Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Buitenweg en Kröger over het mogelijk instellen van een (regionale) avondklok-maatregel
Vragen van de leden Buitenweg en Kröger (beiden GroenLinks) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties over het mogelijk instellen van een (regionale) avondklok-maatregel (ingezonden 6 november 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de ministers
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(ontvangen 9 december 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021,
nr. 941.
Vraag 1
Klopt het dat u voor het mogelijk instellen van een (regionale) avondklok-maatregel
gebruik wil maken van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en/of de Wet buitengewone
bevoegdheden burgerlijk gezag?
Antwoord 1
Het instellen van een avondklok is op dit moment niet aan de orde, maar het klopt
dat het instellen van een avondklok zou zijn gebaseerd op (artikel 8, eerste lid,
van) de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Wbbbg).
Vraag 2
Waarom overweegt u, in tegenstelling tot eerdere momenten tijdens de covid-19 pandemie,
nu wel om de noodtoestand uit te roepen of de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk
gezag in te zetten, terwijl eerder op expliciete vragen hierover in de Nota naar aanleiding
van het verslag bij de Wet tijdelijke maatregelen covid-19 het volgende werd geantwoord
«Dit is niet overwogen. Het afkondigen van een noodtoestand is een zeer vergaande
maatregel, die sinds de totstandkoming van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden
nog niet is ingezet. Het inzetten van noodbevoegdheden moet zijn ingegeven door de
constatering dat reguliere bevoegdheden ontoereikend zijn om de crisis te beheersen.
Het reguliere instrumentarium op grond van de Wet publieke gezondheid bleek in de
eerste fase van de bestrijding van deze crisis echter voldoende om de noodzakelijke
maatregelen te treffen, waardoor het afkondigen van een noodtoestand niet noodzakelijk
werd geacht. Voor de volgende fase van de bestrijding van de epidemie van het virus
biedt de regeling in dit wetsvoorstel een solide basis voor de maatregelen die in
de komende periode noodzakelijk kunnen zijn. Het wetsvoorstel is ingegeven vanuit
de overtuiging dat voor een langere periode, een specifieke juridische en democratisch
beter gelegitimeerde grondslag nodig is. Zoals vermeld in § 10.4.3 van het algemeen
deel van de memorie van toelichting maakt de activering van het staatsnoodrecht het
met dit wetsvoorstel beoogde maatwerk niet mogelijk.»?1 Kan de regering heel specifiek ingaan op het feit waarom de regering anderhalve maand
nadat zij voorgaand aan de Kamer stuurde hier nu anders over denkt?
Antwoord 2
Het afkondigen van een noodtoestand is en wordt niet overwogen. Activering van artikel
8 Wbbbg betekent niet dat er een noodtoestand wordt afgekondigd. De Wbbbg is een noodwet,
maar diverse artikelen uit de Wbbbg, zoals artikel 8, kunnen zonder het afkondigen
van een noodtoestand in werking worden gesteld (de zogeheten separate toepassing).
Dit is bepaald in artikel 1, eerste lid, Wbbbg.
Het in vraag 2 opgenomen citaat is een antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie
of de regering – in het kader van het afkondigen van de beperkte of algemene noodtoestand
– op enig moment heeft overwogen de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden (Cwu) te
gebruiken.2 Daarvan was en is als gezegd geen sprake, en daarover zijn wij dus niet anders gaan
denken. Op 30 september 2020, de dag waarop de Tweede Kamer de nota naar aanleiding
van het verslag ontving, heeft de Minister-President bovendien in het debat met de
Kamer gezegd dat aan een avondklok haken en ogen zitten, ook juridisch en maatschappelijk,
maar dat we niet de luxe hadden een avondklok als mogelijkheid af te voeren.3 Bij de beantwoording van vragen van de leden van de GroenLinks-fractie in de Eerste
Kamer over de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) wezen wij op 23 oktober 2020
bovendien al op artikel 8 Wbbbg en de mogelijkheid tot separate toepassing daarvan.4 Ook over de mogelijkheid eventueel een avondklok in te stellen en die bepaling zijn
wij dus niet anders gaan denken sinds de beantwoording van die vraag.
Vraag 3
Waarom is de mogelijkheid van een avondklok niet in de Wet tijdelijke maatregelen
covid-19 voorgesteld?
