Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Groot over EKO1000-vallen voor ratten en muizen
Vragen van het lid De Groot (D66) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de EKO1000-vallen (ingezonden 5 oktober 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 30 november
            2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020–2021, nr. 492.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bestaan van de EKO1000-vallen, die onder andere gebruikt worden
               om muizen of ratten te vangen?
            
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2
            
Bent u ook bekend met kritiek van de Dierenbescherming uit 2019 dat ratten en muizen
               door het gebruik van deze val onnodig lijden omdat zij langzaam verdrinken, in plaats
               van bedwelmd raken door een middel (EKOFIX100), zoals wordt beloofd door de producent?1
Antwoord 2
            
Ja.
Vraag 3
            
Kunt u toelichten of de EKO1000-val daarmee in strijd is met artikel 24 van de Wet
               natuurbescherming (dieren mogen niet onnodig lijden bij het doden)?
            
Antwoord 3
            
In artikel 3.10 van het Besluit natuurbescherming zijn de middelen aangewezen die
               geschikt zijn voor het vangen en doden van dieren, waarmee het verboden is om zich
               buiten gebouwen te bevinden. Kastvallen zijn uitgezonderd van deze aangewezen middelen
               en derhalve te gebruiken voor het bestrijden van onder meer zwarte ratten, bruine
               ratten en huismuizen. Indien in die kastvallen biociden worden gebruikt, dan moeten
               die een toelating van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen
               en biociden (Ctgb) hebben. Het vangen en doden van dieren kan gepaard gaan met lijden.
               Volgens artikel 3.24, eerste en derde lid, van de Wet natuurbescherming dient onnodig
               lijden bij het te doden of te vangen dier voorkomen te worden. Navraag bij Wageningen
               University & Research (WUR) en het Kennis- en Adviescentrum Dierplagen leert dat er
               geen wetenschappelijke onderzoeksgegevens beschikbaar zijn op basis waarvan geconcludeerd
               kan worden dat de EKO1000-val leidt tot onnodig lijden.
            
Het uitgangspunt bij de bestrijding van knaagdieren is de aanpak volgens geïntegreerde
               knaagdierbeheersing (IPM). IPM betekent inzetten op preventie, het toepassen van niet-chemische
               middelen, en vervolgens het eventueel toepassen van chemische middelen. Door de strengere
               eisen voor toepassing van IPM bij de bestrijding van knaagdieren zal het gebruik van
               niet-chemische middelen, waaronder kastvallen zonder biociden, naar verwachting toenemen.
               In dit licht bezien, vind ik het van belang om meer inzicht te krijgen in de effectiviteit
               en welzijnsvriendelijkheid van kastvallen voor de bestrijding van ratten en muizen
               en heb ik WUR opdracht gegeven dit te onderzoeken. De EKO1000-kastval wordt in dit
               onderzoek meegenomen. De eindrapportage van dit onderzoek wordt in het vierde kwartaal
               van 2021 opgeleverd.
            
Vraag 4
            
Klopt het dat het bedwelmingsmiddel dat werd gebruikt in de EKO1000-val ten tijde
               van de introductie op de Nederlandse markt, niet was getoetst door het College voor
               de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)?
            
Antwoord 4
            
Ja.
Vraag 5
            
Klopt dat dit middel sinds de publicatie van het artikel uit 2019 wel is getoetst
               door het Ctgb, met als conclusie dat het middel niet was toegestaan?
            
Antwoord 5
            
Nee, het middel is niet getoetst door het Ctgb. Het Ctgb toetst biociden op aanvraag.
               Voor het bedwelmingsproduct EKOFIX100 heeft het Ctgb geen aanvraag ontvangen. Wel
               is aan de servicedesk van het Ctgb hierover een vraag gesteld en is hierop in algemene
               zin door Ctgb de informatie gegeven dat indien de gebruikte vloeistof ratten doodt
               dat dan het gebruik zonder toelating niet is toegestaan.
            
Vraag 6
            
Klopt het dat de EKO1000-vallen desondanks nog steeds te koop zijn in Nederland?
Antwoord 6
            
Ja.
Vraag 7
            
Kunt u delen of de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) sinds het gesprek met
               de Dierenbescherming stappen heeft ondernomen tegen de verkoop van dit middel?
            
Antwoord 7
            
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is de bevoegde instantie voor toezicht
               en handhaving in de handel van biociden voor professioneel gebruik. De Nederlandse
               Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) houdt toezicht op de verkoop van biociden aan consumenten.
               In dit geval heeft de ILT contact gehad met de belangrijkste importeur van desbetreffende
               vloeistof in de val, EKOFIX100, omdat de vloeistof een in Nederland niet-toegelaten
               biocide betreft. Deze importeur heeft de verkoop van het product daarop gestaakt.
               De vloeistof voor gebruik in de EKO1000-val wordt echter nog wel door anderen op internet
               aangeboden, maar het gebruik daarvan is in Nederland dus niet toegestaan. Zowel de
               verkoper als de koper zijn daarmee in overtreding.
            
Vraag 8
            
Deelt u de mening dat als het middel inderdaad in strijd is met de Wet natuurbescherming
               en een negatieve toetsing heeft ontvangen van het Ctgb, het niet te koop zou mogen
               zijn op de Nederlandse markt?
            
Antwoord 8
            
De EKOFIX100 vloeistof heeft geen toelating van het Ctgb en mag dus niet worden aangeboden
               op de Nederlandse markt met een biocideclaim of doel.
            
Vraag 9
            
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 9
            
Ja.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit - 
              
                  Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.