verbeteren en terugvorderingen
                  en toeslagschulden zo veel mogelijk te voorkomen. Deze leden pleiten voor een toekomst
                  zonder toeslagen en bijbehorende terugvorderingen en met goede inkomensondersteuning
                  en publiek gefinancierde kinderopvang en -ontwikkelplekken. Deze leden onderschrijven
                  dat er in de tussentijd wel stappen gezet moeten worden om het huidige stelsel te
                  verbeteren, bijvoorbeeld om toeslagschulden zo veel mogelijk te voorkomen. Deze leden
                  hebben een aantal vragen, met name over de verwerking van persoonsgegevens.
               
De leden van de fractie van D66 vragen om een reactie op het aandachtspunt dat de
                  Raad van State naar voren bracht over de ingangsdatum van het uitvoeringsbesluit en
                  het doel van het desbetreffende amendement.
               
De leden van de fractie van D66 verwelkomen dat het kabinet het zoveel mogelijk voorkomen
                  van (problematische) schulden noodzakelijk vindt voor een democratische samenleving.
                  Deze leden vragen in hoeverre deze afweging of grond ook een rol heeft gespeeld of
                  had kunnen spelen bij de wens om gemeenten sneller in staat te stellen om gedupeerde
                  ouders van de toeslagenaffaire te kunnen helpen.
               
De leden van de fractie van D66 vragen of er minder vergaande alternatieven zijn onderzocht,
                  waarmee wel het aantal en de hoogte van terugvorderingen en toeslagschulden teruggebracht
                  kan worden, maar waarmee de verwerking van persoonsgegevens minder ingrijpt in de
                  persoonlijke levenssfeer. Deze leden vragen om daarbij in te gaan op het advies van
                  de Raad van State, waarin wordt aangegeven dat de voorgestelde (bijkomende) maandelijkse
                  levering een gedetailleerd beeld van het privéleven geeft.
               
De leden van de fractie van D66 lezen dat de reikwijdte van de gevraagde persoonsgegevens
                  niet verandert, maar dat dit wel geldt voor de wijze en frequentie waarop de gegevens
                  worden opgevraagd. Deze leden vragen of de Staatssecretaris deelt dat ook de wijze
                  en frequentie waarop gegevens worden opgevraagd een rol kunnen spelen bij de vraag
                  of de verwerking van gegevens proportioneel is. De leden van de fractie van D66 vragen
                  of de Staatssecretaris, in lijn met de vragen van de Raad van State, een nadere toelichting
                  kan geven op de proportionaliteit en subsidiariteit van de jaarlijkse verstrekking
                  als de gegevens die maandelijks zijn verstrekt al correct zijn opgegeven.
               
De leden van de fractie van D66 vragen welke risico’s voor de gegevensbescherming
                  het kabinet zelf heeft gesignaleerd en op welke wijze het kabinet deze risico’s heeft
                  geadresseerd.
               
De leden van de fractie van D66 lezen dat de voorgelegde concepttekst de Autoriteit
                  Persoonsgegevens geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen. Deze
                  leden vragen of de Autoriteit Persoonsgegevens, bijvoorbeeld naar aanleiding van het
                  advies van de Raad van State, wel nog meer algemene opmerkingen en/of suggesties heeft
                  gedaan.
               
De leden van de fractie van D66 lezen in het advies van de Raad van State dat de (bijkomende)
                  maandelijkse levering van persoonsgegevens veel vergt van de kindercentra en gastouderbureaus
                  en van de Belastingdienst/Toeslagen in termen van kwaliteit en processen. Deze leden
                  zien deze analyse niet terug in de inschatting van administratieve lasten voor burgers
                  en bedrijven en de uitvoeringstoets. Deze leden vragen om nader toe te lichten welke
                  effecten dit voorstel heeft voor kindercentra en gastouderbureaus. De leden van de
                  fractie van D66 vragen op welke wijze gastouderbureaus en kindercentra zijn geconsulteerd
                  en of zij delen dat dit voorstel geen verandering van regeldruk met zich meebrengt.
               
De leden van de fractie van D66 vragen in navolging van het Adviescollege Toetsing
                  Regeldruk (ATR) om een raming op te nemen van de omvang van de mogelijke toename of
                  afname van de regeldruk van burgers van dit voorstel. Deze leden vragen hoe hoog de
                  administratieve lasten van de kinderopvangtoeslag nu zijn. Deze leden vragen in welke
                  mate de regeldruk voor burgers zou afnemen als de kinderopvangtoeslag wordt afgeschaft
                  en wordt overgegaan tot het publiek financieren van kinderopvang en -ontwikkelplekken.
               
De leden van fractie van D66 vragen naar de bewaartermijn van deze gegevens. Welke
                  gronden zijn er voor het respectievelijk twee jaar, zeven jaar en twaalf jaar bewaren
                  van gegevens? Hoe wordt erop toegezien dat deze gegevens na die periode ook daadwerkelijk
                  worden verwijderd?
               
De leden van de fractie van D66 lezen in de uitvoeringstoets dat de wijzigingen, in
                  de interactie met burgers en bedrijven, waar nodig meegenomen worden in de communicatie
                  via de reguliere kanalen. Deze leden vragen hoe de communicatie en het gesprek met
                  gastouderbureaus en kindercentra over deze wijzigingen verloopt en hoe zij bij deze
                  wijzigingen worden ondersteund.
               
De leden van de fractie van D66 vragen naar de ervaringen met de kinderopvangtoeslagapp.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wijziging. Zij
                  geven aan van mening te zijn dat onderhavige wijziging van het Uitvoeringsbesluit
                  Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen een dermate zware inbreuk op de persoonlijke
                  levenssfeer vormt dat deze wetgevend dient plaats te vinden.
               
De leden van de SP-fractie lezen dat de Staatssecretaris van mening is dat met het
                     maandelijks vorderen van gegevens van kinderopvangorganisaties «de ouders worden ontzien»
                     omdat de kans op terugvorderingen wordt verkleind. Zij constateren dat de Staatssecretaris
                     dit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van ouders en kinderen noemt, maar
                     dat het naar haar mening gerechtvaardigd is om op maandelijkse basis het gebruik van
                     de kinderopvang te vorderen zodat terugvorderingen worden voorkomen. Deze leden constateren
                     hiermee dat de inherente problemen van de toeslagen, bij kinderopvangtoeslag vergroot
                     door fluctuerende inkomens en fluctuerend gebruik van kinderopvang, slechts ten dele
                     worden opgelost door een heftige controle op ouders in te voeren terwijl de oorzaak
                     van de problemen zit in het feit dat een toeslag nooit een geschikt middel is geweest
                     om kinderopvang te bekostigen en dat dit al sinds de invoering ervan leidt tot hoge
                     terugvorderingen. Zij constateren dat de Staatssecretaris het proportioneel vindt
                     om een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te maken en de gegevens te gebruiken
                     om ouders via onder andere een toeslagenapp erop te wijzen dat zij naar haar mening
                     een te hoge toeslag aanvragen. Deze leden delen de mening van de Staatssecretaris
                     hierin niet, zien een groot gevaar in het koppelen van gegevensbestanden die hiermee
                     zal ontstaan en constateren dat de gevolgen van de fouten in het toeslagenstelsel,
                     waarbij ouders pas enkele jaren na het krijgen van een voorschot op toeslagen daadwerkelijk
                     het recht op die toeslagen krijgen, bij de ouders en kinderopvangorganisaties worden
                     neergelegd. Deze leden merken hierbij bovendien niets van de door de regering dikwijls
                     aangekondigde persoonlijker aanpak van de Belastingdienst/Toeslagen en begrijpen niet
                     hoe deze uiterst onpersoonlijke maatregel valt te rijmen met de toezeggingen dat er
                     weer in persoon met medewerkers van de Belastingdienst zal worden gesproken. Juist
                     op dit onderwerp, waar evident grote problemen zijn, zou de aangekondigde nieuwe werkwijze
                     om weer contact met burgers te hebben met spoed moeten worden ingevoerd.
                  
