Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UB Awir)
35 574 Wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen)
Nr. 22 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 februari 2021
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 14 december 2020 over de voorhang
Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UB Awir) (Kamerstuk
35 574, nr. 20).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 januari 2021 aan de Staatssecretaris van Financiën
voorgelegd. Bij brief van 5 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het uitvoeringsbesluit
Awir. Deze leden zien dit uitvoeringsbesluit als een belangrijke tussenstap om het
aantal (hoge) terugvorderingen terug te dringen maar constateren dat vanwege «de regeling
op basis van voorschot» er altijd een kans is op terugvorderingen vanwege verschillende
omstandigheden. Deze leden zijn geïnteresseerd in de uitwerking van de maatregelen
die het kabinet in de kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht» (Kamerstuk
35 510, nr. 4) heeft aangekondigd, maar realiseren dat dit niet morgen geregeld is. Deze leden
hebben nog enkele vragen over de uitwerking van dit uitvoeringsbesluit om op korte
termijn een aantal belangrijke stappen te zetten om het aantal terugvorderingen te
beperken.
De leden van de VVD-fractie constateren dat het uitvoeringsbesluit Awir geen wijzigingen
inhoudt in de reikwijdte van de gegevens, maar alleen in de frequentie van het aanleveren
van de gegevens. Kan de Staatssecretaris dat bevestigen? Kan met het frequenter aanleveren
van gegevens een juiste inschatting van het recht op kinderopvangtoeslag bepaald worden
of zijn er, voor een zo goed mogelijke inschatting van het recht op kinderopvangtoeslag,
nog ontbrekende gegevens die als die eerder gedeeld zouden worden nog meer terugvorderingen
zouden kunnen voorkomen? Zo ja, welke zijn dat?
De leden van de VVD-fractie merken op dat met ingang van 1 januari 2020 de regeling
Wko is gewijzigd. Kan de Staatssecretaris aangeven of de gegevensverwerking naar aanleiding
van de wijziging op orde is? Worden de gegevens adequaat verstrekt en is de verwerking
van deze gegevens binnen de Belastingdienst/Toeslagen op orde? Zo nee, waar zitten
nog onvolkomenheden of achterstanden? Kunnen alle ouders ervan uitgaan dat als deze
informatie aangeleverd is dan ook alle ouders op de hoogte gesteld worden als blijkt
dat er twijfels zijn bij de gegevens of deze niet kloppen? Zo ja, betekent dat dat
er geen achterstanden zijn in de verwerking? Zo nee, wat is de reden dat niet alle
ouders dat signaal ontvangen? Hoe kijkt de Staatssecretaris terug op het «overgangsjaar»
2020? Zijn er nog andere aanbevelingen gedaan aan de dienst vanuit de dienst of vanuit
de ouders die het systeem zouden kunnen verbeteren? Zo ja, welke zijn dat?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan ingaan op het begrip
«eigener beweging» en dit begrip in relatie tot de grondslag (opgenomen in de Algemene
wet inkomensafhankelijke regelingen) van het aanwijzen van instanties die uit eigen
beweging de informatie moeten aanreiken. Kan de Staatssecretaris aangeven wat dit
in de praktijk zal betekenen? Klopt het dat er op dit moment een groot aantal organisaties
de gevraagde gegevens uit eigener beweging aanlevert? Hoe wordt omgegaan met de grondslag
uit de Awir waarbij het mogelijk is om kindercentra of gastouderbureaus aan te wijzen
om deze informatie te leveren? Wat zijn de sancties als deze centra of bureaus de
informatie niet uit eigener beweging delen? Wordt dit bijgehouden, en zo ja, waar
en met welke redenen? Wat zijn de consequenties als de centra en bureaus aangewezen
zijn om de gegevens te verstrekken maar dit niet doen? Is de Staatssecretaris voornemens
alle kindercentra en gastouderbureaus aan te wijzen vanuit de opgenomen grondslag
in de Awir? Zo ja, waarom?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de maandelijkse levering van persoonsgegevens
door kindercentra en gastouderbureaus een behoorlijke toename in de administratieve
lasten kan zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven hoeveel kindercentra en gastouderbureaus
nu al over zijn gegaan tot het vrijwillig aanleveren van deze informatie? Kan de Staatssecretaris
daarbij een duiding geven van de omvang van deze centra en bureaus?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de gevolgen van de aanlevering van deze gegevens
voor de Belastingdienst. In hoeverre is de Belastingdienst en Toeslagen in alle vormen
opgeleid en toegerust om deze gegevens van alle kindercentra en gastouderbureaus te
verwerken? Welke zorgpunten zijn er? In hoeverre is de betrouwbaarheid van de verwerking
van gegevens geregeld? Of met andere woorden; als deze gegevens zorgvuldig voor ouders
worden aangeleverd, hoe groot is de kans dat er aan het eind van het jaar nog een
terugvorderingsgrond kan ontstaan (buiten de oorzaken die niet voorzien zijn)? En
is de Belastingdienst/Toeslagen geëquipeerd om maandelijks alle gegevens te verwerken
en beoordelen? Hoe loopt dat nu, nu er al een behoorlijk aantal kindercentra en gastouderbureaus
de informatie aanlevert?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris uitgebreid kan reflecteren
op de toelichting van de Raad van State over de parlementaire betrokkenheid. Kan zij
aangeven of en welke gevolgen zij ziet naar aanleiding van de toelichting van de Raad
van State en de reflectie van de Staatssecretaris?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van het uitvoeringsbesluit Awir.
Deze leden delen de doelen om de dienstverlening aan ouders te verbeteren en terugvorderingen
en toeslagschulden zo veel mogelijk te voorkomen. Deze leden pleiten voor een toekomst
zonder toeslagen en bijbehorende terugvorderingen en met goede inkomensondersteuning
en publiek gefinancierde kinderopvang en -ontwikkelplekken. Deze leden onderschrijven
dat er in de tussentijd wel stappen gezet moeten worden om het huidige stelsel te
verbeteren, bijvoorbeeld om toeslagschulden zo veel mogelijk te voorkomen. Deze leden
hebben een aantal vragen, met name over de verwerking van persoonsgegevens.
De leden van de fractie van D66 vragen om een reactie op het aandachtspunt dat de
Raad van State naar voren bracht over de ingangsdatum van het uitvoeringsbesluit en
het doel van het desbetreffende amendement.
De leden van de fractie van D66 verwelkomen dat het kabinet het zoveel mogelijk voorkomen
van (problematische) schulden noodzakelijk vindt voor een democratische samenleving.
Deze leden vragen in hoeverre deze afweging of grond ook een rol heeft gespeeld of
had kunnen spelen bij de wens om gemeenten sneller in staat te stellen om gedupeerde
ouders van de toeslagenaffaire te kunnen helpen.
De leden van de fractie van D66 vragen of er minder vergaande alternatieven zijn onderzocht,
waarmee wel het aantal en de hoogte van terugvorderingen en toeslagschulden teruggebracht
kan worden, maar waarmee de verwerking van persoonsgegevens minder ingrijpt in de
persoonlijke levenssfeer. Deze leden vragen om daarbij in te gaan op het advies van
de Raad van State, waarin wordt aangegeven dat de voorgestelde (bijkomende) maandelijkse
levering een gedetailleerd beeld van het privéleven geeft.
