Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuik over het bericht "Geen 4 maanden, maar één dag cel en taakstraf voor man (46) die betaalde seks met 16-jarig meisje had"
Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht «Geen 4 maanden, maar één dag cel en taakstraf voor man (46) die betaalde seks met 16-jarig meisje had». (ingezonden 5 november 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens
de Minister van Justitie en Veiligheid (ontvangen 11 december 2020). Zie Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 934.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht van BN de Stem van 27 oktober 2020, «Geen 4 maanden,
maar één dag cel en taakstraf voor man (46) die betaalde seks met 16-jarig meisje
had»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Deelt u de mening dat mensenhandel en gedwongen prostitutie bestaat doordat er klanten
zijn en dat zij hiervoor ook bestraft moeten worden?
Antwoord 2
Klanten die producten of diensten kopen waarbij mensenhandel betrokken is, hebben
een aanzienlijke rol bij het in stand houden van mensenhandel.
Klantenspelen een belangrijke rol in de bestrijding van mensenhandel en kunnen zo
bijdragen aan een veilige en gezonde sector voor sekswerkers. Enerzijds hebben zij
een signalerende functie en kunnen zij melding maken uitbuiting. Anderzijds kunnen
zij, als afnemers, misstanden voorkomen door geen gebruik te maken van illegale vormen
van prostitutie.
Het bericht van BN/de Stem gaat over een meerderjarige man die betaalde seks had met
een meisje van 16 jaar oud. Betaalde seks met minderjarigen is te allen tijde verboden;
Alle klanten die dergelijke praktijken in stand houden moeten hard worden aangepakt.
In de beantwoording bij vraag 9 ga ik hier nader op in.
Vraag 3
Kunt u ingaan op de bedoeling van de wetgever met de strafmaat in artikel248b Sr?
Antwoord 3
In artikel 248b Sr («Jeugdprostitutie») wordt degene strafbaar gesteld die ontucht
pleegt met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen
met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de
leeftijd van achttien jaren heeft bereikt. De wettelijke maximale straf die de rechter
bij artikel 248b kan opleggen is een gevangenisstraf van vier jaren of een geldboete
van de vierde categorie.
Met dit wettelijk strafmaximum wordt tot uitdrukking gebracht dat klanten van betaalde
seks met minderjarigen in deze leeftijdscategorie zich schuldig maken aan een ernstig
strafbaar feit. Tevens gaat hiervan een afschrikwekkende werking uit richting potentiële
klanten. Op artikel 248b Sr is daarnaast het taakstrafverbod van toepassing. Dat betekent
dat bij een veroordeling geen kale taakstraf kan worden opgelegd. Wel kan een taakstraf
worden gecombineerd met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende
maatregel.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u rechterlijke uitspraken die het taakstrafverbod omzeilen en daarmee
de intentie die de wetgever heeft met het taakstrafverbod, mogelijk ondermijnt?
Antwoord 4
Het OM en de rechtspraak hebben voor 248b Sr richtlijnen voor strafvordering respectievelijk
oriëntatiepunten voor de straftoemeting opgesteld. Zoals eerder aangegeven, kan bij
de daadwerkelijke straftoemeting in zaken waarin het taakstrafverbod van toepassing
is, een taakstraf wel worden gecombineerd met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf
of vrijheidsbenemende maatregel. Het is aan de rechter om de duur daarvan te bepalen,
waarbij een wettelijke minimumduur geldt van één dag.
Ik wil benadrukken dat elk persoon dat slachtoffer wordt van een zedenmisdrijf of
mensenhandel, er één teveel is. Dit doet echter niets af aan het feit dat de rechter
een ruime straftoemetingsvrijheid heeft en per individueel geval maatwerk kan leveren
en een passende straf kan opleggen.
Vraag 5
Kunt u cijfermatig inzichtelijk maken hoe de rechter sinds de invoering van het taakstrafverbod
heeft geoordeeld over klanten van minderjarige prostituees en kunt u op basis van
dat overzicht aangeven of er sprake is van een verontrustende trend van rechterlijke
uitspraken waar het taakstrafverbod wordt omzeild? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Inventarisatie zaken betreffende klanten minderjarige prostituee
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
20201
Totaal
Totaal aantal zaken waarin artikel 248b bewezen verklaard
0
3
8
39
29
17
8
5
12
121
Aantal zaken waarin artikel 248b bewezen verklaard en met als straf 1 of 2 dagen cel
en taakstraf
0
0
0
1
4
5
0
0
1
11
Bron: Raad voor de Rechtspraak
X Noot
1
1 januari t/m 6 november 2020
Vanaf 2012 is in totaal in 121 zaken iemand veroordeeld op basis van artikel 248b
Sr, waarvan elf maal een straf is opgelegd van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf
van één of twee dagen en een taakstraf, zo blijkt uit de inventarisatie van de Raad
van de Rechtspraak. Ik constateer dat in 2016 en 2017 het vaker voor is gekomen dat
een strafoplegging van 1 of 2 dagen cel en een taakstraf voorkwam na bewezenverklaring
248b, dan in de jaren hieraan voorafgaand. In 2018 tot en met november 2020 ligt dit
aantal lager.