Op het vlak van subsidiariteit lezen de leden van de SP-fractie ook dat de Staatssecretaris
                     enkel verwacht met automatische vergelijking van gegevens een beter fungerend stelsel
                     te kunnen bereiken. Deze leden merken op dat de Staatssecretaris als alternatieven
                     enkel ziet dat kinderopvangorganisaties of ouders op verzoek gegevens leveren. Zij
                     constateren dat ook hier reeds de blik op een verbeterde, persoonlijker dienstverlening
                     door de Belastingdienst/Toeslagen bij de Staatssecretaris ontbreekt. Deze leden merken
                     op dat de Staatssecretaris de «kwetsbare groepen» wil ontzien door aan hun «doenvermogen»
                     tegemoet te komen en hen daarom het heft zowat volledig uit handen te nemen en de
                     kinderopvangtoeslag namens hen te corrigeren. Zij vragen de Staatssecretaris of het
                     neoliberale project van de toeslagen, waarmee ouders zelf bepalen hoeveel geld de
                     overheid betaalt aan al dan niet commerciële kinderopvanginstellingen, hiermee definitief
                     tot een mislukking is te bestempelen. Voorts vragen de leden van de SP-fractie of
                     het beperkte «doenvermogen» van «kwetsbare groepen» aanleiding is geweest voor de
                     Staatssecretaris om na te denken over een alternatief waarbij ouders zelf om hulp
                     kunnen vragen bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag, iets dat gedupeerden in de
                     toeslagenaffaire dikwijls probeerden maar nooit konden doen.
                  
Op het vlak van proportionaliteit maken de leden van de SP-fractie zich ernstige zorgen
                     over de proportionaliteit en strijdigheid met het Europees Verdrag voor de Rechten
                     van de Mens. Daar dit verdrag vereist dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
                     in wetgeving wordt vastgelegd, achten zij deze werkwijze via een delegatiebepaling,
                     zoals zij ook aangaven bij de behandeling van de wetswijziging die aan dit besluit
                     ten grondslag ligt, onvoldoende. Deze leden verbazen zich erover dat niet is gekozen
                     voor een regeling waarbij ouders toestemming dienen te geven voor het vorderen van
                     hun gegevens en achten dit in strijd met de argumenten die de Staatssecretaris geeft
                     als het gaat om dienstverlening aan ouders met een «beperkt doenvermogen». Een regeling
                     of wet waarbij ouders toestemming dienen te geven voor een inbreuk op de persoonlijke
                     levenssfeer is naar de mening van deze leden meer in lijn met het karakter van wat
                     de Staatssecretaris zegt te beogen dan een verplichting waarin de ouders geen zeggenschap
                     hebben.
                  
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane
               
De leden van de VVD-fractie vragen mij of ik kan bevestigen dat de wijziging van het
                  Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UB Awir) geen wijziging
                  inhoudt van de reikwijdte van de gegevens. Ik kan bevestigen dat de maatregel geen
                  wijziging inhoudt in de reikwijdte van de gegevens ten opzichte van de huidige regeling.
                  Naast een verhoging van de frequentie, te weten maandelijks, houdt de maatregel ook
                  in dat Toeslagen niet steeds om de levering van de gegevens hoeft te verzoeken, maar
                  dat de kinderopvangorganisaties de gegevens eigener beweging moeten verstrekken.
               
De leden van de VVD-fractie vragen verder of door het frequenter aanleveren van gegevens
                     een juiste inschatting van het recht op kinderopvangtoeslag bepaald kan worden, of
                     dat er nog ontbrekende gegevens zijn.
                  
Met het frequenter aanleveren van gegevens door bovendien alle kinderopvangorganisaties
                     kan een betere inschatting van het recht op de kinderopvangtoeslag en daarmee de hoogte
                     van het voorschot worden gemaakt. Hierdoor kunnen verschillen tussen het geschatte
                     aantal kinderopvanguren in de aanvraag en de werkelijke situatie eerder worden gesignaleerd:
                     de vroegsignalering. Met deze informatie kan Toeslagen ouders op dit verschil attent
                     maken, zodat de ouders hun gegevens en daarmee hun voorschot kunnen aanpassen. Op
                     deze wijze kunnen (hoge) terugvorderingen worden voorkomen. Uit eerdere onderzoeken
                     komt ook naar voren dat veel (hoge) terugvorderingen ontstaan door een verkeerde inschatting
                     van het kinderopvanggebruik.1
Deze gegevenslevering kan echter niet in alle situaties (hoge) terugvorderingen voorkomen.
                     Toeslagen zal de gegevens namelijk gebruiken om afwijkingen in de aanvraag van de
                     ouders ten opzichte van de daadwerkelijk afgenomen opvang zo vroeg mogelijk te signaleren
                     richting ouders. De ouders blijven wel zelf verantwoordelijk voor het doorvoeren van
                     wijzigingen. Het kan voorkomen dat de ouder ook na een signaal van Belastingdienst/Toeslagen
                     geen wijziging doorgeeft. Daarnaast kunnen terugvorderingen door een aantal andere
                     redenen als gevolg van het huidige stelsel niet volledig voorkomen worden. Het gaat
                     hierom het werken met voorschotten en verschillende variabelen, zoals de hoogte van
                     het inkomen en het aantal gewerkte uren. Daarom worden ook andere maatregelen genomen
                     binnen het verbetertraject kinderopvangtoeslag. In de kabinetsreactie op het rapport
                     «Ongekend onrecht» geeft het kabinet ook aan dat de afgelopen jaren duidelijk is geworden
                     dat het toeslagenstelsel fundamentele problemen kent. Voor het kabinet is het overduidelijk
                     dat de problemen niet binnen het huidige toeslagenstelsel kunnen worden opgelost en
                     dat we toe moeten naar een nieuw stelsel. Daartoe zijn diverse scenario’s uitgewerkt
                     en aan uw Kamer aangeboden.2
De leden van de VVD-fractie vragen of de gegevensverwerking naar aanleiding van de
                     wijziging van de regeling Wko op 1 januari 2020 op orde is. Verder vragen zij of de
                     gegevens adequaat verstrekt worden en of de verwerking binnen Toeslagen op orde is.
                  
