Schriftelijke vragen : Kansen(on)gelijkheid bij de toelating tot excellentieprogramma’s in het hoger onderwijs
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over kansen(on)gelijkheid bij de toelating tot excellentieprogramma’s in het hoger onderwijs (ingezonden 10 december 2020).
Vraag 1
Wat vindt u van de bevindingen van de Radboud Universiteit en Kenniscentrum Beroepsonderwijs
Arbeidsmarkt (KBA) Nijmegen dat studenten met ouders die laag zijn opgeleid en modaal
verdienen, minder kans maken op selectie voor een excellentieprogramma in het hoger
onderwijs en dat selectie aan de poort niet blijkt te voorspellen of een student het
excellentieprogramma succesvol zal afronden?1
Vraag 2
Wat betekenen deze bevindingen voor de kansengelijkheid van studenten in het hoger
onderwijs?
Vraag 3
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit onderzoek, dat zich specifiek richtte op vier instellingen,
breder in het hoger onderwijs wordt uitgevoerd?
Vraag 4
Hoe gaat u zorgen dat de sociaaleconomische positie van (ouders van) studenten niet
langer een rol speelt bij de toelating tot excellentieprogramma’s en wat gaat u dus
ondernemen om de kansengelijkheid bij de toelating tot excellentieprogramma’s te vergroten?
Vraag 5
Hoe gaat u de vormgeving van deze selectieprocedures ondersteunen, nu veel onderzoekers
erkennen dat zij hiermee veel moeite hebben?
Vraag 6
Hoe gaat u waarborgen dat voortaan bij de selectie voor excellentieprogramma’s uitsluitend
wordt gebruik gemaakt van selectiefactoren en -methoden die een (wetenschappelijk)
aangetoonde wetenschappelijke waarde hebben?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.A.E. van den Hul, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.