Op basis van dergelijke kleine aantallen strafopleggingen waarbij sprake is van één
of twee dagen cel en taakstraf, met de jaren 2016 en 2017 die eruit springen, is het
lastig om te spreken van een trend.
Vraag 6
Acht u het wenselijk dat klanten van minderjarige prostituees weg komen met lage straffen
en deelt u de mening dat hiermee deze praktijken gemakkelijker in stand gehouden kunnen
worden?
Antwoord 6
Ik acht het wenselijk dat klanten van seks met minderjarigen worden bestraft. Binnen
de kaders die de wet schept, is de rechter vrij om een passende straf op te leggen.
Bestraffing van klanten van betaalde seks met minderjarigen is wat mij betreft ook
een onmisbaar onderdeel van mijn bredere aanpak van personen en organisaties die bij
mensenhandel, of daaraan verwante delicten, betrokken zijn. OM en politie hebben hun
strafrechtelijke aanpak van dit probleem afgelopen jaren reeds verscherpt. In het
geval van een opsporingsonderzoek naar seksuele uitbuiting van een minderjarige wordt
ingezet op het opsporen en vervolgen van de klant.
Vraag 7
Welke mogelijkheden ziet u om rechtszaken over mensenhandel voorrang te geven, zodat
deze sneller voor de rechter kunnen komen?
Antwoord 7
OM en de rechtspraak hebben een belangrijke rol in de afweging welke zaken wanneer
op zitting komen. Dit plannings- en appointeringsproces gebeurt in samenspraak en
samenwerking tussen OM en rechtspraak. Indien er behoefte is vanuit het OM om een
bepaalde categorie zaken met voorrang op zitting te plannen, kunnen daar lokaal afspraken
over worden gemaakt, door bijvoorbeeld van gewone zittingen, themazittingen te maken.
Waar er sprake is van voorlopige hechtenis is er al sprake van snellere behandeling.
Door het Bestuurlijk Ketenberaad (BKB) zijn vorig jaar professionele normen vastgesteld,
met het oogmerk om doorlooptijden binnen de strafrechtketen te verbeteren en stabiliteit
aan te brengen in zaakstromen.
Vraag 8
Wanneer komt u met een concrete uitwerking van het pakket van maatregelen om de koop
van seks met minderjarigen te ontmoedigen, naar aanleiding van motie Kuik c.s. (Kamerstuk
28 638, nr. 166)?
Antwoord 8
Klanten die seks kopen van minderjarigen moeten hard worden aangepakt. Gesterkt door
uw motie om – kortgezegd – met een pakket van maatregelen te komen om klanten die
seks kopen van minderjarigen, te ontmoedigen2 heeft mijn departement, samen met het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel
(CKM), de afgelopen maanden gewerkt aan een pakket van maatregelen om klanten op hun
verantwoordelijkheid te wijzen, en waar nodig strafrechtelijk aan te pakken. Uw kamer
is bij brief van 1 juli geïnformeerd over een viertal aandachtsgebieden waarbinnen
nieuwe maatregelen te verwachten waren3. Deze zijn in de voortgangsbrief over het programma Samen tegen Mensenhandel van
18 november jl.4 nader uitgewerkt.
Vraag 9
Wordt het harder kunnen aanpakken van personen die betaalde seks hebben met minderjarigen
door middel van het strafrecht ook onderdeel van dit pakket van maatregelen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 9
In de voortgangsbrief over het programma Samen tegen mensenhandel heb ik aangegeven dat ik het betalingsaspect bij de vervolging van klanten die seks
hebben gekocht van minderjarigen onder de zestien nader wil expliciteren. Ik beschouw
de aangenomen motie van lid Kuik en Van der Graaf (Kamerstuk 35570-VI, nr.5 als extra steun in de rug hierbij. Ter uitvoering hiervan wordt in het wetsvoorstel
seksuele misdrijven wettelijk geregeld dat betaalde seks met zestienminners strafverzwarend
is.
Tijdens de uitvoering van de maatregelen die in het kader van Motie Kuik c.s. werden
aangekondigd blijf ik met Politie en OM alert op kansen om de stafrechtelijke aanpak
een nadere impuls te geven. De onderzoeken naar een klantenprofiel en strafoplegging
die onderdeel maken van het maatregelenpakket, zullen mogelijk aangrijpingspunten
voor beleidsontwikkeling bieden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.