De gegevensverwerking naar aanleiding van de wijziging van de regeling Wko is op orde.
                     De gegevens worden adequaat verstrekt. De kinderopvanggegevens worden verstrekt en
                     verwerkt op de wijze zoals dat beschreven is in de Gegevensbeschermingseffectbeoordeling
                     (GEB). Deze GEB is samen met het advies van de Functionaris Gegevensbescherming (FG)
                     op 14 oktober 2020 gedeeld met de Tweede Kamer als bijlage bij het antwoord op de
                     Kamervragen over dataverstrekking van kinderopvangorganisaties aan Belastingdienst.3
In de GEB staat beschreven welke maatregelen in gang zijn gezet om de risico’s van
                     de gegevensverwerking voor betrokkenen te voorkomen of te verminderen.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen verder of alle ouders ervan uit kunnen gaan dat
                     alle ouders op de hoogte worden gesteld als er twijfels blijken te zijn of de gegevens
                     kloppen. Zij vragen of dit dan betekent dat er geen achterstanden zijn in de verwerking,
                     of anders wat de reden is dat niet alle ouders een signaal ontvangen.
                  
In principe worden alle ouders op de hoogte gesteld bij wie een risico op (hoge) terugvorderingen
                     wordt geconstateerd uit de geleverde gegevens. Dit is het geval indien de door de
                     kinderopvangorganisaties geleverde gegevens (veel) afwijken van de kinderopvangsituatie
                     die door ouders is aangegeven bij de aanvraag van de kinderopvangtoeslag. Momenteel
                     hanteert Toeslagen hiervoor een signaalwaarde van € 250 afwijking in de kinderopvanglasten
                     op jaarbasis. Ook deze grens zal nader geëvalueerd worden.
                  
Er zijn momenteel geen achterstanden in de verwerking van de gegevens. Deze verwacht
                     ik ook niet bij inwerkingtreding van het UB Awir, gelet op het feit dat op dit moment
                     al 85% van de kinderopvangorganisaties maandelijks gegevens aanlevert.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen mij hoe ik terugkijk op het overgangsjaar 2020.
                     Daarbij vragen deze leden ook of het klopt dat op dit moment een groot aantal organisaties
                     de gevraagde gegevens uit eigen beweging aanlevert. De leden van de VVD-fractie verzoeken
                     ook om informatie over de aantallen kinderopvangorganisaties die al vrijwillig gegevens
                     leveren en een duiding van hun omvang. Tot slot vragen deze leden of Toeslagen geëquipeerd
                     is om alle gegevens te verwerken en beoordelen, en vragen hoe dat nu loopt, terwijl
                     een behoorlijk aantal kinderopvangorganisaties al informatie aanlevert.
                  
Het jaar 2020 was een ingroeijaar waarin de structurele maandelijkse gegevenslevering
                     door kinderopvangorganisaties stapsgewijs is geïmplementeerd.4 Toeslagen heeft kinderopvangorganisaties benaderd om op vrijwillige basis te starten
                     met de maandelijkse gegevenslevering. In april 2020 is de eerste groep van ongeveer
                     90 kinderopvangorganisaties gestart met het maandelijks leveren van gegevens. In december
                     2020 ontving Toeslagen al van bijna 2.500 kinderopvangorganisaties maandelijks gegevens.
                     Dit is ongeveer 85% van alle kinderopvangorganisaties. Deze leveringen bevatten gegevens
                     van ruim 780.000 kinderen waarvoor kinderopvangtoeslag is aangevraagd. Naar schatting
                     betreft dit circa 80% van alle kinderen met kinderopvangtoeslag.
                  
De aansluiting van kinderopvangorganisaties op de maandelijkse gegevenslevering verloopt
                     hiermee voorspoedig. Kinderopvangorganisaties ontvangen bij de gegevenslevering ondersteuning
                     van Toeslagen. Een ondersteunend team helpt hen bij de aansluiting, en om de gegevens
                     correct en met voldoende kwaliteit aan te leveren.
                  
Daarnaast is in 2020 door middel van pilots de bruikbaarheid van de gegevens en de
                     effectiviteit van vroegsignalering getest.
                  
Sinds januari 2020 is het proces van vroegtijdig signaleren en de dienstverlening
                     aan ouders opgeschaald en worden ouders via de kanalen brieven (papier) en kinderopvangtoeslagapp
                     (notificaties) geattendeerd over mogelijke afwijkingen. De ouder kan vervolgens waar
                     nodig diens gegevens aanpassen om een (hoge) terugvordering te voorkomen. De app is
                     sinds vorig jaar een belangrijk kanaal om de dienstverlening naar ouders toe te optimaliseren
                     en hen eerder te attenderen bij afwijkingen. De app heeft inmiddels een bereik van
                     ruim 100.000 downloads. In 2020 werden al ruim 100.000 wijzigingen van gegevens succesvol
                     via de app doorgegeven.
                  
Met de wijziging van het UB Awir wordt de maandelijkse levering verplicht voor alle
                     kinderopvangorganisaties. Daarbij hoeft Toeslagen niet meer om de levering te verzoeken,
                     maar zijn kinderopvangorganisaties verplicht de gegevens uit eigen beweging te leveren.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen of er nog andere aanbevelingen aan de dienst zijn
                     gedaan om het systeem te verbeteren, vanuit de dienst of vanuit de ouders.
                  
Het kabinet onderzoekt voortdurend welke maatregelen doorgevoerd kunnen worden die
                     het systeem kunnen verbeteren. Hierbij worden de suggesties die vanuit ouders en vanuit
                     de dienst worden gedaan mee in overweging genomen. In dat kader hebben de Staatssecretaris
                     van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik in de verzamelbrief kinderopvang van december
                     jl. aangekondigd dat we een vervolg zullen geven aan het verbetertraject kinderopvangtoeslag.5 Net als bij het eerste deel van het verbetertraject worden hierbij ook aanbevelingen
                     van medewerkers uit de dienst en van ouders betrokken. In het voorjaar van 2021 wordt
                     uw Kamer hierover nader geïnformeerd. Het kabinet zal de werking van deze maatregel
                     nog evalueren, zoals ook aan de Kamer is toegezegd.6
De leden van de VVD-fractie vragen wat de relatie is tussen het begrip «eigener beweging»
                     en de grondslag in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Ook vragen
                     deze leden hoe met deze grondslag wordt omgegaan.
                  
De grondslag voor de verplichting in de voorgestelde wijziging van het UB Awir is
                     te vinden in art. 38, tweede lid, Awir. Bij de wijziging van de Awir is in dit artikel
                     een grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur organisaties aan te
                     wijzen die verplicht zijn eigener beweging gegevens te delen met Toeslagen. De voorgestelde
                     wijziging van het UB Awir is gegrond op dit artikel uit de Awir. In het UB Awir wordt
                     de grondslag uit de Awir verder uitgewerkt door kindercentra en gastouderbureaus te
                     verplichten de gevraagde gegevens uit eigen beweging te verstrekken. Ook geeft het
                     UB Awir de frequentie van levering aan en de gevraagde gegevens. Kinderopvangorganisaties
                     zijn eerder over deze beoogde verplichting geïnformeerd, en zullen daar de komende
                     periode ook nader over geïnformeerd worden.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen wat de sancties zijn als kinderopvangorganisaties
                     de informatie niet uit eigen beweging delen. Ook vragen zij of dit wordt bijgehouden
                     en wat de consequenties zijn als een kinderopvangorganisatie de gegevens niet verstrekt.
                  