Antwoord 3
De Twm komt in de plaats van de noodverordeningen die de voorzitters van de veiligheidsregio’s
hebben vastgesteld. In die noodverordeningen staat geen avondklok. Bovendien was er
geen reden daartoe een voorstel te doen: een avondklok was inhoudelijk niet aan de
orde en zou zij aan de orde komen, dan kan hetzij artikel 8 Wbbbg worden aangewend,
hetzij een specifiek daartoe strekkend wetsvoorstel worden ingediend. Zie ook het
antwoord op vraag 6.
Vraag 4
Mocht de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden worden overwogen, overweegt u dan
de algemene of beperkte noodtoestand?
Antwoord 4
De aanwending van die wet en het afkondigen van een noodtoestand worden niet overwogen.
Vraag 5
Overweegt u naast een avondklok op grond van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk
gezag ook andere maatregelen die kunnen worden genomen op grond van deze wet in te
zetten? Zo ja, welke?
Antwoord 5
Nee.
Vraag 6
Deelt u de mening dat de inzet van de mogelijkheden die de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden
en de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag biedt, ingaan tegen de bedoeling
van de Wet tijdelijke maatregelen covid-19 waarin de Tweede Kamer een expliciete rol
heeft bij het instellen van beperkende maatregelen en dat dit bij de inzet van de
Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en bij de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk
gezagvooraf niet het geval is? Zo ja, waarom kiest u hier in dit geval expliciet voor?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
De Twm is een gewone wet en de Cwu en de Wbbbg zijn noodwetten, die daarnaast bestaan
in het kader van het staatsnoodrecht. Bij het staatsnoodrecht heeft de wetgever gekozen
voor eigenstandige voorzieningen inzake parlementaire betrokkenheid (zie de artikelen
1 en 2 Cwu en artikel 1 Wbbbg). Zoals is aangegeven in antwoord op vragen van de GroenLinks-fractie
in de Eerste Kamer bij de behandeling van het Twm-wetsvoorstel, sluit de Twm aanwending
van de Cwu juridisch niet uit en is de inzet daarvan dan ook niet geheel ondenkbaar
voor niet in de Twm voorziene maatregelen. Ook is opgemerkt dat, zou een avondklok
concreter aan de orde komen, daarvoor hetzij een afzonderlijke basis in een wet in
formele zin moet worden voorgesteld, hetzij toepassing moet worden overwogen van het
staatsnoodrecht, in casu artikel 8 Wbbbg.5
Vraag 7
Op welke wijze wordt de Tweede Kamer vooraf betrokken bij een eventueel besluit om
ter bestrijding van het covid-19 virus de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden en/of
de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag in te zetten?
Antwoord 7
Indien onverhoopt binnen de huidige crisis het instellen van een avondklok noodzakelijk
geacht wordt, dan kan dat alleen als voorafgaand bij koninklijk besluit de bevoegdheid
daartoe is geactiveerd. Van een voornemen daartoe zal mededeling worden gedaan aan
de Staten-Generaal, zodat daarover desgewenst tussen regering en Staten-Generaal van
gedachten kan worden gewisseld, tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet.
Vraag 8
Kunt u aangeven hoe de inhoudelijke afweging over de vraag of de invoering van een
verregaande avondklok-maatregel effectief en noodzakelijk is, wordt gemaakt? Worden
andere minder verstrekkende maatregelen die hetzelfde doel kunnen bewerkstelligen
overwogen? Zo ja, welke zijn dit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 8
Het instellen van een avondklok is een specifieke maatregel in een specifieke situatie.
Omdat, zoals hierboven gesteld, het instellen van een avondklok op dit moment niet
aan de orde is, is het niet zinvol in te gaan op de afwegingen die gemaakt moeten
worden bij het instellen van een avondklok.
Vraag 9
Kunt u aangeven welke afwegingen worden gemaakt bij het instellen van een avondklok?
Kunt u hierbij specifiek ingaan op het tijdstippen waartussen de avondklok in werking
zal zijn en welke uitzonderingen u voor ogen heeft en hoe dit gehandhaafd zal gaan
worden?
Antwoord 9
Zie het antwoord op vraag 8.
Vraag 10
Kunt u deze vragen één voor één en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Antwoord 10
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.