De leden van de fractie van D66 lezen dat de reikwijdte van de gevraagde persoonsgegevens
niet verandert, maar dat dit wel geldt voor de wijze en frequentie waarop de gegevens
worden opgevraagd. Deze leden vragen of de Staatssecretaris deelt dat ook de wijze
en frequentie waarop gegevens worden opgevraagd een rol kunnen spelen bij de vraag
of de verwerking van gegevens proportioneel is. De leden van de fractie van D66 vragen
of de Staatssecretaris, in lijn met de vragen van de Raad van State, een nadere toelichting
kan geven op de proportionaliteit en subsidiariteit van de jaarlijkse verstrekking
als de gegevens die maandelijks zijn verstrekt al correct zijn opgegeven.
De leden van de fractie van D66 vragen welke risico’s voor de gegevensbescherming
het kabinet zelf heeft gesignaleerd en op welke wijze het kabinet deze risico’s heeft
geadresseerd.
De leden van de fractie van D66 lezen dat de voorgelegde concepttekst de Autoriteit
Persoonsgegevens geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen. Deze
leden vragen of de Autoriteit Persoonsgegevens, bijvoorbeeld naar aanleiding van het
advies van de Raad van State, wel nog meer algemene opmerkingen en/of suggesties heeft
gedaan.
De leden van de fractie van D66 lezen in het advies van de Raad van State dat de (bijkomende)
maandelijkse levering van persoonsgegevens veel vergt van de kindercentra en gastouderbureaus
en van de Belastingdienst/Toeslagen in termen van kwaliteit en processen. Deze leden
zien deze analyse niet terug in de inschatting van administratieve lasten voor burgers
en bedrijven en de uitvoeringstoets. Deze leden vragen om nader toe te lichten welke
effecten dit voorstel heeft voor kindercentra en gastouderbureaus. De leden van de
fractie van D66 vragen op welke wijze gastouderbureaus en kindercentra zijn geconsulteerd
en of zij delen dat dit voorstel geen verandering van regeldruk met zich meebrengt.
De leden van de fractie van D66 vragen in navolging van het Adviescollege Toetsing
Regeldruk (ATR) om een raming op te nemen van de omvang van de mogelijke toename of
afname van de regeldruk van burgers van dit voorstel. Deze leden vragen hoe hoog de
administratieve lasten van de kinderopvangtoeslag nu zijn. Deze leden vragen in welke
mate de regeldruk voor burgers zou afnemen als de kinderopvangtoeslag wordt afgeschaft
en wordt overgegaan tot het publiek financieren van kinderopvang en -ontwikkelplekken.
De leden van fractie van D66 vragen naar de bewaartermijn van deze gegevens. Welke
gronden zijn er voor het respectievelijk twee jaar, zeven jaar en twaalf jaar bewaren
van gegevens? Hoe wordt erop toegezien dat deze gegevens na die periode ook daadwerkelijk
worden verwijderd?
De leden van de fractie van D66 lezen in de uitvoeringstoets dat de wijzigingen, in
de interactie met burgers en bedrijven, waar nodig meegenomen worden in de communicatie
via de reguliere kanalen. Deze leden vragen hoe de communicatie en het gesprek met
gastouderbureaus en kindercentra over deze wijzigingen verloopt en hoe zij bij deze
wijzigingen worden ondersteund.
De leden van de fractie van D66 vragen naar de ervaringen met de kinderopvangtoeslagapp.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wijziging. Zij
geven aan van mening te zijn dat onderhavige wijziging van het Uitvoeringsbesluit
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen een dermate zware inbreuk op de persoonlijke
levenssfeer vormt dat deze wetgevend dient plaats te vinden.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Staatssecretaris van mening is dat met het
maandelijks vorderen van gegevens van kinderopvangorganisaties «de ouders worden ontzien»
omdat de kans op terugvorderingen wordt verkleind. Zij constateren dat de Staatssecretaris
dit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van ouders en kinderen noemt, maar
dat het naar haar mening gerechtvaardigd is om op maandelijkse basis het gebruik van
de kinderopvang te vorderen zodat terugvorderingen worden voorkomen. Deze leden constateren
hiermee dat de inherente problemen van de toeslagen, bij kinderopvangtoeslag vergroot
door fluctuerende inkomens en fluctuerend gebruik van kinderopvang, slechts ten dele
worden opgelost door een heftige controle op ouders in te voeren terwijl de oorzaak
van de problemen zit in het feit dat een toeslag nooit een geschikt middel is geweest
om kinderopvang te bekostigen en dat dit al sinds de invoering ervan leidt tot hoge
terugvorderingen. Zij constateren dat de Staatssecretaris het proportioneel vindt
om een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer te maken en de gegevens te gebruiken
om ouders via onder andere een toeslagenapp erop te wijzen dat zij naar haar mening
een te hoge toeslag aanvragen. Deze leden delen de mening van de Staatssecretaris
hierin niet, zien een groot gevaar in het koppelen van gegevensbestanden die hiermee
zal ontstaan en constateren dat de gevolgen van de fouten in het toeslagenstelsel,
waarbij ouders pas enkele jaren na het krijgen van een voorschot op toeslagen daadwerkelijk
het recht op die toeslagen krijgen, bij de ouders en kinderopvangorganisaties worden
neergelegd. Deze leden merken hierbij bovendien niets van de door de regering dikwijls
aangekondigde persoonlijker aanpak van de Belastingdienst/Toeslagen en begrijpen niet
hoe deze uiterst onpersoonlijke maatregel valt te rijmen met de toezeggingen dat er
weer in persoon met medewerkers van de Belastingdienst zal worden gesproken. Juist
op dit onderwerp, waar evident grote problemen zijn, zou de aangekondigde nieuwe werkwijze
om weer contact met burgers te hebben met spoed moeten worden ingevoerd.
Op het vlak van subsidiariteit lezen de leden van de SP-fractie ook dat de Staatssecretaris
enkel verwacht met automatische vergelijking van gegevens een beter fungerend stelsel
te kunnen bereiken. Deze leden merken op dat de Staatssecretaris als alternatieven
enkel ziet dat kinderopvangorganisaties of ouders op verzoek gegevens leveren. Zij
constateren dat ook hier reeds de blik op een verbeterde, persoonlijker dienstverlening
door de Belastingdienst/Toeslagen bij de Staatssecretaris ontbreekt. Deze leden merken
op dat de Staatssecretaris de «kwetsbare groepen» wil ontzien door aan hun «doenvermogen»
tegemoet te komen en hen daarom het heft zowat volledig uit handen te nemen en de
kinderopvangtoeslag namens hen te corrigeren. Zij vragen de Staatssecretaris of het
neoliberale project van de toeslagen, waarmee ouders zelf bepalen hoeveel geld de
overheid betaalt aan al dan niet commerciële kinderopvanginstellingen, hiermee definitief
tot een mislukking is te bestempelen. Voorts vragen de leden van de SP-fractie of
het beperkte «doenvermogen» van «kwetsbare groepen» aanleiding is geweest voor de
Staatssecretaris om na te denken over een alternatief waarbij ouders zelf om hulp
kunnen vragen bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag, iets dat gedupeerden in de
toeslagenaffaire dikwijls probeerden maar nooit konden doen.
Op het vlak van proportionaliteit maken de leden van de SP-fractie zich ernstige zorgen
over de proportionaliteit en strijdigheid met het Europees Verdrag voor de Rechten
van de Mens. Daar dit verdrag vereist dat een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
in wetgeving wordt vastgelegd, achten zij deze werkwijze via een delegatiebepaling,
zoals zij ook aangaven bij de behandeling van de wetswijziging die aan dit besluit
ten grondslag ligt, onvoldoende. Deze leden verbazen zich erover dat niet is gekozen
voor een regeling waarbij ouders toestemming dienen te geven voor het vorderen van
hun gegevens en achten dit in strijd met de argumenten die de Staatssecretaris geeft
als het gaat om dienstverlening aan ouders met een «beperkt doenvermogen». Een regeling
of wet waarbij ouders toestemming dienen te geven voor een inbreuk op de persoonlijke
levenssfeer is naar de mening van deze leden meer in lijn met het karakter van wat
de Staatssecretaris zegt te beogen dan een verplichting waarin de ouders geen zeggenschap
hebben.