Met de wijziging van het UB Awir wordt de maandelijkse levering verplicht voor alle
                     kinderopvangorganisaties. Daarbij hoeft Toeslagen niet meer om de levering te verzoeken,
                     maar zijn kinderopvangorganisaties verplicht de gegevens uit eigen beweging te leveren.
                     Artikel 40 van de Awir biedt een grondslag om een bestuurlijke boete op te leggen,
                     wanneer een organisatie de gevraagde gegevens uit het UB Awir niet levert. Dit geldt
                     uiteraard pas nadat de wijziging van het UB Awir inwerking is getreden. Tot die tijd
                     is er sprake van een vrijwillige levering, waarbij geen boetes opgelegd (kunnen) worden.
                  
Een bestuurlijke boete is een instrument dat pas zal worden ingezet indien andere
                     benaderingen om kinderopvangorganisaties te motiveren te voldoen aan de verplichting
                     niet effectief blijken. In de evaluatie, die tijdens de Kamerbehandeling van de Wet
                     verbetering uitvoerbaarheid toeslagen is toegezegd, zal ook aandacht worden besteed
                     aan sancties.7
Toeslagen zet zich in om kinderopvangorganisaties zo goed mogelijk te ondersteunen
                     om ook aan deze verplichting te kunnen voldoen. Er worden niet direct sancties opgelegd
                     op het moment kinderopvangorganisaties nog niet kunnen leveren; er wordt gezamenlijk
                     gekeken naar een oplossing.
                  
Daarbij vragen de leden van de VVD-fractie of ik voornemens ben alle kindercentra
                  en gastouderbureaus aan te wijzen vanuit de opgenomen grondslag in de Awir. Dit klopt,
                  en volgt ook uit de voorgenomen formulering van het UB Awir. De reden hiervoor is
                  dat om alle ouders de juiste ondersteuning te bieden door vroegsignalering, de gegevens
                  van alle kindercentra en gastouderbureaus noodzakelijk zijn. Als ik slechts een deel
                  van de kindercentra of gastouderbureaus zou aanwijzen, kan ik alleen de ouders helpen
                  die bij deze organisaties kinderopvang afnemen, de andere ouders vallen dan buiten
                  de boot. Het is mijn doel om alle ouders te ondersteunen en daarom worden alle kindercentra
                  en gastouderbureaus verplicht de gegevens te leveren.
               
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast naar de gevolgen van de aanlevering van
                     deze gegevens voor de Belastingdienst. Zij vragen in hoeverre de Belastingdienst en
                     Toeslagen zijn opgeleid en toegerust om deze gegevens te verwerken, en welke zorgpunten
                     er zijn.
                  
De aanlevering en verwerking van de betreffende kinderopvanggegevens is niet nieuw
                     voor Toeslagen. Gegevens werden al zowel jaarlijks als maandelijks (voor een deel
                     van de kinderopvangorganisaties) ontvangen en verwerkt door Toeslagen. Hierdoor beschikt
                     Toeslagen over een ruime ervaring en kennis van dit proces. De verdere intensivering
                     van de aanlevering en verwerking van gegevens is gebaseerd op het reeds bestaande
                     proces. Toeslagen is zijn hierdoor goed voorbereid voor de invoering van de verplichte
                     maandelijkse levering van de betreffende gegevens.
                  
Aanvullend heeft Toeslagen een werkwijze ingericht en geïmplementeerd om vast te stellen
                     welke gegevens van de kinderopvangorganisaties juist en bruikbaar zijn voor vroegsignalering
                     richting ouders.
                  
Een belangrijk aandachtspunt op dit moment zijn de ouders die nu nog niet via vroegsignalering
                     geholpen kunnen worden. Dit betreft ouders die bij organisaties kinderopvang afnemen
                     die nog niet zijn aangesloten op de maandelijkse gegevenslevering Daarom blijven de
                     Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik continue in gesprek met kinderopvangorganisaties
                     die nog geen gegevens hebben geleverd. Daarnaast biedt Toeslagen hulp aan ouders die
                     onvoldoende doenvermogen hebben om naar aanleiding van het attentiebericht in actie
                     te komen. Zo kunnen kinderopvangorganisaties ouders aanmelden bij Toeslagen voor persoonlijke
                     begeleiding, als de ouder hiervoor toestemming geeft.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de betrouwbaarheid van de verwerking
                     van de gegevens is geregeld. Zij vragen hoe groot de kans op terugvordering aan het
                     einde van het jaar is, als de gegevens het hele jaar zorgvuldig zijn geleverd.
                  
Op basis van de criteria (accuraat, actueel, consistent en logisch) wordt vastgesteld
                     of de geleverde gegevens betrouwbaar en volledig zijn. Toeslagen gebruikt deze gegevens
                     voor vroegsignalering, maar de ouders blijven wel zelf verantwoordelijk voor het doorvoeren
                     van wijzigingen. Het kan voorkomen dat de ouder ook na een signaal van Belastingdienst/Toeslagen
                     geen wijziging doorgeeft.
                  
De voorschotten voor de kinderopvangtoeslag worden daarnaast berekend op basis van
                     onder andere een inschatting van het jaarinkomen. Inherent aan de voorschotsystematiek
                     kunnen er hierdoor terugvorderingen ontstaan als blijkt dat de opgegeven situatie
                     van de ouder bij de definitieve toekenning anders is. Toeslagen gebruikt de gegevens
                     van kinderopvangorganisaties in de voorschotfase alleen om ouders te attenderen op
                     het actueel houden van hun aanvraaggegevens. Ouders blijven zelf verantwoordelijk
                     voor tijdig het doorgeven van wijzigingen in hun opvanggegevens en persoonlijke situatie
                     aan Toeslagen.
                  
Wel verwacht ik dat vroegsignalering kan leiden tot een aanzienlijke daling van het
                     aantal hoge terugvorderingen. Dit omdat we met vroegsignalering betere dienstverlening
                     aan ouders bieden door hen tijdig op afwijkingen te attenderen. In 2020 werd door
                     middel van pilots de effectiviteit van vroegsignalering getest. Een pilot van juli
                     2020 heeft aangetoond dat meer dan de helft van de gesignaleerde ouders actie heeft
                     ondernomen naar aanleiding van een signaal en dat iets meer dan een kwart van de gesignaleerde
                     ouders het voorschot naar beneden heeft aangepast.8 Normaliter past slechts 6% van de ouders het voorschot naar beneden aan. Dit laat
                     zien dat vroegsignalering effectief lijkt te zijn en dat het instrument helpt om hiermee
                     daadwerkelijk hoge terugvorderingen vroegtijdig te voorkomen.
                  
De leden van de VVD-fractie en de D66-fractie vragen beiden naar een reactie op het
                     advies van de Raad van State over de parlementaire betrokkenheid bij deze wijziging.
                  
De Raad van State geeft in haar advies aan dat de voorhangbepaling uit het amendement
                     pas op 1 januari 2021 in werking zou treden. Dat maakte het volgens de Raad van State
                     onmogelijk om al in 2020, voor inwerkingtreding van het amendement, de wijziging van
                     het UB Awir na te hangen en op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Nu de wijziging
                     van het UB Awir vertraging heeft opgelopen, is de voorgenomen inwerkingtredingsdatum
                     niet langer 1 januari 2021. Daarmee is op deze wijziging van het UB Awir een voorhangprocedure
                     van toepassing, conform het nu geldende art. 38, negende lid, Awir. Het is in het
                     kader van deze voorhangprocedure dat ik deze dialoog met uw Kamer voer over de totstandkoming
                     van deze wijziging. Zo wordt voldaan aan het amendement en is het parlement betrokken
                     bij het instellen van een verplichting op grond van art. 38, tweede lid, Awir. Na
                     afloop van deze voorhangprocedure zal ik voor de volledigheid nogmaals advies aan
                     de Raad van State vragen op het definitieve ontwerpbesluit.
                  
