Schriftelijke vragen : Het bericht ‘Hoogleraren: stop de strijd tegen permanente bewoning van vakantiehuizen'
Vragen van de leden Van Eijs (D66) en Koerhuis (VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht «Hoogleraren: stop de strijd tegen permanente bewoning van vakantiehuizen» (ingezonden 21 december 2020).
Vraag 1
Kent u het artikel «Hoogleraren: stop de strijd tegen permanente bewoning van vakantiehuizen»?1
Vraag 2
Herkent u de signalen dat er «in de meeste gemeenten nog steeds jacht wordt gemaakt
op mensen die illegaal in een recreatiewoning wonen»?
Vraag 3
Hoe rijmt het bovenstaande met de aangenomen motie-Van Eijs c.s. over het toepassen
van de menselijke maat in de handhaving op permanente bewoning van recreatieparken?2
Vraag 4
In hoeverre ondersteunt u de oproep in het artikel dat gemeenten veel meer gebruik
zouden kunnen maken van dubbelbestemmingen, om zo wonen en recreatie mogelijk te maken?
Vraag 5
Deelt u de mening dat gemeenten de menselijke maat in het bijzonder moeten toepassen
op recreatieparken die worden herbestemd als gewone woonwijken onder toezicht van
uw aanjaagteam voor de permanente bewoning van recreatiewoningen?3
Vraag 6
Herkent u de in het artikel geschetste beeld dat gemeenten nog te veel kijken wat
er niet kan ten opzichte van permanente bewoning van recreatiewoningen, in plaats
van ook de kansen te zien?
Vraag 7
Deelt u de mening dat gemeenten, nu tijdens de tweede golf van de coronacrisis, mensen
die in recreatiewoningen wonen niet op straat moeten zetten en lasten onder dwangsom
moeten opschorten?
Vraag 8
Bent u bereid uw oproep richting de gemeenten d.d. 3 april 2020 tijdens de eerste
golf van de coronacrisis, nu tijdens de tweede golf te herhalen?4
Vraag 9
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Indiener
J.M. van Eijs, Tweede Kamerlid -
Medeindiener
D.A.N. Koerhuis, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.