Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bisschop over het besluit om drempels in de ruggenteelt op kleigronden verplicht te stellen
Vragen van het lid Bisschop (SGP) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het besluit om drempels in de ruggenteelt op kleigronden verplicht te stellen (ingezonden 8 januari 2021).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 3 februari
2021).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Milieueffectrapportage van maatregelen zesde Actieprogramma
Nitraatrichtlijn»?1
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u ervan op de hoogte dat alleen voor hellende percelen veldonderzoek is gedaan
naar het effect van drempels in ruggenteelten op de oppervlakkige afspoeling en dat
voor vlakke percelen geen gegevens bekend zijn?
Antwoord 2
Het rapport «Milieueffectrapportage van maatregelen zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn»
maakt deel uit van de verplichte plan-milieueffectrapportage die in het kader van
de totstandkoming van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn in 2017 is doorlopen.
In 2020 is door Wageningen Universiteit & Research als vervolg hierop veldonderzoek3 uitgevoerd naar het effect van drempels in percelen met aardappels op ruggen op vlakke
percelen in Noord- en Zuid-Limburg. In dit onderzoek zijn een ruggenteelt met een
drempel, een ruggenteelt zonder drempel en een teelt met een ruwe rug (aangelegd door
een gitter-roller) met elkaar vergeleken.
De eerste onderzoeksresultaten laten zien dat in de ruggenteelt met drempels een duidelijk
effect op het volume oppervlakkig afstromend water werd gemeten. Met de vermindering
van de oppervlakkige afstroming spoelde ook minder sediment af. Ook bij de ruw aangelegde
ruggen werd minder oppervlakkige afstroming gemeten, zij het minder geprononceerd.
Het blokkerende effect nam lopende het seizoen af. Op de percelen waar in de loop
van 2020 hevige neerslag optrad, zijn drempels weggespoeld. Analyse van de concentraties
in het opgevangen afgestroomde water en sediment wordt nog uitgevoerd. Komend jaar
zal verder onderzoek plaatsvinden waarnaar publicatie zal plaatsvinden in de tweede
helft van 2022.
Hierbij is goed op te merken nutriënten die niet afspoelen kunnen worden benut door
de teelt en dat is in het voordeel van de landbouwer. Door de drempeltjes filtreert
het water in het gehele perceel in en stroomt het niet af naar een lager gedeelte
binnen het perceel, waardoor schade wordt voorkomen. Bij een langere periode van droogte
wordt regen beter benut.
Vraag 3
Hoe waardeert u de constatering in het STONE-onderzoek dat de toename van het P-transport
via oppervlakkige afstroming ongeveer gelijk op gaat met de afname via drainage, ook
op kleigronden met bouwland en is de veronderstelling juist dat het netto-effect op
de belasting van het oppervlaktewater dan beperkt is?4
Antwoord 3
Door het nemen van de maatregel in ruggenteelt op onder andere kleigronden, verandert
de totale hoeveelheid water die uit de bodem van een perceel wordt afgevoerd nauwelijks.
Een vermindering van waterafvoer door afspoeling leidt tot een toename van afvoer
uit buisdrains en direct naar waterlopen.
Echter, voor de belasting van het oppervlaktewater is het van belang om vooral de
oppervlakkige en ondiepe routes door de bodem te beperken, omdat in ondiepe bodemlagen
het fosfaatgehalte doorgaans hoger is dan in diepere bodemlagen. Effecten op de uit-
en afspoeling van fosfor zijn daarmee, met deze maatregelen, groter dan effecten op
de verhouding tussen afstromende en dieper uitspoelende watervolumes.
STONE houdt rekening met deze verschillen, maar de onzekerheden in de berekening van
oppervlakkige afspoeling zijn groot. Zoals elk model is het een benadering van de
werkelijkheid en wordt niet elke denkbare parameter meegenomen. Dit model is het beste
dat op dit moment voorhanden is. Uiteraard wordt constant werk verricht aan het verbeteren
van deze modellen aan de hand van de laatste wetenschappelijke inzichten.
Overigens kan een landbouwer in plaats van het vormen van drempels ook één van de
andere mogelijkheden toepassen, te weten het frezen van een opvanggreppel waarbij
een landbouwer afwaterende greppels of infiltratiesleuven aanlegt die bij normale
weersomstandigheden het afstromende water opvangen en niet afwateren op de watergang
of het verbreden van de teeltvrije zone langs watergangen5.
Vraag 4
Hoe verhoudt de constatering in de milieueffectrapportage dat indicatieve berekeningen
met het STONE-model laten zien dat het aandeel van oppervlakkige afstroming in de
totale P-vracht voor drogere percelen 2–20% kan bedragen zich tot tabel 9b waar wordt
aangegeven dat het aandeel van oppervlakkige afstroming voor akkerbouw op kleigronden
niet meer is dan 1–5%?