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de afweging om problematische schulden
                     te voorkomen ook een rol heeft gespeeld of had kunnen spelen bij de wens om gemeenten
                     sneller in staat te stellen om gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire te kunnen
                     helpen.
                  
Het voorkomen van problematische schulden en het helpen van gedupeerde ouders met
                     meervoudige problemen, heeft prioriteit. Dit komt in verschillende dossiers terug.
                  
Evenals de onderhavige algemene maatregel van bestuur die bij uw Kamer voorhangt,
                     vindt ook het in staat stellen van gemeenten om gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire
                     sneller te kunnen helpen zijn grond in de bepalingen van de toeslagenwetgeving. Uw
                     Kamer heeft door amendering van het wetsvoorstel Verbetering uitvoerbaarheid toeslagen9 mogelijk gemaakt dat Toeslagen het BSN van gedupeerde ouders, die onderdeel uitmaken
                     van de hersteloperatie toeslagen en die hebben kenbaar gemaakt in aanmerking te willen
                     komen voor hulpverlening door hun gemeente, op hun verzoek aan die gemeenten kan verstrekken.
                     Het herstel voor gedupeerden behoort tot een wettelijke en prioritaire taak van Toeslagen.
                     Gelet op deze taak en om ook gedupeerde ouders te kunnen bereiken die zich niet zelf
                     melden, heeft de Staatssecretaris van Financiën gemeenten gemachtigd om namens Toeslagen
                     actief contact op te nemen met gedupeerde ouders. Dit om hen te wijzen op de mogelijkheid
                     van gemeentelijke hulp en hen te vragen of zij hiervan gebruik willen maken. Om dat
                     contact tot stand te kunnen brengen, voorziet deze machtiging erin dat gebruik kan
                     worden gemaakt van de daarvoor noodzakelijke persoonsgegevens van Toeslagen.
                  
De leden van de D66-fractie vragen of er minder vergaande alternatieven zijn onderzocht,
                     die terugvorderingen helpen voorkomen, maar minder ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer.
                     Zij vragen hierbij in te gaan op het advies van de Raad van State, waarin wordt opgemerkt
                     dat deze maandelijkse levering een gedetailleerd beeld van het privéleven geeft.
                  
Daarom is het noodzakelijk om de gegevenslevering te motiveren aan de hand van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. In de nota van toelichting wordt hierop ingegaan, zoals ook de Raad van State in
                     haar advies constateert.
                  
De structurele gegevenslevering is naar het oordeel van het kabinet noodzakelijk en proportioneel omdat hiermee (problematische) toeslagschulden kunnen worden beperkt en voorkomen.
                  Met actuele gegevens over het gebruik van kinderopvang kan Toeslagen afwijkingen eerder
                  signaleren en meer dienstverlening bieden aan ouders door hen tijdig op afwijkingen
                  attenderen. Ouders blijven zelf verantwoordelijk voor het controleren van gegevens
                  en het doorgeven van wijzigingen. Door ouders te stimuleren tijdig wijzigingen door
                  te geven, wordt de kans op (hoge) terugvorderingen verkleind.
               
De maatregel is subsidiair omdat er op dit moment geen minder ingrijpende wijze is om het doel te verwezenlijken.
                  Een actueel beeld van de afgenomen kinderopvang is van groot belang om het aantal
                  (hoge) terugvorderingen te kunnen terugdringen. In diverse rapporten is ook opgemerkt
                  dat wisselingen in het gebruik van kinderopvang een grote veroorzaker is van (hoge)
                  terugvorderingen. Met maandelijkse gegevenslevering door kinderopvangorganisaties
                  kan hier meer grip op komen, en kunnen ouders door vroegsignalering beter ondersteund
                  worden bij het actueel houden van de gegevens. Het alternatief waarbij kinderopvangorganisaties
                  enkel jaarlijks of desgevraagd gegevens over de opvang verstrekken, zoals nu ook het
                  geval is, is niet toereikend, omdat ouders dan niet goed kunnen worden ondersteund
                  bij het actueel houden van de gegevens. De hoge terugvorderingen als gevolg van het
                  gebruik blijven bestaan. De situatie blijft dat ouders wijzigingen niet altijd (tijdig)
                  doorgeven. Een ander alternatief, dat de gegevens over het lopende jaar en/of vorige
                  jaren bij de ouder worden opgevraagd is met het oog op het doenvermogen van de burger
                  niet toereikend.
               
Naar aanleiding van het advies van de Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) bij de
                  wijziging van de regeling Wko is kwartaallevering als minder belastend alternatief
                  voor maandlevering overwogen.10 Uiteindelijk is gekozen voor maandelijkse gegevensverstrekking omdat het aanleveren
                  per kwartaal geen substantiële daling van de regeldruk betekent ten opzichte van aanleveren
                  per maand terwijl het ook niet opweegt tegen het positieve effect van maandelijkse
                  gegevenslevering op (hoge) terugvorderingen. De tijdsinvestering voor de structurele
                  activiteiten van het bijwerken van de administratie en het corrigeren van gegevens
                  is bij een kwartaallevering in totaal niet substantieel kleiner vergeleken met een
                  maandelijkse gegevensverstrekking door de kinderopvangorganisatie. De doelstelling
                  om (hoge) terugvorderingen te voorkomen kan bij kwartaallevering minder snel bereikt
                  worden.
               
De leden van de D66-fractie vragen of ik de opvatting deel dat ook de wijze en frequentie
                     waarop gegevens worden opgevraagd een rol kunnen spelen bij de vraag naar de proportionaliteit
                     van de verwerking. Zij vragen daarbij om een nadere toelichting van de proportionaliteit
                     en subsidiariteit van de jaarlijkse verstrekking als de maandelijkse verstrekking
                     al correct is doorgegeven.
                  
Allereerst deel ik de opvatting van deze leden dat niet enkel de inhoud van de verstrekking
                     relevant is, maar ook de wijze en frequentie van de verstrekking. Ik heb deze factoren
                     daarom ook meegewogen bij het opstellen van de wijziging van het UB Awir. Het doel
                     van de verstrekking is om verschillen tussen de kinderopvangtoeslagaanvraag en de
                     afgenomen kinderopvang zo vroeg mogelijk te signaleren. Door deze gegevens maandelijks
                     te ontvangen, kan dit verschil eerder waargenomen worden dan wanneer deze gegevens
                     per kwartaal of jaar geleverd zouden worden.
                  