II Reactie van de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane
De leden van de VVD-fractie vragen mij of ik kan bevestigen dat de wijziging van het
Uitvoeringsbesluit Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (UB Awir) geen wijziging
inhoudt van de reikwijdte van de gegevens. Ik kan bevestigen dat de maatregel geen
wijziging inhoudt in de reikwijdte van de gegevens ten opzichte van de huidige regeling.
Naast een verhoging van de frequentie, te weten maandelijks, houdt de maatregel ook
in dat Toeslagen niet steeds om de levering van de gegevens hoeft te verzoeken, maar
dat de kinderopvangorganisaties de gegevens eigener beweging moeten verstrekken.
De leden van de VVD-fractie vragen verder of door het frequenter aanleveren van gegevens
een juiste inschatting van het recht op kinderopvangtoeslag bepaald kan worden, of
dat er nog ontbrekende gegevens zijn.
Met het frequenter aanleveren van gegevens door bovendien alle kinderopvangorganisaties
kan een betere inschatting van het recht op de kinderopvangtoeslag en daarmee de hoogte
van het voorschot worden gemaakt. Hierdoor kunnen verschillen tussen het geschatte
aantal kinderopvanguren in de aanvraag en de werkelijke situatie eerder worden gesignaleerd:
de vroegsignalering. Met deze informatie kan Toeslagen ouders op dit verschil attent
maken, zodat de ouders hun gegevens en daarmee hun voorschot kunnen aanpassen. Op
deze wijze kunnen (hoge) terugvorderingen worden voorkomen. Uit eerdere onderzoeken
komt ook naar voren dat veel (hoge) terugvorderingen ontstaan door een verkeerde inschatting
van het kinderopvanggebruik.1
Deze gegevenslevering kan echter niet in alle situaties (hoge) terugvorderingen voorkomen.
Toeslagen zal de gegevens namelijk gebruiken om afwijkingen in de aanvraag van de
ouders ten opzichte van de daadwerkelijk afgenomen opvang zo vroeg mogelijk te signaleren
richting ouders. De ouders blijven wel zelf verantwoordelijk voor het doorvoeren van
wijzigingen. Het kan voorkomen dat de ouder ook na een signaal van Belastingdienst/Toeslagen
geen wijziging doorgeeft. Daarnaast kunnen terugvorderingen door een aantal andere
redenen als gevolg van het huidige stelsel niet volledig voorkomen worden. Het gaat
hierom het werken met voorschotten en verschillende variabelen, zoals de hoogte van
het inkomen en het aantal gewerkte uren. Daarom worden ook andere maatregelen genomen
binnen het verbetertraject kinderopvangtoeslag. In de kabinetsreactie op het rapport
«Ongekend onrecht» geeft het kabinet ook aan dat de afgelopen jaren duidelijk is geworden
dat het toeslagenstelsel fundamentele problemen kent. Voor het kabinet is het overduidelijk
dat de problemen niet binnen het huidige toeslagenstelsel kunnen worden opgelost en
dat we toe moeten naar een nieuw stelsel. Daartoe zijn diverse scenario’s uitgewerkt
en aan uw Kamer aangeboden.2
De leden van de VVD-fractie vragen of de gegevensverwerking naar aanleiding van de
wijziging van de regeling Wko op 1 januari 2020 op orde is. Verder vragen zij of de
gegevens adequaat verstrekt worden en of de verwerking binnen Toeslagen op orde is.
De gegevensverwerking naar aanleiding van de wijziging van de regeling Wko is op orde.
De gegevens worden adequaat verstrekt. De kinderopvanggegevens worden verstrekt en
verwerkt op de wijze zoals dat beschreven is in de Gegevensbeschermingseffectbeoordeling
(GEB). Deze GEB is samen met het advies van de Functionaris Gegevensbescherming (FG)
op 14 oktober 2020 gedeeld met de Tweede Kamer als bijlage bij het antwoord op de
Kamervragen over dataverstrekking van kinderopvangorganisaties aan Belastingdienst.3
In de GEB staat beschreven welke maatregelen in gang zijn gezet om de risico’s van
de gegevensverwerking voor betrokkenen te voorkomen of te verminderen.
De leden van de VVD-fractie vragen verder of alle ouders ervan uit kunnen gaan dat
alle ouders op de hoogte worden gesteld als er twijfels blijken te zijn of de gegevens
kloppen. Zij vragen of dit dan betekent dat er geen achterstanden zijn in de verwerking,
of anders wat de reden is dat niet alle ouders een signaal ontvangen.
In principe worden alle ouders op de hoogte gesteld bij wie een risico op (hoge) terugvorderingen
wordt geconstateerd uit de geleverde gegevens. Dit is het geval indien de door de
kinderopvangorganisaties geleverde gegevens (veel) afwijken van de kinderopvangsituatie
die door ouders is aangegeven bij de aanvraag van de kinderopvangtoeslag. Momenteel
hanteert Toeslagen hiervoor een signaalwaarde van € 250 afwijking in de kinderopvanglasten
op jaarbasis. Ook deze grens zal nader geëvalueerd worden.
Er zijn momenteel geen achterstanden in de verwerking van de gegevens. Deze verwacht
ik ook niet bij inwerkingtreding van het UB Awir, gelet op het feit dat op dit moment
al 85% van de kinderopvangorganisaties maandelijks gegevens aanlevert.
De leden van de VVD-fractie vragen mij hoe ik terugkijk op het overgangsjaar 2020.
Daarbij vragen deze leden ook of het klopt dat op dit moment een groot aantal organisaties
de gevraagde gegevens uit eigen beweging aanlevert. De leden van de VVD-fractie verzoeken
ook om informatie over de aantallen kinderopvangorganisaties die al vrijwillig gegevens
leveren en een duiding van hun omvang. Tot slot vragen deze leden of Toeslagen geëquipeerd
is om alle gegevens te verwerken en beoordelen, en vragen hoe dat nu loopt, terwijl
een behoorlijk aantal kinderopvangorganisaties al informatie aanlevert.
Het jaar 2020 was een ingroeijaar waarin de structurele maandelijkse gegevenslevering
door kinderopvangorganisaties stapsgewijs is geïmplementeerd.4 Toeslagen heeft kinderopvangorganisaties benaderd om op vrijwillige basis te starten
met de maandelijkse gegevenslevering. In april 2020 is de eerste groep van ongeveer
90 kinderopvangorganisaties gestart met het maandelijks leveren van gegevens. In december
2020 ontving Toeslagen al van bijna 2.500 kinderopvangorganisaties maandelijks gegevens.
Dit is ongeveer 85% van alle kinderopvangorganisaties. Deze leveringen bevatten gegevens
van ruim 780.000 kinderen waarvoor kinderopvangtoeslag is aangevraagd. Naar schatting
betreft dit circa 80% van alle kinderen met kinderopvangtoeslag.
De aansluiting van kinderopvangorganisaties op de maandelijkse gegevenslevering verloopt
hiermee voorspoedig. Kinderopvangorganisaties ontvangen bij de gegevenslevering ondersteuning
van Toeslagen. Een ondersteunend team helpt hen bij de aansluiting, en om de gegevens
correct en met voldoende kwaliteit aan te leveren.
Daarnaast is in 2020 door middel van pilots de bruikbaarheid van de gegevens en de
effectiviteit van vroegsignalering getest.
Sinds januari 2020 is het proces van vroegtijdig signaleren en de dienstverlening
aan ouders opgeschaald en worden ouders via de kanalen brieven (papier) en kinderopvangtoeslagapp
(notificaties) geattendeerd over mogelijke afwijkingen. De ouder kan vervolgens waar
nodig diens gegevens aanpassen om een (hoge) terugvordering te voorkomen. De app is
sinds vorig jaar een belangrijk kanaal om de dienstverlening naar ouders toe te optimaliseren
en hen eerder te attenderen bij afwijkingen. De app heeft inmiddels een bereik van
ruim 100.000 downloads. In 2020 werden al ruim 100.000 wijzigingen van gegevens succesvol
via de app doorgegeven.
Met de wijziging van het UB Awir wordt de maandelijkse levering verplicht voor alle
kinderopvangorganisaties. Daarbij hoeft Toeslagen niet meer om de levering te verzoeken,
maar zijn kinderopvangorganisaties verplicht de gegevens uit eigen beweging te leveren.
De leden van de VVD-fractie vragen of er nog andere aanbevelingen aan de dienst zijn
gedaan om het systeem te verbeteren, vanuit de dienst of vanuit de ouders.
Het kabinet onderzoekt voortdurend welke maatregelen doorgevoerd kunnen worden die
het systeem kunnen verbeteren. Hierbij worden de suggesties die vanuit ouders en vanuit
de dienst worden gedaan mee in overweging genomen. In dat kader hebben de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik in de verzamelbrief kinderopvang van december
jl. aangekondigd dat we een vervolg zullen geven aan het verbetertraject kinderopvangtoeslag.5 Net als bij het eerste deel van het verbetertraject worden hierbij ook aanbevelingen
van medewerkers uit de dienst en van ouders betrokken. In het voorjaar van 2021 wordt
uw Kamer hierover nader geïnformeerd. Het kabinet zal de werking van deze maatregel
nog evalueren, zoals ook aan de Kamer is toegezegd.6
De leden van de VVD-fractie vragen wat de relatie is tussen het begrip «eigener beweging»
en de grondslag in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Ook vragen
deze leden hoe met deze grondslag wordt omgegaan.
De grondslag voor de verplichting in de voorgestelde wijziging van het UB Awir is
te vinden in art. 38, tweede lid, Awir. Bij de wijziging van de Awir is in dit artikel
een grondslag opgenomen om bij algemene maatregel van bestuur organisaties aan te
wijzen die verplicht zijn eigener beweging gegevens te delen met Toeslagen. De voorgestelde
wijziging van het UB Awir is gegrond op dit artikel uit de Awir. In het UB Awir wordt
de grondslag uit de Awir verder uitgewerkt door kindercentra en gastouderbureaus te
verplichten de gevraagde gegevens uit eigen beweging te verstrekken. Ook geeft het
UB Awir de frequentie van levering aan en de gevraagde gegevens. Kinderopvangorganisaties
zijn eerder over deze beoogde verplichting geïnformeerd, en zullen daar de komende
periode ook nader over geïnformeerd worden.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de sancties zijn als kinderopvangorganisaties
de informatie niet uit eigen beweging delen. Ook vragen zij of dit wordt bijgehouden
en wat de consequenties zijn als een kinderopvangorganisatie de gegevens niet verstrekt.
Met de wijziging van het UB Awir wordt de maandelijkse levering verplicht voor alle
kinderopvangorganisaties. Daarbij hoeft Toeslagen niet meer om de levering te verzoeken,
maar zijn kinderopvangorganisaties verplicht de gegevens uit eigen beweging te leveren.
Artikel 40 van de Awir biedt een grondslag om een bestuurlijke boete op te leggen,
wanneer een organisatie de gevraagde gegevens uit het UB Awir niet levert. Dit geldt
uiteraard pas nadat de wijziging van het UB Awir inwerking is getreden. Tot die tijd
is er sprake van een vrijwillige levering, waarbij geen boetes opgelegd (kunnen) worden.
Een bestuurlijke boete is een instrument dat pas zal worden ingezet indien andere
benaderingen om kinderopvangorganisaties te motiveren te voldoen aan de verplichting
niet effectief blijken. In de evaluatie, die tijdens de Kamerbehandeling van de Wet
verbetering uitvoerbaarheid toeslagen is toegezegd, zal ook aandacht worden besteed
aan sancties.7
Toeslagen zet zich in om kinderopvangorganisaties zo goed mogelijk te ondersteunen
om ook aan deze verplichting te kunnen voldoen. Er worden niet direct sancties opgelegd
op het moment kinderopvangorganisaties nog niet kunnen leveren; er wordt gezamenlijk
gekeken naar een oplossing.
Daarbij vragen de leden van de VVD-fractie of ik voornemens ben alle kindercentra
en gastouderbureaus aan te wijzen vanuit de opgenomen grondslag in de Awir. Dit klopt,
en volgt ook uit de voorgenomen formulering van het UB Awir. De reden hiervoor is
dat om alle ouders de juiste ondersteuning te bieden door vroegsignalering, de gegevens
van alle kindercentra en gastouderbureaus noodzakelijk zijn. Als ik slechts een deel
van de kindercentra of gastouderbureaus zou aanwijzen, kan ik alleen de ouders helpen
die bij deze organisaties kinderopvang afnemen, de andere ouders vallen dan buiten
de boot. Het is mijn doel om alle ouders te ondersteunen en daarom worden alle kindercentra
en gastouderbureaus verplicht de gegevens te leveren.
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast naar de gevolgen van de aanlevering van
deze gegevens voor de Belastingdienst. Zij vragen in hoeverre de Belastingdienst en
Toeslagen zijn opgeleid en toegerust om deze gegevens te verwerken, en welke zorgpunten
er zijn.
De aanlevering en verwerking van de betreffende kinderopvanggegevens is niet nieuw
voor Toeslagen. Gegevens werden al zowel jaarlijks als maandelijks (voor een deel
van de kinderopvangorganisaties) ontvangen en verwerkt door Toeslagen. Hierdoor beschikt
Toeslagen over een ruime ervaring en kennis van dit proces. De verdere intensivering
van de aanlevering en verwerking van gegevens is gebaseerd op het reeds bestaande
proces. Toeslagen is zijn hierdoor goed voorbereid voor de invoering van de verplichte
maandelijkse levering van de betreffende gegevens.
Aanvullend heeft Toeslagen een werkwijze ingericht en geïmplementeerd om vast te stellen
welke gegevens van de kinderopvangorganisaties juist en bruikbaar zijn voor vroegsignalering
richting ouders.
Een belangrijk aandachtspunt op dit moment zijn de ouders die nu nog niet via vroegsignalering
geholpen kunnen worden. Dit betreft ouders die bij organisaties kinderopvang afnemen
die nog niet zijn aangesloten op de maandelijkse gegevenslevering Daarom blijven de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ik continue in gesprek met kinderopvangorganisaties
die nog geen gegevens hebben geleverd. Daarnaast biedt Toeslagen hulp aan ouders die
onvoldoende doenvermogen hebben om naar aanleiding van het attentiebericht in actie
te komen. Zo kunnen kinderopvangorganisaties ouders aanmelden bij Toeslagen voor persoonlijke
begeleiding, als de ouder hiervoor toestemming geeft.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de betrouwbaarheid van de verwerking
van de gegevens is geregeld. Zij vragen hoe groot de kans op terugvordering aan het
einde van het jaar is, als de gegevens het hele jaar zorgvuldig zijn geleverd.
Op basis van de criteria (accuraat, actueel, consistent en logisch) wordt vastgesteld
of de geleverde gegevens betrouwbaar en volledig zijn. Toeslagen gebruikt deze gegevens
voor vroegsignalering, maar de ouders blijven wel zelf verantwoordelijk voor het doorvoeren
van wijzigingen. Het kan voorkomen dat de ouder ook na een signaal van Belastingdienst/Toeslagen
geen wijziging doorgeeft.
De voorschotten voor de kinderopvangtoeslag worden daarnaast berekend op basis van
onder andere een inschatting van het jaarinkomen. Inherent aan de voorschotsystematiek
kunnen er hierdoor terugvorderingen ontstaan als blijkt dat de opgegeven situatie
van de ouder bij de definitieve toekenning anders is. Toeslagen gebruikt de gegevens
van kinderopvangorganisaties in de voorschotfase alleen om ouders te attenderen op
het actueel houden van hun aanvraaggegevens. Ouders blijven zelf verantwoordelijk
voor tijdig het doorgeven van wijzigingen in hun opvanggegevens en persoonlijke situatie
aan Toeslagen.
Wel verwacht ik dat vroegsignalering kan leiden tot een aanzienlijke daling van het
aantal hoge terugvorderingen. Dit omdat we met vroegsignalering betere dienstverlening
aan ouders bieden door hen tijdig op afwijkingen te attenderen. In 2020 werd door
middel van pilots de effectiviteit van vroegsignalering getest. Een pilot van juli
2020 heeft aangetoond dat meer dan de helft van de gesignaleerde ouders actie heeft
ondernomen naar aanleiding van een signaal en dat iets meer dan een kwart van de gesignaleerde
ouders het voorschot naar beneden heeft aangepast.8 Normaliter past slechts 6% van de ouders het voorschot naar beneden aan. Dit laat
zien dat vroegsignalering effectief lijkt te zijn en dat het instrument helpt om hiermee
daadwerkelijk hoge terugvorderingen vroegtijdig te voorkomen.
De leden van de VVD-fractie en de D66-fractie vragen beiden naar een reactie op het
advies van de Raad van State over de parlementaire betrokkenheid bij deze wijziging.
De Raad van State geeft in haar advies aan dat de voorhangbepaling uit het amendement
pas op 1 januari 2021 in werking zou treden. Dat maakte het volgens de Raad van State
onmogelijk om al in 2020, voor inwerkingtreding van het amendement, de wijziging van
het UB Awir na te hangen en op 1 januari 2021 in werking te laten treden. Nu de wijziging
van het UB Awir vertraging heeft opgelopen, is de voorgenomen inwerkingtredingsdatum
niet langer 1 januari 2021. Daarmee is op deze wijziging van het UB Awir een voorhangprocedure
van toepassing, conform het nu geldende art. 38, negende lid, Awir. Het is in het
kader van deze voorhangprocedure dat ik deze dialoog met uw Kamer voer over de totstandkoming
van deze wijziging. Zo wordt voldaan aan het amendement en is het parlement betrokken
bij het instellen van een verplichting op grond van art. 38, tweede lid, Awir. Na
afloop van deze voorhangprocedure zal ik voor de volledigheid nogmaals advies aan
de Raad van State vragen op het definitieve ontwerpbesluit.
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de afweging om problematische schulden
te voorkomen ook een rol heeft gespeeld of had kunnen spelen bij de wens om gemeenten
sneller in staat te stellen om gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire te kunnen
helpen.
Het voorkomen van problematische schulden en het helpen van gedupeerde ouders met
meervoudige problemen, heeft prioriteit. Dit komt in verschillende dossiers terug.
Evenals de onderhavige algemene maatregel van bestuur die bij uw Kamer voorhangt,
vindt ook het in staat stellen van gemeenten om gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire
sneller te kunnen helpen zijn grond in de bepalingen van de toeslagenwetgeving. Uw
Kamer heeft door amendering van het wetsvoorstel Verbetering uitvoerbaarheid toeslagen9 mogelijk gemaakt dat Toeslagen het BSN van gedupeerde ouders, die onderdeel uitmaken
van de hersteloperatie toeslagen en die hebben kenbaar gemaakt in aanmerking te willen
komen voor hulpverlening door hun gemeente, op hun verzoek aan die gemeenten kan verstrekken.
Het herstel voor gedupeerden behoort tot een wettelijke en prioritaire taak van Toeslagen.
Gelet op deze taak en om ook gedupeerde ouders te kunnen bereiken die zich niet zelf
melden, heeft de Staatssecretaris van Financiën gemeenten gemachtigd om namens Toeslagen
actief contact op te nemen met gedupeerde ouders. Dit om hen te wijzen op de mogelijkheid
van gemeentelijke hulp en hen te vragen of zij hiervan gebruik willen maken. Om dat
contact tot stand te kunnen brengen, voorziet deze machtiging erin dat gebruik kan
worden gemaakt van de daarvoor noodzakelijke persoonsgegevens van Toeslagen.
De leden van de D66-fractie vragen of er minder vergaande alternatieven zijn onderzocht,
die terugvorderingen helpen voorkomen, maar minder ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer.
Zij vragen hierbij in te gaan op het advies van de Raad van State, waarin wordt opgemerkt
dat deze maandelijkse levering een gedetailleerd beeld van het privéleven geeft.
Daarom is het noodzakelijk om de gegevenslevering te motiveren aan de hand van noodzakelijkheid, proportionaliteit en subsidiariteit. In de nota van toelichting wordt hierop ingegaan, zoals ook de Raad van State in
haar advies constateert.
De structurele gegevenslevering is naar het oordeel van het kabinet noodzakelijk en proportioneel omdat hiermee (problematische) toeslagschulden kunnen worden beperkt en voorkomen.
Met actuele gegevens over het gebruik van kinderopvang kan Toeslagen afwijkingen eerder
signaleren en meer dienstverlening bieden aan ouders door hen tijdig op afwijkingen
attenderen. Ouders blijven zelf verantwoordelijk voor het controleren van gegevens
en het doorgeven van wijzigingen. Door ouders te stimuleren tijdig wijzigingen door
te geven, wordt de kans op (hoge) terugvorderingen verkleind.
De maatregel is subsidiair omdat er op dit moment geen minder ingrijpende wijze is om het doel te verwezenlijken.
Een actueel beeld van de afgenomen kinderopvang is van groot belang om het aantal
(hoge) terugvorderingen te kunnen terugdringen. In diverse rapporten is ook opgemerkt
dat wisselingen in het gebruik van kinderopvang een grote veroorzaker is van (hoge)
terugvorderingen. Met maandelijkse gegevenslevering door kinderopvangorganisaties
kan hier meer grip op komen, en kunnen ouders door vroegsignalering beter ondersteund
worden bij het actueel houden van de gegevens. Het alternatief waarbij kinderopvangorganisaties
enkel jaarlijks of desgevraagd gegevens over de opvang verstrekken, zoals nu ook het
geval is, is niet toereikend, omdat ouders dan niet goed kunnen worden ondersteund
bij het actueel houden van de gegevens. De hoge terugvorderingen als gevolg van het
gebruik blijven bestaan. De situatie blijft dat ouders wijzigingen niet altijd (tijdig)
doorgeven. Een ander alternatief, dat de gegevens over het lopende jaar en/of vorige
jaren bij de ouder worden opgevraagd is met het oog op het doenvermogen van de burger
niet toereikend.
Naar aanleiding van het advies van de Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) bij de
wijziging van de regeling Wko is kwartaallevering als minder belastend alternatief
voor maandlevering overwogen.10 Uiteindelijk is gekozen voor maandelijkse gegevensverstrekking omdat het aanleveren
per kwartaal geen substantiële daling van de regeldruk betekent ten opzichte van aanleveren
per maand terwijl het ook niet opweegt tegen het positieve effect van maandelijkse
gegevenslevering op (hoge) terugvorderingen. De tijdsinvestering voor de structurele
activiteiten van het bijwerken van de administratie en het corrigeren van gegevens
is bij een kwartaallevering in totaal niet substantieel kleiner vergeleken met een
maandelijkse gegevensverstrekking door de kinderopvangorganisatie. De doelstelling
om (hoge) terugvorderingen te voorkomen kan bij kwartaallevering minder snel bereikt
worden.
De leden van de D66-fractie vragen of ik de opvatting deel dat ook de wijze en frequentie
waarop gegevens worden opgevraagd een rol kunnen spelen bij de vraag naar de proportionaliteit
van de verwerking. Zij vragen daarbij om een nadere toelichting van de proportionaliteit
en subsidiariteit van de jaarlijkse verstrekking als de maandelijkse verstrekking
al correct is doorgegeven.
Allereerst deel ik de opvatting van deze leden dat niet enkel de inhoud van de verstrekking
relevant is, maar ook de wijze en frequentie van de verstrekking. Ik heb deze factoren
daarom ook meegewogen bij het opstellen van de wijziging van het UB Awir. Het doel
van de verstrekking is om verschillen tussen de kinderopvangtoeslagaanvraag en de
afgenomen kinderopvang zo vroeg mogelijk te signaleren. Door deze gegevens maandelijks
te ontvangen, kan dit verschil eerder waargenomen worden dan wanneer deze gegevens
per kwartaal of jaar geleverd zouden worden.
Ten aanzien van de proportionaliteit en subsidiariteit van de tweede jaarlevering
overweeg ik het volgende. Deze tweede jaarlevering heeft een ander doel dan de maandelijkse
leveringen. De tweede jaarlevering van de gegevens wordt gebruikt voor het definitief
vaststellen en toekennen van het recht op kinderopvangtoeslag. Hiervoor is het van
belang dat Toeslagen kan vertrouwen op de juistheid en volledigheid van de gegevens
die kinderopvangorganisaties verstrekken. Het enkel optellen van de eerdere maandleveringen
is hiervoor onvoldoende. De tweede jaarlevering is noodzakelijk omdat niet alle kinderopvangorganisaties
in januari hun jaarafrekening van het vorige toeslagjaar compleet zullen hebben. Bij
de jaarafrekening kunnen nog kleine aanpassingen nodig zijn, die relevant zijn voor
de definitieve vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld wanneer
er nog kleine correcties in de boekhouding plaatsvinden. Daarom wordt uiterlijk maart
nogmaals gevraagd om het definitieve jaaroverzicht van het eerdere toeslagjaar. In
de gevallen dat er geen veranderingen ten opzichte van de gegevenslevering in januari
heeft plaatsgevonden, wordt tweemaal dezelfde informatie verstrekt. Door deze tweede
jaarlevering weet Toeslagen zeker dat de gegevens over het gehele jaar juist en volledig
zijn.
De proportionaliteit van deze tweede jaarlevering wordt gevonden in het aspect dat
(kwetsbare) ouders zo ontlast worden in het aanleveren van deze informatie. Het alternatief,
dat er in zulke gevallen geen tweede jaarlevering zou plaatsvinden of ouders hierom
verzocht wordt, volstaat dus niet. Dit brengt een risico met zich dat Toeslagen het
recht op kinderopvangtoeslag vaststelt op basis van verkeerde of onvolledige informatie.
Dat risico vindt het kabinet onaanvaardbaar, gelet op de grote (financiële) belangen
van ouders en mogelijke gevolgen van een foute vaststelling in deze.
De leden van de D66-fractie vragen welke risico’s voor de gegevensbescherming het
kabinet zelf heeft gesignaleerd en op welke wijze het kabinet deze risico’s heeft
geadresseerd. Hiervoor verwijs ik naar de GEB die op 14 oktober met de Kamer is gedeeld,
specifiek de hoofdstukken 16 en 17. In de GEB zijn de risico’s en maatregelen voor
gegevensbescherming opgenomen.11 Zo is bijvoorbeeld het risico onderkend dat de kwaliteit van de geleverde gegevens
onvoldoende is, waardoor de ouder onterecht een signalering ontvangt. Om zulke risico’s
te adresseren is onder andere besloten Toeslagen kinderopvangorganisaties de gelegenheid
geeft tot proefleveringen, voor zij starten met maandelijkse gegevenslevering. Zo
kan vooraf de kwaliteit van de gegevens geborgd worden en ook, indien nodig, hulp
worden geboden om de software voor de gegevensleveringen te herstellen. Ook is het
conceptbesluit voor advies aangeboden aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De
AP zag geen aanleiding om opmerkingen te maken.
De leden van de D66-fractie vragen verder of de AP nog meer algemene opmerkingen en/of
suggesties heeft gedaan. Dit is niet het geval.
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting over welke effecten dit
voorstel heeft voor de kindercentra en gastouderbureaus. Deze leden vragen verder
op welke wijze de kindercentra en gastouderbureaus zijn geconsulteerd en of zij delen
dat dit voorstel geen verandering van regeldruk met zich meebrengt.
De regeldrukeffecten van de maandelijkse gegevensverstrekking zijn in kaart gebracht
bij de wijziging van de regeling Wko per 1-1-2020.12 Met de wijziging van artikel 11 van de Regeling Wko zijn de eisen aan de administratie
van kindercentra en gastouderbureaus gewijzigd en is tevens verduidelijkt dat Toeslagen
de gegevens ook ten behoeve van het bepalen van de hoogte van het voorschot kan gebruiken.
Toeslagen kan hiermee eerder signaleren dat het werkelijke gebruik van kinderopvang
afwijkt van de door ouder opgegeven schatting in de toeslagaanvraag. Dit om een (hoge)
terugvordering van de kinderopvangtoeslag te voorkomen.
De eisen aan de administratie van kinderopvangorganisaties zijn aangepast in anticipatie
op de beoogde maatregel om kinderopvangorganisaties te verplichten maandelijks gegevens
uit eigen beweging te verstrekken aan Toeslagen. Daarom zijn de regeldrukeffecten
van maandelijkse gegevenslevering bij de wijziging van de regeling Wko al in kaart
gebracht. Daarbij is onderscheid gemaakt in eenmalige regeldrukeffecten en structurele
regeldrukeffecten.
Eenmalige regeldrukeffecten
De kinderopvangorganisaties moesten vanaf 1 januari 2020 voldoen aan de gewijzigde
administratieve eisen. Doordat veel van de gegevens al in de administratie van de
kinderopvangorganisaties aanwezig waren, werd ingeschat dat de eenmalige regeldrukeffecten
beperkt zijn. Bovendien was het in de praktijk voor de meeste kindercentra al gebruikelijk
om jaargegevens aan Toeslagen te verstrekken. In 2020 is gestart met het voorbereiden
van kinderopvangorganisaties op de maandelijkse gegevensverstrekking. Zij zijn in
de eerste plaats geïnformeerd over de verandering. Gedurende het jaar was aanpassing
van de administratie van de kinderopvangorganisaties nodig zodat de gegevens maandelijks
aan Toeslagen verstrekt kunnen worden. Dit heeft een aanpassing van de softwaresystemen
of digitale bestanden voor de (financiële) administratie en overige digitale (ouder)portalen
gevergd.