Antwoord 4
De verschillen in percentages worden verklaard door de natheid van een perceel. Bij
drogere percelen is de waterafvoer kleiner dan bij nattere percelen doordat op drogere
percelen een deel van het neerslagoverschot neerwaarts naar diepere bodemlagen stroomt.
Bij nattere percelen stroomt water vanuit diepere lagen opwaarts naar buisdrains en
waterlopen. Eenzelfde hoeveelheid oppervlakkig afgestroomd water leidt bij een droger
perceel tot een hoger percentage van de totale afvoer dan bij een natter perceel.
Vraag 5
Is de veronderstelling juist dat een groot deel van de bemesting toegepast wordt vóór
het poten en aanaarden van de ruggen en de meeste bemesting dus toegepast wordt in
de teeltperiode met de minste risico’s op oppervlakkige afspoeling vanwege de ruggenteelt?
Antwoord 5
Dierlijke mest wordt voor het poten en aanaarden opgebracht. Dierlijke mest wordt
in de grond ingebracht. Door het poten en aanaarden wordt de grond omgewoeld en wordt
de mest vermengd met de bodem. Daarmee kan de mest ook in de rug terecht komen. Door
erosie van de rug, kan afspoeling plaatsvinden van de grond en ook de mest. Ook in
de teeltperiode bestaat dus het risico op oppervlakkige afspoeling vanwege de ruggenteelt.
Daarnaast zorgen de ruggen voor kanalisering van het afstromende regenwater, waardoor
erosiegeultjes ontstaan. Hiermee kunnen grond en mest naar het oppervlaktewater worden
vervoerd. Het toepassen van maatregelen om stroombaanvorming of directe afvoer naar
het oppervlaktewater te voorkomen, voorkomt de afvoer van nutriënten naar het oppervlaktewater
en daarmee belasting van het oppervlaktewater.
De maatregel heeft naar verwachting het grootste effect op de afspoeling van fosfaat.
Dit wordt bevestigd in Belgisch onderzoek6. De afspoeling van fosfaat wordt naast de waterafstroming ook gereguleerd door het
fosfaatgehalte van de bodem aan het landoppervlak.
Mestsoorten, zoals kunstmest, die niet emissiearm hoeven te worden opgebracht, kunnen
ook in een later stadium toegepast worden.
Vraag 6
Deelt u de analyse dat de constatering in de milieueffectrapportage dat het aanbrengen
van drempels in de ruggenteelt een sterk positief milieuvoordeel heeft alleen van
toepassing is op hellende percelen, en niet op vlakke percelen?
Antwoord 6
Deze analyse deel ik niet. Voorlopige resultaten wijzen er op dat ook op vlakke percelen
drempels een blokkerend effect hebben op uit- en afspoeling van nutriënten. Kwantificering
van dit effect vindt plaats in (lopend) onderzoek7. Daarnaast geldt wel dat op hellende percelen oppervlakkige afstroming veel sneller
verloopt. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid neerslag. Op hellende percelen zullen
de drempels bij een kleiner watervolume uit neerslag eerder overstromen dan op vlakke
percelen. Het kwantitatieve verschil in effect tussen vlakke percelen en hellende
percelen is op dit moment nog niet aan te geven.
Vraag 7
Bent u bereid de maatregel voor ruggenteelten op vlakke percelen te heroverwegen?
Antwoord 7
Zoals ik in het verslag van een schriftelijk overleg over dit besluit8 heb aangegeven, heb ik bij de uitwerking van de maatregelen voor ruggenteelt er specifiek
voor gekozen om een breder pakket aan maatregelen te formuleren, waarmee een boer
de best passende maatregel kan kiezen voor zijn of haar percelen. De boer kan zo op
basis van zijn kennis en kunde de beste afweging voor zijn situatie maken.
Op 6 januari jl. is in het Staatsblad (nummer 2021–2) het wijzigingsbesluit gepubliceerd
waarmee het Besluit gebruik meststoffen wordt gewijzigd en waarmee uitvoering wordt
gegeven aan de verschillende maatregelen uit het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn
2018–2021 die per 1 januari jl. in werking dienden te treden. Het wijzigingsbesluit
is daarmee definitief vastgesteld. De inwerkingtreding van de verschillende onderdelen
van dit wijzigingsbesluit zal plaatsvinden via koninklijk besluit.
In de beantwoording van de vragen van de leden Lodders (VVD), Geurts (CDA), Bisschop
(SGP), Madlener (PVV) en van Haga (FvD) van 26 januari jl. (2021Z01402) heb ik aangegeven dat ik aan het verzoek tot het schrappen van deze bepaling gehoor
geef door dit onderdeel van het wijzigingsbesluit, artikel 8b van het Besluit gebruik
meststoffen, niet in werking te laten treden bij koninklijk besluit.
Vraag 8
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het VAO (tweeminutendebat
met de mogelijkheid tot de indiening van een motie) Mestbeleid?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.