Ten aanzien van de proportionaliteit en subsidiariteit van de tweede jaarlevering
                     overweeg ik het volgende. Deze tweede jaarlevering heeft een ander doel dan de maandelijkse
                     leveringen. De tweede jaarlevering van de gegevens wordt gebruikt voor het definitief
                     vaststellen en toekennen van het recht op kinderopvangtoeslag. Hiervoor is het van
                     belang dat Toeslagen kan vertrouwen op de juistheid en volledigheid van de gegevens
                     die kinderopvangorganisaties verstrekken. Het enkel optellen van de eerdere maandleveringen
                     is hiervoor onvoldoende. De tweede jaarlevering is noodzakelijk omdat niet alle kinderopvangorganisaties
                     in januari hun jaarafrekening van het vorige toeslagjaar compleet zullen hebben. Bij
                     de jaarafrekening kunnen nog kleine aanpassingen nodig zijn, die relevant zijn voor
                     de definitieve vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld wanneer
                     er nog kleine correcties in de boekhouding plaatsvinden. Daarom wordt uiterlijk maart
                     nogmaals gevraagd om het definitieve jaaroverzicht van het eerdere toeslagjaar. In
                     de gevallen dat er geen veranderingen ten opzichte van de gegevenslevering in januari
                     heeft plaatsgevonden, wordt tweemaal dezelfde informatie verstrekt. Door deze tweede
                     jaarlevering weet Toeslagen zeker dat de gegevens over het gehele jaar juist en volledig
                     zijn.
                  
De proportionaliteit van deze tweede jaarlevering wordt gevonden in het aspect dat
                     (kwetsbare) ouders zo ontlast worden in het aanleveren van deze informatie. Het alternatief,
                     dat er in zulke gevallen geen tweede jaarlevering zou plaatsvinden of ouders hierom
                     verzocht wordt, volstaat dus niet. Dit brengt een risico met zich dat Toeslagen het
                     recht op kinderopvangtoeslag vaststelt op basis van verkeerde of onvolledige informatie.
                     Dat risico vindt het kabinet onaanvaardbaar, gelet op de grote (financiële) belangen
                     van ouders en mogelijke gevolgen van een foute vaststelling in deze.
                  
De leden van de D66-fractie vragen welke risico’s voor de gegevensbescherming het
                  kabinet zelf heeft gesignaleerd en op welke wijze het kabinet deze risico’s heeft
                  geadresseerd. Hiervoor verwijs ik naar de GEB die op 14 oktober met de Kamer is gedeeld,
                  specifiek de hoofdstukken 16 en 17. In de GEB zijn de risico’s en maatregelen voor
                  gegevensbescherming opgenomen.11 Zo is bijvoorbeeld het risico onderkend dat de kwaliteit van de geleverde gegevens
                  onvoldoende is, waardoor de ouder onterecht een signalering ontvangt. Om zulke risico’s
                  te adresseren is onder andere besloten Toeslagen kinderopvangorganisaties de gelegenheid
                  geeft tot proefleveringen, voor zij starten met maandelijkse gegevenslevering. Zo
                  kan vooraf de kwaliteit van de gegevens geborgd worden en ook, indien nodig, hulp
                  worden geboden om de software voor de gegevensleveringen te herstellen. Ook is het
                  conceptbesluit voor advies aangeboden aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De
                  AP zag geen aanleiding om opmerkingen te maken.
               
De leden van de D66-fractie vragen verder of de AP nog meer algemene opmerkingen en/of
                  suggesties heeft gedaan. Dit is niet het geval.
               
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting over welke effecten dit
                     voorstel heeft voor de kindercentra en gastouderbureaus. Deze leden vragen verder
                     op welke wijze de kindercentra en gastouderbureaus zijn geconsulteerd en of zij delen
                     dat dit voorstel geen verandering van regeldruk met zich meebrengt.
                  
De regeldrukeffecten van de maandelijkse gegevensverstrekking zijn in kaart gebracht
                     bij de wijziging van de regeling Wko per 1-1-2020.12 Met de wijziging van artikel 11 van de Regeling Wko zijn de eisen aan de administratie
                     van kindercentra en gastouderbureaus gewijzigd en is tevens verduidelijkt dat Toeslagen
                     de gegevens ook ten behoeve van het bepalen van de hoogte van het voorschot kan gebruiken.
                     Toeslagen kan hiermee eerder signaleren dat het werkelijke gebruik van kinderopvang
                     afwijkt van de door ouder opgegeven schatting in de toeslagaanvraag. Dit om een (hoge)
                     terugvordering van de kinderopvangtoeslag te voorkomen.
                  
De eisen aan de administratie van kinderopvangorganisaties zijn aangepast in anticipatie
                  op de beoogde maatregel om kinderopvangorganisaties te verplichten maandelijks gegevens
                  uit eigen beweging te verstrekken aan Toeslagen. Daarom zijn de regeldrukeffecten
                  van maandelijkse gegevenslevering bij de wijziging van de regeling Wko al in kaart
                  gebracht. Daarbij is onderscheid gemaakt in eenmalige regeldrukeffecten en structurele
                  regeldrukeffecten.
               
Eenmalige regeldrukeffecten
De kinderopvangorganisaties moesten vanaf 1 januari 2020 voldoen aan de gewijzigde
                     administratieve eisen. Doordat veel van de gegevens al in de administratie van de
                     kinderopvangorganisaties aanwezig waren, werd ingeschat dat de eenmalige regeldrukeffecten
                     beperkt zijn. Bovendien was het in de praktijk voor de meeste kindercentra al gebruikelijk
                     om jaargegevens aan Toeslagen te verstrekken. In 2020 is gestart met het voorbereiden
                     van kinderopvangorganisaties op de maandelijkse gegevensverstrekking. Zij zijn in
                     de eerste plaats geïnformeerd over de verandering. Gedurende het jaar was aanpassing
                     van de administratie van de kinderopvangorganisaties nodig zodat de gegevens maandelijks
                     aan Toeslagen verstrekt kunnen worden. Dit heeft een aanpassing van de softwaresystemen
                     of digitale bestanden voor de (financiële) administratie en overige digitale (ouder)portalen
                     gevergd.
                  
De eerste maanden van verplichte gegevensverstrekking zullen meer tijd kosten voor
                     kinderopvangorganisaties, bijvoorbeeld door het wennen aan de nieuwe werkwijze. Door
                     2020 te positioneren als een ingroeijaar, is beoogd de gewenningsperiode te verlengen
                     en kinderopvangorganisaties te ondersteunen in de overgang naar verplichte gegevenslevering.
                     Dit heeft geresulteerd dat reeds 85% van de kinderopvangorganisaties al de nieuwe
                     werkwijze en systemen hanteren.
                  
Structurele regeldrukeffecten
De structurele activiteiten zijn het maandelijks bijwerken van de administratie, met
                  de afgenomen uren, de gemiddelde uurprijs en, indien van toepassing de einddatum van
                  de kinderopvang en het verstrekken van deze gegevens aan Toeslagen. Als de administratie
                  eenmalig goed is ingericht, is de verwachting dat de extra inspanning voor de structurele
                  maandelijkse gegevensverstrekking niet substantieel meer is en relatief geautomatiseerd
                  in zijn werk gaat.
               
Betrokkenheid van kinderopvangorganisaties
De brancheorganisaties en ouderbelangenvertegenwoordigers zijn betrokken bij de uitwerking
                  van de aanpak voor de (maandelijkse) gegevensverstrekking aan de Toeslagen. Dit heeft
                  plaatsgevonden via periodieke panelsessies met branche- en oudervertegenwoordiging
                  (BK, BMK, VGOB, BOiNK en VWO) en deelnemers uit kinderopvangorganisaties en gastouderbureaus.13 De specifieke gegevens, de wijze van het verstrekken van de gegevens en de invoering
                  van de maandelijkse gegevensverstrekking zijn tijdens deze sessies besproken. De branche
                  en andere stakeholders hebben in het bijzonder het belang van het goed informeren
                  van ouders over deze wijziging benadrukt. Ook is uitvoerig stilgestaan bij de juistheid
                  van de gegevens, de verantwoordelijkheid daarvoor en hoe er wordt geacteerd op het
                  moment dat een kinderopvangorganisatie onjuiste informatie verstrekt. Het kabinet
                  is van mening dat ouders niet de dupe mogen worden van onjuist aangeleverde gegevens.
                  De gegevens zullen daarom alleen gebruikt worden als deze correct zijn voor het afgeven
                  van een signaal richting de ouders. De ouder is zelf aan zet om op basis van dat signaal
                  al dan niet een wijziging door te voeren in diens aanvraag voor de kinderopvangtoeslag.
               
De inbreng van de branche is, naast hun voortdurende betrokkenheid bij de ontwikkeling
                  van de gegevenslevering, op twee momenten in het bijzonder van belang geweest: (1)
                  tijdens de Gateway review op het verbetertraject kinderopvangtoeslag van medio 2019
                  en (2) tijdens de procedure voor de vaststelling van de concept regeling voor maandelijkse
                  gegevenslevering. De Gateway review liet zien dat het tempo voor invoering van gegevenslevering
                  aanvankelijk te ambitieus is geweest. Dit heeft geleid tot een stapsgewijze aanpak
                  waarin de kwaliteit van de gegevens centraal kwam te staan. Er is daarom ook een zogenoemd
                  ingroeijaar (2020) geïntroduceerd. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de
                  voortgangsbrief van juni 2020.14
De meest recente panelbijeenkomst met brancheorganisaties en ouderbelangenvertegenwoordigers
                  vond plaats op 21 januari 2021. Tijdens deze sessie is ook gesproken over het uitstel
                  van de inwerkingtreding van de verplichting om maandelijks gegevens te verstrekken.
                  De brancheorganisaties en ouderbelangenvertegenwoordigers benadrukten tijdens dit
                  overleg opnieuw het belang van de maandelijkse gegevenslevering voor het reduceren
                  van (hoge) terugvorderingen. Dit benadrukt het draagvlak in de kinderopvangsector
                  voor deze maatregel. Ook het feit dat op dit moment al ongeveer 85% van de kinderopvangorganisaties
                  op vrijwillige basis maandelijks gegevens levert, laat zien dat de maatregel op veel
                  steun van de sector kan rekenen.
               
De leden van de D66-fractie vragen om een raming op te nemen van de omvang van de
                     mogelijke toename of afname van de regeldruk op burgers van dit voorstel. Deze leden
                     vragen ook naar de administratieve lasten voor burgers bij afschaffing van de kinderopvangtoeslag
                     en instelling van publiek gefinancierde kinderopvang en -ontwikkelplekken.
                  
Bij de wijziging van de Regeling Wko is advies gevraagd aan het ATR. Het ATR adviseerde
                     onder meer om ook een raming op te nemen van de omvang van de afname van de regeldruk
                     voor burgers. Dit advies is niet overgenomen. Er is geen raming gemaakt van de omvang
                     van de afname van de regeldruk van burgers. Hiervoor is gekozen omdat ouders ook in
                     de nieuwe situatie zelf verantwoordelijk blijven voor het doorgeven van wijzigingen
                     en het actueel houden van gegevens. De maandelijkse gegevensverstrekking brengt hier
                     geen verandering in. Wel zijn er mogelijk indirecte effecten van de wijziging. Zo
                     kan een afname van het aantal (hoge) terugvorderingen ertoe leiden dat ook de administratieve
                     lasten voor ouders afnemen
                  
Zoals eerder aangegeven is het kabinet van mening dat we moeten werken naar een nieuw
                     stelsel. In welke mate de regeldruk zou afnemen bij de overgang naar een nieuw stelsel
                     van kinderopvang hangt sterk af van hoe dit stelsel zal worden vormgegeven. Het is
                     aan het nieuwe kabinet om te bepalen hoe dit stelsel wordt vormgegeven. Daarom kan
                     nu nog geen antwoord worden gegeven op de vraag in welke mate de regeldruk voor burgers
                     zou afnemen.
                  
De leden van de D66-fractie vragen naar de gronden voor de bewaartermijnen van de
                     gegevens, en hoe wordt toegezien dat de gegevens na die termijn ook daadwerkelijk
                     verwijderd worden.
                  
De bewaartermijn van zeven en twaalf jaar is vastgesteld in de selectielijsten van
                     de Belastingdienst en gepubliceerd in de Staatscourant.15 Deze selectielijsten zijn gebaseerd op de Archiefwet. Het selectiecriterium onder
                     artikel 3.2 van de selectielijst is van toepassing. De archiefbescheiden worden in
                     goede, geordende en toegankelijk staat bewaard totdat de vernietigingstermijn is aangebroken.
                     Conform artikel 8, archiefbesluit 1995 wordt bij vernietiging van de gegevens een
                     verklaring opgesteld. Zoals in de GEB bij de risico’s is omschreven is het proces
                     van uitvoering van vernietiging een zorg en wordt dit opgenomen in het project informatiehuishouding,
                     waar onder meer de relevante wettelijke vereisten, waaronder de bewaartermijnen, worden
                     geborgd.
                  
De leden van de D66-fractie vragen hoe de communicatie met gastouderbureaus en kindercentra
                     verloopt en hoe zij bij deze wijziging worden ondersteund.
                  
Zoals eerder genoemd vinden er periodiek panelsessies plaats met brancheorganisaties
                     en oudervertegenwoordiging. In 2020 zijn diverse informatiebijeenkomsten en een webinar
                     georganiseerd voor kinderopvangorganisaties om hen te ondersteunen bij het realiseren
                     van de maandelijkse gegevenslevering. Tijdens deze bijeenkomsten hebben enkele kinderopvangorganisaties
                     hun zorg geuit over de verandering van jaarlijkse gegevenslevering naar maandelijkse
                     gegevenslevering. De kinderopvangorganisaties waren met name bezorgd over mogelijke
                     administratieve lasten en technische ondersteuning.
                  
Toeslagen zet zich in om deze kinderopvangorganisaties zo goed mogelijk te ondersteunen.
                     Vanuit het verbetertraject kinderopvangtoeslag is er een speciaal aansluitteam beschikbaar
                     om kinderopvangorganisaties te ondersteunen bij de aansluiting op de maandelijkse
                     gegevenslevering. Daarnaast zorgt Toeslagen met de gefaseerde aansluiting van kinderopvangorganisaties
                     ervoor dat stapsgewijs begeleiding aan kinderopvangorganisaties geboden kan worden.
                     Hierbij wordt extra aandacht geschonken aan de kwaliteit van de gegevenslevering.
                     Daarnaast worden onder andere de branchevertegenwoordiging en het Waarborgfonds Kinderopvang,
                     betrokken bij de verdere aanpak en ondersteuning om kinderopvangorganisaties bij de
                     gegevenslevering te laten aansluiten.
                  
Toeslagen blijft hierin actief bij kinderopvangorganisaties vragen om feedback om
                     de dienstverlening te verbeteren. Zo is er vanuit het aansluitteam een enquête gemaakt
                     om de tevredenheid rondom de aansluithulp gegevenslevering in kaart te brengen. Deze
                     enquête is begin dit jaar uitgezet aan kinderopvangorganisaties. Met de enquête wordt
                     gepeild in hoeverre kinderopvangorganisaties zich ondersteund voelen bij de gegevenslevering
                     en of hulpvragen goed worden beantwoord. De feedback van deze enquête zal worden gebruikt
                     om de dienstverlening verder te verbeteren en de kinderopvangorganisaties beter te
                     ondersteunen in de gegevenslevering. Ook zullen de ervaringen van de kinderopvangorganisaties
                     betrokken worden bij de evaluatie van het UB Awir.
                  
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie naar de ervaringen met de kinderopvangtoeslagapp.
Vanuit het verbetertraject kinderopvangtoeslag is de app Kinderopvangtoeslag medio
                     zomer succesvol gelanceerd, de app heeft inmiddels een bereik van ruim 100.000 downloads.
                     Met de app kunnen ouders makkelijke en overzichtelijk de actuele aanvraaggegevens
                     inzien en wijzigen. In 2020 werden al ruim 100.000 wijzigingen in gegevens succesvol
                     via de app aan Toeslagen doorgegeven. De app is een belangrijk kanaal om de dienstverlening
                     naar ouders te optimaliseren en eerder te signaleren. Na een notificatie in de app
                     kan de ouder met één druk op de knop een wijziging doorvoeren. Dit is een grote verbetering
                     in de dienstverlening en hiermee worden ouders optimaal ondersteund bij het actueel
                     houden van de toeslagaanvraag. De waardering van ouders voor de app is erg hoog, zo
                     blijkt uit reviews van ouders in de app stores en de ontvangen feedback van ouders.
                     In 2021 zal de app op grote schaal gebruikt gaan worden voor de vroegsignalering.
                  
De leden van de SP-fractie vragen mij om het neoliberale project van de toeslagen,
                     waarmee ouders zelf bepalen hoeveel geld de overheid betaalt aan al dan niet commerciële
                     kinderopvanginstellingen, definitief tot een mislukking te bestempelen.
                  
Ik ben het met de leden van de SP-fractie eens dat het systeem van de kinderopvangtoeslag
                     vanuit burgerperspectief niet acceptabel is. In onder andere de kabinetsreactie op
                     het rapport «Ongekend onrecht» geeft het kabinet aan dat de afgelopen jaren duidelijk
                     is geworden dat het toeslagenstelsel fundamentele problemen kent. Voor het kabinet
                     is het overduidelijk dat de problemen niet binnen het huidige toeslagenstelsel kunnen
                     worden opgelost en dat we toe moeten naar een nieuw stelsel. Daartoe zijn in het eindrapport
                     IBO Toeslagen en het eindrapport Scenario vormgeving kindervoorzieningen diverse scenario’s
                     uitgewerkt en aan uw Kamer aangeboden. Wat betreft de financiering van de kinderopvang
                     is het kabinet van mening dat op termijn de verantwoordelijkheid voor de financiering
                     niet meer (volledig) bij de ouders moet worden gelegd, waarbij bepaalde complexe voorwaarden
                     voor hen moeten komen te vervallen. Alleen zo kunnen we zorgen voor goede kinderopvang,
                     waarmee ouders hun werk en de zorg voor kinderen goed kunnen combineren, zonder de
                     negatieve effecten die het huidige stelsel kent.
                  
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of het beperkte «doenvermogen» van «kwetsbare
                     ouders» aanleiding is geweest voor mij om na te denken over een alternatief, waarbij
                     ouders zelf om hulp kunnen vragen bij het aanvragen van de kinderopvangtoeslag.
                  
In 2018 zijn het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst/Toeslagen
                     gezamenlijk het verbetertraject kinderopvangtoeslag gestart om de dienstverlening
                     richting ouders te verbeteren en zodoende het aantal (hoge) terugvorderingen terug
                     te dringen. Met eerder signaleren wordt een belangrijke stap gezet in de verbetering
                     van de dienstverlening van Toeslagen en worden ouders ondersteund bij het actueel
                     houden van hun gegevens. Naast eerder signaleren is ingezet op twee andere hoofdthema’s
                     van verbetermaatregelen, namelijk het persoonlijk begeleiden van ouders met een verhoogde
                     kans op hoge terugvorderingen en het verbeteren van digitale dienstverlening.
                  
In 2020 is gestart met persoonlijke begeleiding, om extra ondersteuning te bieden
                     aan ouders met een beperkt doenvermogen. Dit betreft het begeleiden van ouders die
                     een aanvraag voor kinderopvangtoeslag hebben ingediend en extra hulp nodig hebben
                     bij het tijdig doorgeven van wijzigingen. Persoonlijke begeleiding wordt alleen opgestart
                     indien de ouder hiermee instemt. Een persoonlijke begeleider gaat dan aan de slag
                     met de ouders om er samen voor te zorgen dat de juiste toeslag wordt toegekend. De
                     ouder krijgt dan een contactpersoon bij Toeslagen, die de ouders helpt om samen de
                     juiste gegevens op te geven voor de aanvraag van de kinderopvangtoeslag. Indien nodig
                     wordt de ouder langjarig begeleid. Op verzoek van de brancheorganisaties kunnen sinds
                     september vorig jaar ook kinderopvangorganisaties ouders voor persoonlijke begeleiding
                     benaderen. Kinderopvangorganisaties staan dichterbij de ouder en kunnen daardoor goed
                     inschatten of een ouder persoonlijke begeleiding nodig zou kunnen hebben. Als de ouder
                     hiermee instemt kan de kinderopvangorganisatie de ouder bij Toeslagen aanmelden voor
                     persoonlijke begeleiding. In de nieuwsbrief voor de branche- en oudervertegenwoordiging,
                     hebben we ook aandacht gevraagd voor persoonlijke begeleiding en kinderopvangorganisaties
                     gewezen op de mogelijkheid om ouders hiervoor aan te melden.
                  
In 2020 zijn dus stappen gezet om persoonlijke dienstverlening te verbeteren. De eerste
                     ervaringen met persoonlijke begeleiding zijn positief. In de verzamelbrief kinderopvang
                     is uw Kamer hierover geïnformeerd.16 Op dat moment werd persoonlijke begeleiding alleen aangeboden aan ouders met een
                     lopende toeslagaanvraag. Inmiddels worden aanmeldingen voor persoonlijke begeleiding
                     ook in behandeling genomen als er nog geen lopende toeslagaanvraag is. In 2021 wordt
                     onderzocht of persoonlijke begeleiding verder kan worden uitgebreid naar andere groepen
                     ouders, zoals ouders die contact zoeken met Toeslagen via de Belastingtelefoon of
                     een baliemedewerker.
                  
Zoals reeds is aangekondigd in de verzamelbrief kinderopvang zie ik, samen met het
                     Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ook na de implementatie van bovengenoemde
                     verbetermaatregelen nog verdere potentie voor verbeteringen in de dienstverlening
                     richting ouders. Daarom zullen wij in 2021 vervolg geven aan het verbetertraject kinderopvangtoeslag.
                     De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is voornemens uw Kamer hier in het
                     voorjaar van 2021 nader over te informeren.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën - 
              
                  Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier