Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kröger over het artikel ‘Pollutionwatch: fine particles affect lungs of those near airports’
Vragen van het lid Kröger (GroenLinks) aan de Minister en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het artikel «Pollutionwatch: fine particles affect lungs of those near airports» (ingezonden 5 januari 2021).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 25 januari
2021)
Vraag 1
Kent u het artikel «Pollutionwatch: fine particles affect lungs of those near airports»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Was u bekend met de uitkomsten van het deelonderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) e.a. waar dit artikel op is gebaseerd? Was u ermee bekend dat de
resultaten van dit onderzoek in augustus 2020 zijn gepubliceerd in een wetenschappelijk
artikel?2
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Waarom zijn deze resultaten niet gedeeld met de Kamer?
Antwoord 3
Per brief van 27 juni 2019 (Kamerstukken II, 2018–2019, 30 175, nr. 337) heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat mede namens de Minister
van Infrastructuur en Waterstaat een tussenrapportage van het «RIVM-onderzoek ultrafijn
stof Schiphol» aan de Kamer aangeboden. Die tussenrapportage bestaat uit vijf rapporten,
waaronder het betreffende RIVM-rapport «Onderzoek naar de gezondheidseffecten van
kortdurende blootstelling aan ultrafijn stof rond Schiphol». Het RIVM heeft op verzoek
van uw Kamer op 4 september 2019 een technische briefing over de tussenrapportage
verzorgd. De eindrapportages worden eind 2021 verwacht.
Vraag 4
Hoe zou u de uitkomsten van dit onderzoek duiden? Welke consequenties verbindt u hier
aan?
Antwoord 4
Zoals in bovengenoemde brief van 27 juni 2019 is aangegeven, belicht het rapport de
gezondheidseffecten van kortdurende blootstelling aan ultrafijn stof. Uit het onderzoek
blijkt dat nog niet duidelijk is wat de effecten van langdurige blootstelling aan
ultrafijn stof zijn. De eindrapportages van het RIVM-onderzoekprogramma worden eind
2021 verwacht. Verder komt de Gezondheidsraad in 2021 met een advies over onderzoek
dat nodig is om te komen tot beleid voor ultrafijn stof voor alle bronnen, waaronder
luchtvaart.
Op basis van de publicaties van het RIVM en de Gezondheidsraad zal worden besloten
over toekomstig beleid voor ultrafijn stof.
Vraag 5
Hadden deze uitkomsten niet betrokken moeten worden bij de Luchtvaartnota? Welke conclusie
trekt u nu hieruit met betrekking tot de effecten van de luchtvaart op de gezondheid?
Antwoord 5
De uitkomsten zijn betrokken bij de totstandkoming van de Luchtvaartnota. In paragraaf
4.3 van de Luchtvaartnota («Minder uitstoot van ultrafijnstof») wordt onder meer ingegaan
op het betreffende RIVM-onderzoek en de bevindingen die uit het onderzoek voortvloeien.
Vraag 6
Hoe staat het met de andere onderzoeken naar ultrafijnstof (UFP's) afkomstig van vliegtuigen?
Gaan lopende onderzoeken door, nu door corona veel minder wordt gevlogen?
Antwoord 6
In mijn brief van 9 december 2020 (kst-961874) is ingegaan op de stand van zaken van
de lopende onderzoeken mede in relatie tot de afname van het vliegverkeer als gevolg
van COVID-19. In de brief is aangegeven dat de afname van het vliegverkeer weliswaar
grote consequenties heeft voor de luchtvaart, maar inhoudelijk geen impact heeft op
het RIVM-onderzoek. Dat onderzoek richt zich namelijk op de langetermijneffecten en
daarbij wordt gebruik gemaakt van gegevens uit de periode 2003 tot en met 2018. Het
gaat dus om gegevens die betrekking hebben op een periode vóór 2020.
Vraag 7
Welke technische manieren zijn er, naast minder starts en landingen, om de emissies
van ultrafijne deeltjes uit vliegtuigmotoren te voorkomen of zeer sterk te verminderen?
Antwoord 7
Ultrafijn stof komt vrij bij het verbrandingsproces in de vliegtuigmotor.
Als die motor zuiniger wordt, dus minder brandstof nodig heeft om een bepaalde afstand
te overbruggen, dan leidt dat per saldo tot minder emissies van ultrafijn stof. Verder
is ook de kwaliteit van het verbrandingsproces van belang. Als de verbranding van
de brandstof in de motor beter (vollediger) plaatsvindt, zal dat ook leiden tot minder
emissies van ultrafijn stof.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.