De eerste maanden van verplichte gegevensverstrekking zullen meer tijd kosten voor
kinderopvangorganisaties, bijvoorbeeld door het wennen aan de nieuwe werkwijze. Door
2020 te positioneren als een ingroeijaar, is beoogd de gewenningsperiode te verlengen
en kinderopvangorganisaties te ondersteunen in de overgang naar verplichte gegevenslevering.
Dit heeft geresulteerd dat reeds 85% van de kinderopvangorganisaties al de nieuwe
werkwijze en systemen hanteren.
Structurele regeldrukeffecten
De structurele activiteiten zijn het maandelijks bijwerken van de administratie, met
de afgenomen uren, de gemiddelde uurprijs en, indien van toepassing de einddatum van
de kinderopvang en het verstrekken van deze gegevens aan Toeslagen. Als de administratie
eenmalig goed is ingericht, is de verwachting dat de extra inspanning voor de structurele
maandelijkse gegevensverstrekking niet substantieel meer is en relatief geautomatiseerd
in zijn werk gaat.
Betrokkenheid van kinderopvangorganisaties
De brancheorganisaties en ouderbelangenvertegenwoordigers zijn betrokken bij de uitwerking
van de aanpak voor de (maandelijkse) gegevensverstrekking aan de Toeslagen. Dit heeft
plaatsgevonden via periodieke panelsessies met branche- en oudervertegenwoordiging
(BK, BMK, VGOB, BOiNK en VWO) en deelnemers uit kinderopvangorganisaties en gastouderbureaus.13 De specifieke gegevens, de wijze van het verstrekken van de gegevens en de invoering
van de maandelijkse gegevensverstrekking zijn tijdens deze sessies besproken. De branche
en andere stakeholders hebben in het bijzonder het belang van het goed informeren
van ouders over deze wijziging benadrukt. Ook is uitvoerig stilgestaan bij de juistheid
van de gegevens, de verantwoordelijkheid daarvoor en hoe er wordt geacteerd op het
moment dat een kinderopvangorganisatie onjuiste informatie verstrekt. Het kabinet
is van mening dat ouders niet de dupe mogen worden van onjuist aangeleverde gegevens.
De gegevens zullen daarom alleen gebruikt worden als deze correct zijn voor het afgeven
van een signaal richting de ouders. De ouder is zelf aan zet om op basis van dat signaal
al dan niet een wijziging door te voeren in diens aanvraag voor de kinderopvangtoeslag.
De inbreng van de branche is, naast hun voortdurende betrokkenheid bij de ontwikkeling
van de gegevenslevering, op twee momenten in het bijzonder van belang geweest: (1)
tijdens de Gateway review op het verbetertraject kinderopvangtoeslag van medio 2019
en (2) tijdens de procedure voor de vaststelling van de concept regeling voor maandelijkse
gegevenslevering. De Gateway review liet zien dat het tempo voor invoering van gegevenslevering
aanvankelijk te ambitieus is geweest. Dit heeft geleid tot een stapsgewijze aanpak
waarin de kwaliteit van de gegevens centraal kwam te staan. Er is daarom ook een zogenoemd
ingroeijaar (2020) geïntroduceerd. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd in de
voortgangsbrief van juni 2020.14
De meest recente panelbijeenkomst met brancheorganisaties en ouderbelangenvertegenwoordigers
vond plaats op 21 januari 2021. Tijdens deze sessie is ook gesproken over het uitstel
van de inwerkingtreding van de verplichting om maandelijks gegevens te verstrekken.
De brancheorganisaties en ouderbelangenvertegenwoordigers benadrukten tijdens dit
overleg opnieuw het belang van de maandelijkse gegevenslevering voor het reduceren
van (hoge) terugvorderingen. Dit benadrukt het draagvlak in de kinderopvangsector
voor deze maatregel. Ook het feit dat op dit moment al ongeveer 85% van de kinderopvangorganisaties
op vrijwillige basis maandelijks gegevens levert, laat zien dat de maatregel op veel
steun van de sector kan rekenen.
De leden van de D66-fractie vragen om een raming op te nemen van de omvang van de
mogelijke toename of afname van de regeldruk op burgers van dit voorstel. Deze leden
vragen ook naar de administratieve lasten voor burgers bij afschaffing van de kinderopvangtoeslag
en instelling van publiek gefinancierde kinderopvang en -ontwikkelplekken.
Bij de wijziging van de Regeling Wko is advies gevraagd aan het ATR. Het ATR adviseerde
onder meer om ook een raming op te nemen van de omvang van de afname van de regeldruk
voor burgers. Dit advies is niet overgenomen. Er is geen raming gemaakt van de omvang
van de afname van de regeldruk van burgers. Hiervoor is gekozen omdat ouders ook in
de nieuwe situatie zelf verantwoordelijk blijven voor het doorgeven van wijzigingen
en het actueel houden van gegevens. De maandelijkse gegevensverstrekking brengt hier
geen verandering in. Wel zijn er mogelijk indirecte effecten van de wijziging. Zo
kan een afname van het aantal (hoge) terugvorderingen ertoe leiden dat ook de administratieve
lasten voor ouders afnemen
Zoals eerder aangegeven is het kabinet van mening dat we moeten werken naar een nieuw
stelsel. In welke mate de regeldruk zou afnemen bij de overgang naar een nieuw stelsel
van kinderopvang hangt sterk af van hoe dit stelsel zal worden vormgegeven. Het is
aan het nieuwe kabinet om te bepalen hoe dit stelsel wordt vormgegeven. Daarom kan
nu nog geen antwoord worden gegeven op de vraag in welke mate de regeldruk voor burgers
zou afnemen.
De leden van de D66-fractie vragen naar de gronden voor de bewaartermijnen van de
gegevens, en hoe wordt toegezien dat de gegevens na die termijn ook daadwerkelijk
verwijderd worden.
De bewaartermijn van zeven en twaalf jaar is vastgesteld in de selectielijsten van
de Belastingdienst en gepubliceerd in de Staatscourant.15 Deze selectielijsten zijn gebaseerd op de Archiefwet. Het selectiecriterium onder
artikel 3.2 van de selectielijst is van toepassing. De archiefbescheiden worden in
goede, geordende en toegankelijk staat bewaard totdat de vernietigingstermijn is aangebroken.
Conform artikel 8, archiefbesluit 1995 wordt bij vernietiging van de gegevens een
verklaring opgesteld. Zoals in de GEB bij de risico’s is omschreven is het proces
van uitvoering van vernietiging een zorg en wordt dit opgenomen in het project informatiehuishouding,
waar onder meer de relevante wettelijke vereisten, waaronder de bewaartermijnen, worden
geborgd.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de communicatie met gastouderbureaus en kindercentra
verloopt en hoe zij bij deze wijziging worden ondersteund.
Zoals eerder genoemd vinden er periodiek panelsessies plaats met brancheorganisaties
en oudervertegenwoordiging. In 2020 zijn diverse informatiebijeenkomsten en een webinar
georganiseerd voor kinderopvangorganisaties om hen te ondersteunen bij het realiseren
van de maandelijkse gegevenslevering. Tijdens deze bijeenkomsten hebben enkele kinderopvangorganisaties
hun zorg geuit over de verandering van jaarlijkse gegevenslevering naar maandelijkse
gegevenslevering. De kinderopvangorganisaties waren met name bezorgd over mogelijke
administratieve lasten en technische ondersteuning.
Toeslagen zet zich in om deze kinderopvangorganisaties zo goed mogelijk te ondersteunen.
Vanuit het verbetertraject kinderopvangtoeslag is er een speciaal aansluitteam beschikbaar
om kinderopvangorganisaties te ondersteunen bij de aansluiting op de maandelijkse
gegevenslevering. Daarnaast zorgt Toeslagen met de gefaseerde aansluiting van kinderopvangorganisaties
ervoor dat stapsgewijs begeleiding aan kinderopvangorganisaties geboden kan worden.
Hierbij wordt extra aandacht geschonken aan de kwaliteit van de gegevenslevering.
Daarnaast worden onder andere de branchevertegenwoordiging en het Waarborgfonds Kinderopvang,
betrokken bij de verdere aanpak en ondersteuning om kinderopvangorganisaties bij de
gegevenslevering te laten aansluiten.
Toeslagen blijft hierin actief bij kinderopvangorganisaties vragen om feedback om
de dienstverlening te verbeteren. Zo is er vanuit het aansluitteam een enquête gemaakt
om de tevredenheid rondom de aansluithulp gegevenslevering in kaart te brengen. Deze
enquête is begin dit jaar uitgezet aan kinderopvangorganisaties. Met de enquête wordt
gepeild in hoeverre kinderopvangorganisaties zich ondersteund voelen bij de gegevenslevering
en of hulpvragen goed worden beantwoord. De feedback van deze enquête zal worden gebruikt
om de dienstverlening verder te verbeteren en de kinderopvangorganisaties beter te
ondersteunen in de gegevenslevering. Ook zullen de ervaringen van de kinderopvangorganisaties
betrokken worden bij de evaluatie van het UB Awir.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie naar de ervaringen met de kinderopvangtoeslagapp.
Vanuit het verbetertraject kinderopvangtoeslag is de app Kinderopvangtoeslag medio
zomer succesvol gelanceerd, de app heeft inmiddels een bereik van ruim 100.000 downloads.
Met de app kunnen ouders makkelijke en overzichtelijk de actuele aanvraaggegevens
inzien en wijzigen. In 2020 werden al ruim 100.000 wijzigingen in gegevens succesvol
via de app aan Toeslagen doorgegeven. De app is een belangrijk kanaal om de dienstverlening
naar ouders te optimaliseren en eerder te signaleren. Na een notificatie in de app
kan de ouder met één druk op de knop een wijziging doorvoeren. Dit is een grote verbetering
in de dienstverlening en hiermee worden ouders optimaal ondersteund bij het actueel
houden van de toeslagaanvraag. De waardering van ouders voor de app is erg hoog, zo
blijkt uit reviews van ouders in de app stores en de ontvangen feedback van ouders.
In 2021 zal de app op grote schaal gebruikt gaan worden voor de vroegsignalering.
De leden van de SP-fractie vragen mij om het neoliberale project van de toeslagen,
waarmee ouders zelf bepalen hoeveel geld de overheid betaalt aan al dan niet commerciële
kinderopvanginstellingen, definitief tot een mislukking te bestempelen.
Ik ben het met de leden van de SP-fractie eens dat het systeem van de kinderopvangtoeslag
vanuit burgerperspectief niet acceptabel is. In onder andere de kabinetsreactie op
het rapport «Ongekend onrecht» geeft het kabinet aan dat de afgelopen jaren duidelijk
is geworden dat het toeslagenstelsel fundamentele problemen kent. Voor het kabinet
is het overduidelijk dat de problemen niet binnen het huidige toeslagenstelsel kunnen
worden opgelost en dat we toe moeten naar een nieuw stelsel. Daartoe zijn in het eindrapport
IBO Toeslagen en het eindrapport Scenario vormgeving kindervoorzieningen diverse scenario’s
uitgewerkt en aan uw Kamer aangeboden. Wat betreft de financiering van de kinderopvang
is het kabinet van mening dat op termijn de verantwoordelijkheid voor de financiering
niet meer (volledig) bij de ouders moet worden gelegd, waarbij bepaalde complexe voorwaarden
voor hen moeten komen te vervallen. Alleen zo kunnen we zorgen voor goede kinderopvang,
waarmee ouders hun werk en de zorg voor kinderen goed kunnen combineren, zonder de
negatieve effecten die het huidige stelsel kent.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of het beperkte «doenvermogen» van «kwetsbare
ouders» aanleiding is geweest voor mij om na te denken over een alternatief, waarbij
ouders zelf om hulp kunnen vragen bij het aanvragen van de kinderopvangtoeslag.
In 2018 zijn het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst/Toeslagen
gezamenlijk het verbetertraject kinderopvangtoeslag gestart om de dienstverlening
richting ouders te verbeteren en zodoende het aantal (hoge) terugvorderingen terug
te dringen. Met eerder signaleren wordt een belangrijke stap gezet in de verbetering
van de dienstverlening van Toeslagen en worden ouders ondersteund bij het actueel
houden van hun gegevens. Naast eerder signaleren is ingezet op twee andere hoofdthema’s
van verbetermaatregelen, namelijk het persoonlijk begeleiden van ouders met een verhoogde
kans op hoge terugvorderingen en het verbeteren van digitale dienstverlening.
In 2020 is gestart met persoonlijke begeleiding, om extra ondersteuning te bieden
aan ouders met een beperkt doenvermogen. Dit betreft het begeleiden van ouders die
een aanvraag voor kinderopvangtoeslag hebben ingediend en extra hulp nodig hebben
bij het tijdig doorgeven van wijzigingen. Persoonlijke begeleiding wordt alleen opgestart
indien de ouder hiermee instemt. Een persoonlijke begeleider gaat dan aan de slag
met de ouders om er samen voor te zorgen dat de juiste toeslag wordt toegekend. De
ouder krijgt dan een contactpersoon bij Toeslagen, die de ouders helpt om samen de
juiste gegevens op te geven voor de aanvraag van de kinderopvangtoeslag. Indien nodig
wordt de ouder langjarig begeleid. Op verzoek van de brancheorganisaties kunnen sinds
september vorig jaar ook kinderopvangorganisaties ouders voor persoonlijke begeleiding
benaderen. Kinderopvangorganisaties staan dichterbij de ouder en kunnen daardoor goed
inschatten of een ouder persoonlijke begeleiding nodig zou kunnen hebben. Als de ouder
hiermee instemt kan de kinderopvangorganisatie de ouder bij Toeslagen aanmelden voor
persoonlijke begeleiding. In de nieuwsbrief voor de branche- en oudervertegenwoordiging,
hebben we ook aandacht gevraagd voor persoonlijke begeleiding en kinderopvangorganisaties
gewezen op de mogelijkheid om ouders hiervoor aan te melden.
In 2020 zijn dus stappen gezet om persoonlijke dienstverlening te verbeteren. De eerste
ervaringen met persoonlijke begeleiding zijn positief. In de verzamelbrief kinderopvang
is uw Kamer hierover geïnformeerd.16 Op dat moment werd persoonlijke begeleiding alleen aangeboden aan ouders met een
lopende toeslagaanvraag. Inmiddels worden aanmeldingen voor persoonlijke begeleiding
ook in behandeling genomen als er nog geen lopende toeslagaanvraag is. In 2021 wordt
onderzocht of persoonlijke begeleiding verder kan worden uitgebreid naar andere groepen
ouders, zoals ouders die contact zoeken met Toeslagen via de Belastingtelefoon of
een baliemedewerker.
Zoals reeds is aangekondigd in de verzamelbrief kinderopvang zie ik, samen met het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ook na de implementatie van bovengenoemde
verbetermaatregelen nog verdere potentie voor verbeteringen in de dienstverlening
richting ouders. Daarom zullen wij in 2021 vervolg geven aan het verbetertraject kinderopvangtoeslag.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is voornemens uw Kamer hier in het
voorjaar van 2021 nader over te informeren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier